Vertrouwen op Gods vaderlijke leiding.
Je een kijk op de wereld laten aanzeggen.
Om zo luisterend te leven.
Dat Gods plan door alles heen volvoert wordt
en dat Hij heel zijn schepping tot volmaaktheid zal leiden.

CHRISTUS KONING – 20 november 2011

Goeiemorgen lieve mensen,
Vandaag is het het feest van Christus Koning! De laatste zondag van het kerkelijk jaar. Misschien een moment om eens terug te blikken…
Het evangelie zegt ons vandaag: “Wat ge doet aan de kleinsten, dat hebt ge ook aan Mij gedaan.”
Jezus beschrijft daarbij de barmhartigheden. Ik overloop ze met u. We kunnen ze telkens letterlijk nemen of interpreteren.

  • “Ik had honger en gij hebt Mij te eten gegeven.”
    Hebben wij het voorbije jaar hongerigen gevoed? Dat kunnen naasten zijn of vreemden.. Of ben je ingegaan op iemand die honger had naar vriendschap? Of waren je daden misschien een antwoord op iemands honger naar gerechtigheid?
  • Ik had dorst en gij gaf mij te drinken.”
    Misschien gaf je effectief iemand water te drinken die het werkelijk nodig had. Of had iemand misschien dorst naar Levend Water en vertelde je hem of haar over de Heilige Geest?
  • En dan: “Ik was een vreemdeling en gij hebt Mij opgenomen.”
    Hebben we het voorbije jaar iemand in ons hart opgenomen die eerst een vreemdeling was? Misschien een uitgestotene? Of iemand die niet helemaal in het plaatje van de maatschappij past?
  • “Ik was naakt en gij hebt Mij gekleed.”
    Had misschien iemand in jouw omgeving warmte nodig? Zorgde je misschien voor een hartverwarmende ontmoeting?
  • “Ik was ziek en gij hebt Mij bezocht.”
    Hebben we aandacht besteed aan onze zieken dit jaar? Fysiek zieken of mentaal zieken…
  • “Ik was gevangen en gij hebt Mij bezocht.”
    Misschien heb je wel een werkelijk bezoek aan de gevangenis gebracht. Of misschien voelde iemand zich opgesloten in zichzelf, in zijn of haar huis of was die iemand misschien gevangen door negatieve gedachten.

Wat je doet aan de kleinsten, dat heb je aan Mij gedaan.
Ik wil hier toch nog even verder op in gaan vanuit mijn eigen ervaring.
Op een bepaald moment in mijn leven vond ik mezelf goed bezig als christen. Ik was namelijk heel veel bezig met het helpen van mensen rondom me. Maar ik hielp zò de anderen dat ik mezelf en God voorbijliep. Achteraf besefte ik dat ik anderen hielp om mijn gevoel van eigenwaarde te versterken.
Mijn helpen was niet gebaseerd op een evenwaardige relatie. In feite keek ik neer op de anderen of op mezelf. ’t Is maar hoe je ’t bekijkt.
Wat ik wil zeggen, is dat er ook een valkuil is bij deze barmhartigheden. Weet dat je zowel tot de groep behoort die drinken geven, kleren geven, zieken bezoeken als tot de groep van de allerkleinsten! Ook jij kan honger hebben, dorst hebben, ziek zijn…
De twee groepen zijn evenwaardig aan elkaar!
Helpen kan je niet van op een voetstuk. Helpen doe je vanuit je hart met respect voor je medemens. Het gaat om een ingesteldheid, een manier van zijn, het doen staat niet per se centraal, wèl de manier waarop je het doet.
Helpen begint vanuit een positieve relatie met jezelf en met God. Pas dan kan je werkelijk barmhartig zijn…

Dorien Vanbel

33ste ZONDAG door het jaar – 13 november 2011

Het zal u wel niet verrassen dat er in het evangelie van vandaag één bepaalde zin in dit verhaal van de drie dienaars wel is blijven hangen. Die Heer, die terug kwam van zijn reis, zegt tot de luie dienaar:” je had mijn geld dus naar de bankiers moeten brengen en dan zou ik het met rente hebben opgevraagd”.
In de vertaling die ik gebruikt heb, is er sprake van vijf duizend goudstukken, wat overeen zou komen met vijf talenten. Omgerekend in euro zou één talent 1 miljoen euro zijn .
Aan deze zin uit het verhaal merk je dan wel hoe dit tijdsgebonden is: hoe waren die bankiers in Jezus’ tijd? En hoe rijk stelt Jezus die man wel voor die op reis gaat? Het is natuurlijk wel een gelijkenis.
Die luie dienaar zegt dan ter verdediging o.a.: “ik was bang…” zo vraag ik mijzelf af of angst soms mij ook tegenhoudt om te werken met gekregen talenten, talenten staat dus duidelijk voor “gaven van God om mee te werken Zouden mensen die zich beroepen op geboden en verboden om niet echt te werken met hun talenten ook niet bestaan?
Wij gebruiken het woord talent in de betekenis van een aanleg of een gave van nature, maar voor Jezus is dat in die parabel duidelijk een verwijzing naar een gave van God.
Kan je bv. zeggen dat de president van Europa rijker aan gaven is dan een monnik die in stilte en gebed zijn leven doorbrengt in een abdij? Kan je bij jezelf merken wat jij hebt meegekregen om mee te werken?
Maandelijks ga ik op bezoek bij een vrouw die in februari volgend jaar 93 jaar wordt en die van haar 5°jaar verlamd is. Ze moet haast bij alles geholpen worden. Ze kan alleen in een speciale stoel zitten of op haar bed liggen. Bij mijn laatste bezoek zei ze dat ze nog 36 kg. woog. Ze heeft pijn in heel haar lichaam en wordt blind en doof. Geestelijk is ze nog helemaal gezond en ze heeft een geweldig geheugen.
Ze vraagt zichzelf vaak af wat nu toch de zin van haar leven is en bidt elke dag om de kracht te krijgen haar kruis te dragen. Wat zijn haar talenten?
Bij een eerder bezoek vertelde ze dat een verzorgster haar in bed kwam leggen en zei:” mijn diensttijd zit er bijna op en dan moet ik thuis nog gaan koken voor mijn gezin.” Waarop Anna reageerde:” moeten?…gij kunt dat, ik heb dat nooit gekund”. Waarop die verzorgster reageerde: “ik heb dat nog nooit zo bekeken”.
Voor Anna is dat heel gewoon, ze noemt zichzelf een frank blad. Maar hoeveel mensen zou zij al niet hebben doen nadenken in haar lange leven en is dat niet werken met een talent?
Ik denk dat wij mensen het best met onze talenten werken als we wat doen of laten, zeggen of zwijgen, al naar gelang wie we zijn en als we het van onszelf maar heel gewoon vinden dat we zus of zo handelen.
En dan denk ik nu terug aan de eerste lezing, die een loflied is op een goede vrouw.:” wie zal haar vinden?” Ook in de spreuken staat een zinnetje dat bij mij blijft hangen: “ze is altijd aan het spinnen of aan het weven”. Hopelijk worden we nooit gewoon aan mensen die ons blijven verbazen en durven we er in geloven als wij al eens iemand anders verwonderd doen opkijken.
Bij mijn laatste bezoek aan Anna zegde ze dat ik mijn vrouw moest bedanken omdat ze me enkele uren wilde missen om haar te komen bezoeken…Iemand dus die me blijft verbazen.

Guido Van Hove

32ste ZONDAG door het jaar – Olie, teken van vurige hoop – 7 oktober 2011

Misschien is het goed om deze tekst zowel qua tijdsgeest als qua inhoud eerst te situeren. De eerste Christenen leefden in de verwachting van een spoedige terugkomst van Christus. Toen Matteüs deze parabel in de jaren 70-80 schreef, was er bij de christen gemeenschap een zekere lusteloosheid merkbaar. De broederlijke liefde koelde af en de inzet voor gerechtigheid verflauwde. Vandaar deze oproep tot meer waakzaamheid en werkzaamheid.
Deze parabel van de tien bruidsmeisjes is, zoals de meeste parabels, uit het leven gegrepen. Het baseert zich op een bruiloftstoet in het toenmalige Palestina. Op de vooravond gaat de bruidegom zijn bruid halen in het huis van haar vader. Ze worden dan plechtig en feestelijk in een draagkoets onthaald in zijn huis voor het huwelijksfeest. Een stoet van vrienden, muzikanten en bruidsmeisjes, met fakkels in hun handen begeleidt hen. Deze fakkels bestonden uit met lappen omwikkelde stokken. Deze werden in olie gedrenkt en bleven slechts een beperkte tijd branden. Het was dus noodzakelijk om reserveolie bij te hebben. Soms nam het onderhandelen over de geschenken voor de bruid veel tijd in beslag waardoor het wachten op de bruidegom lang kon duren.
Als we vandaag deze tekst analyseren, dan zien we drie delen. In het begin wordt aangegeven dat de bruidegom verwacht wordt. In het middenstuk is de bruidegom komende – en verbaast ons de strenge, asociale zelfs egoïstische houding van de slimme bruidsmeisjes tegenover de onbegrijpelijk nalatige meisjes. Ten slotte zijn we verrast als de bruidegom die aangekomen is in het laatste deel de dwaze meisjes niet toelaat tot het feest.
Olie vormt een sleutelelement in dit verhaal. Olie als bron van vuur, licht en warmte. Wat houdt de fakkel brandend, we zien een vlam, maar olie is net als de Geest de onzichtbare kracht. Olie is al het goede dat in ons zit en dat ons drijft, onze idealen, onze dromen en onze hoop. Olie staat symbool voor de spirituele energie. De bron van ons geloof vinden we in het evangelie, dat gevoed en verdiept wordt door lectuur, studie, gebed en bezinning. Hierdoor is ons geloof beter bestand tegen erosie, en vertaalt het zich in een grotere standvastigheid en vurigheid van ons geloof. Dit stelt ons in staat een geloofwaardig getuigenis af te leggen onder meer door actieve dienstbaarheid. Het is duidelijk dat deze christelijke grondhouding een groeiproces is, diep in ons aanwezig en niet zozeer mededeelbaar zelfs als we dit zouden willen. Op deze manier moeten we het antwoord van de slimme bruidsmeisjes dan ook kaderen en interpreteren.
Vandaag leven wij, christenen, niet meer in die gespannen verwachting van Christus’ snelle wederkomst. We leven in het heden, en wat Lucas schrijft, spreekt ons meer aan: ‘Het Rijk Gods is midden onder U (Lc.,17,21)’. Dit Rijk Gods komt niet uit de lucht vallen en wordt ons niet opgedrongen. Het is onze eigen zaak. Allereerst is er de grondhouding van waakzaamheid, want enkel in een wakkere gemeenschap kan het Rijk Gods tot uiting komen. Wees waakzaam in de momenten van je leven die beslissend zijn. God komt tot ons in de kleine momenten: een ontmoeting, een goed boek, een speciale gebeurtenis. Deze waakzaamheid maakt helderziend en scherpt de oren. Daarnaast is er de grondhouding van de werkzaamheid. Dit vraagt actie, dynamiek, bewogenheid om efficiënt werkzaam te zijn. Belangrijk is dat we beseffen dat we zelf verantwoordelijk zijn voor ons eigen doen en laten en dit niet laten afhangen van anderen. Soms is er de indruk dat wij net zoals in de periode van Matteüs ingedommeld zijn. Dat we onze stem te weinig laten horen, te weinig verontwaardigd zijn. We leggen ons gemakkelijk neer bij de feiten, denkend dat er toch niets aan te doen is. Is de olie van onze hoop opgedroogd? Vandaag krijgen we een oproep in het evangelie om te leven met een verwachting, met een ideaal, met een streven, ons leven zin te geven. Dit betekent dat we onze talenten daadwerkelijk inzetten voor de ons toegewezen opdracht. Het blijven opkomen voor gerechtigheid in alle facetten van onze samenleving, een niet aflatende inzet voor armen, een basis- houding van vergiffenis en verzoening. Zodat we licht brengen waar het duister is en vreugde waar mensen bedroefd zijn. Immers de bruid moet de bruidegom waard zijn.
Graag wil ik afronden met een toepasselijk gebed van de dominicaan B.J.De Clercq.
Geef ons een scherpe blik, die ons doet zien waar uw wil geschiedt en Uw Rijk aan het komen is. Maak ons spits van oor, dat we uit ons slapend geloof gewekt worden door de roep van het onverwachte. Blaas onze verwachtingen leven in en geef ze de goede richting, dat de tekenen van hun vervulling ons niet ontgaan. Maak ons vastberaden en volhardend in onze wil om uw wil ook door ons te doen geschieden. En leid ons niet in bekoring van ongeloof mits de hulp van uw genade.

Rik Wyffels

27ste ZONDAG door het jaar – Gave en Overgave – 2 oktober 2011

Oktober noemen we vanouds de wijnmaand, en in de lezingen gaan we vandaag tweemaal op bezoek in een wijngaard. Twee verhalen over een wijngaard met een goede 500 jaar tussen, en tweemaal loopt het faliekant af. Tweemaal heeft de wijngaardenier er alles op gezet om een mooie oogst binnen te halen, en tweemaal ziet hij zijn mooie dromen in rook opgaan.
Twee eigenaars hebben op geen kosten of moeite gekeken om van hun wijngaard een model te maken: een stevige omheining, de stenen weg geraapt om het bewerken te vergemakkelijken, uitgelezen wijnstokken geplant, een wachttoren gebouwd om alles te beveiligen, ja zelfs een perskuip in de wijngaard zelf om de druiven het transport in het warme weer te besparen, ja, echt niets is aan het toeval overgelaten, noem maar wat op en ze hebben eraan gedacht. Wat had ik nog meer kunnen doen, zegt de vriend uit het eerste verhaal. Er blijft nu alleen nog het hoopvol uitkijken naar de oogst, voor elke wijnbouwer een moment van angstige spanning. Want tot op het laatste moment kan er nog zoveel misgaan: langdurige regens, een stevige hagelbui, schimmelziekte: elke morgen kijkt de wijnbouwer met een bang hart naar de lucht en naar de grond.
En hoe vergaat het de eerste wijnbouwer? De vriend in het verhaal blijkt nu de verteller zelf te zijn. Zijn druiven willen maar niet rijpen, het blijft bij verzuurde bessen. En daarmee komt meteen de aap uit de mouw, want zijn toehoorders kunnen er niet vrijblijvend bij staan te luisteren, hij nodigt ze uit om een oordeel uit te spreken, een standpunt in te nemen, want zij spelen zelf ook een rol in het verhaal, de parabel gaat over henzelf, het Joodse volk. Wat had ik nog meer kunnen doen dat ik niet gedaan heb? Vraagt de wijnbouwer, en nu blijkt dat hij het in zijn verhaal eigenlijk heeft over de relaties van God met zijn uitverkoren volk.
Jesaja vertelt zijn verhaal in de periode vóór de ballingschap en het stelt in het vooruitzicht wat er zou kunnen gebeuren als het roer niet omgegooid wordt. Niets blijft er over van die mooie wijngaard: de omheining moet er aan geloven, muren worden gesloopt, de wijngaard wordt kaalgevreten en geraakt verwilderd, alles overwoekerd door doornen en distels. Allemaal beelden die de nakende ballingschap voor ogen halen.
Als Jezus later het wijngaardverhaal vertelt dat Matheus opgetekend heeft, dan is Hij natuurlijk vertrouwd met het verhaal van Jesaja: Hij kent zijn klassiekers, en zijn Joodse toehoorders kunnen zeker zelf ook wel het verband leggen.
Maar Jezus geeft meteen ook een andere wending aan Jesaja’s verhaal. Want hier is met de oogst alles wel in orde, alles heeft meegezeten zodat er nu rijpe, gezonde druiven aan de stokken hangen en het komt er alleen nog maar op aan om die in goede omstandigheden binnen te halen.
Maar dat hebben de pachters ook wel in de gaten, aan het loon dat ze mogen verwachten hebben ze niet genoeg. De verleiding om de verlokkende oogst in eigen handen te houden is te groot en ze smeden snode plannen. De dienaars die door de landeigenaar uitgestuurd zijn moeten het bekopen: de een wordt mishandeld, een ander gedood of gestenigd. En als daarna een sterkere ploeg met meer gezag uitgestuurd wordt die mogelijk meer indruk zal maken, loopt het even verkeerd af.
Maar de landeigenaar geeft niet op, hij wil alles op alles zetten, alles proberen. Dan maar zijn eigen zoon er op afgestuurd, maar de werkers zijn daar niet door afgeschrikt en ook die moet het ontgelden.
Op het ogenblik dat Jezus zijn verhaal vertelt, heeft het nog de waarde van een verwittiging, een waarschuwing. Wanneer Matheus zijn evangelie later neerschrijft, heeft zijn gehoor natuurlijk ook al vlug begrepen waar het om gaat: zij weten wat er ondertussen met Jezus gebeurd is.
Het aanbod van God blijft aanbod: wie het verwerpt zal ermee moeten leven dat het aan anderen aangeboden wordt. En dat steekt natuurlijk bij het uitverkoren volk dat rekent op een voorkeursbehandeling, terwijl het alleen maar een grotere verantwoordelijkheid draagt.
In het eerste verhaal loopt het met de wijngaard uit op een mislukking: als er niets verandert, loopt alles dood. Het tweede verhaal leert ons dat God onuitputtelijk is in zijn aanbod: alleen de bestemmeling verandert als de eerste niet meewil.
Het aanbod van God is er: vraag is hoe wij ermee omgaan, hoe kan het wel goed lopen met de wijngaard?
Wat leren wij uit deze twee verhalen, hoe gaan wij om met de wijngaard van de Heer? We kunnen er heel wat uit opsteken.
Onze verantwoordelijkheid voor de schepping springt er uit, maar werken alleen is niet voldoende. Onze arbeid leren wij beleven als een beroep, een roeping. En wie zijn inspanningen alleen maar op zichzelf gericht houdt, schiet tekort. Heel ons werk in de wijngaard moet ook ten dienste staan van de medemens, de samenleving, ja van de Schepper.
Onze aanwezig zijn in de wijngaard, ons leven kunnen we dus in dankbaarheid aanvaarden en er tegelijk een gave en een opgave in zien, er in eerbied leren mee omgaan.
Het komt er niet alleen op aan wat we presteren als mens, we kunnen er een diepere zin in leggen door het te beleven als een lofbetuiging aan de Schepper en het ten dienste te stellen van onze medemensen.
Dat zal ons in staat stellen de diepere vreugde te vinden die we nergens anders kunnen vinden en die niemand ons kan ontnemen, dat maakt van ons dankbare mensen die in hun leven Gods vrede hebben leren ontdekken: maar dan niet om die om die alleen maar veilig en achter slot te bewaren en op te bergen in ons eigen hart.

Bert Taeymans

24ste ZONDAG door het jaar – 11 september 2011

In het evangelie van vandaag hoorden we de bekende uitspraak van Jezus dat we elkaar zeventig maal zeven keer moeten vergeven, gevolgd door de bekende parabel van de dienaar die, hoewel zijn schuld door zijn meester werd kwijtgescholden, zelf onbarmhartig blijft tegenover zijn mededienaar.
Het eerste deel belicht het essentieel verschil tussen ons, mensen, en God.
Petrus hanteert het cijfer zeven niet zomaar: het is staat symbool voor goddelijke volheid. Hij denkt zeer gul te zijn en te handelen ‘zoals God’. Maar het antwoord van Jezus, zeventig maal zeven, duidt op het begrip ‘oneindig’. Dat kunnen de apostelen moeilijk vatten. Daar botsen wij ook op.
Ons vermogen om te geven, lief te hebben en te vergeven is zo beperkt dat het in het niet valt tegenover de oneindige liefde en barmhartigheid van God. En de hardheid van ons hart, onze bekrompenheid, onze gebreken kunnen we onmogelijk goed maken ten overstaan van God. Zestig miljoen zilverstukken zijn we verschuldigd, volgens de parabel van Jezus. Daar is geen beginnen aan. Daarom bedacht God de enig mogelijke oplossing: zijn volmaakte geliefde zoon sturen om de schuld te vereffenen, eens en voor goed, voor elk mens die schuld bekent. Dat is zo overweldigend dat we dit tijdens ons leven op aarde nooit ten volle zullen begrijpen.
Dit besef varieert volgens de periode in de geschiedenis, en ligt anders van mens tot mens.
Er waren tijden waarin het zondebesef alles overschaduwde en de mensen onder schuld en angst gebukt gingen. Vandaag ligt het anders en wordt ‘goed en kwaad’ vervangen door ‘doe maar zoals je het voelt’. Ik hoorde onlangs een overtuigde katholiek zeggen: ik hoef niet te gaan biechten, ik doe toch geen kwaad?’
Is het niet vreemd dat juist de heiligen zich heel sterk bewust zijn van hun zondigheid? Ze staan zo dicht bij God, ze kennen Hem zo goed, van binnenuit a.h.w., dat ze de grote afstand tussen Zijn Oneindige Liefde en hun beperkte menselijke liefde al te goed beseffen.
Zo zegt Theresia van Lisieux dat ze heel goed weet dat, als ze niet zwaar in de fout gaat, ze dat niet aan haar sterk karakter te danken heeft, maar dat dit zuiver een genade is die God haar geeft.
Daarom loopt het hart van de heiligen over van dankbaarheid en vreugde voor het unieke geschenk van Gods barmhartigheid. Heiligen zijn blije mensen omdat ze zich bemind weten, zoals ze zijn.
Wanneer we elke dag oefenen in het dankbaar zijn, dankbaar voor het leven, voor elk klein en groot geschenk, en ook voor steeds opnieuw gegeven kans om weer op te staan, dan bereiden we de weg voor een vergevingsgezinde en milde houding tegenover de anderen.
En daarmee zitten we in het tweede deel van het verhaal: ‘vergeef de ander zijn schuld’.
We begrijpen de logica wel. En twintig eeuwen christendom heeft ons al tot het besef gebracht dat vergelding niets uithaalt en ons zelf ook schaadt.
We zijn dus doorgaans in staat onszelf te dwingen geen wraak te nemen.
Vaak horen we toch wel rondom ons zeggen – als we het dan niet zelf denken- : dit zal ik hem/haar nooit vergeven. We hebben beslist dat dit – wat het ook mogen zijn – onvergeeflijk is en door deze houding hebben we de ander, maar ook onszelf, vastgeklemd.
Meestal klinkt het echter wel wat anders.
We weten dat van ons gevraagd wordt te vergeven, we weten zelfs dat dit goed is, ook voor ons, maar…. We moeten vaststellen dat we het niet kunnen.
Nu bekijken we de zaak ‘in waarheid’ en kunnen we een aantal dingen doen, die ons uit die patstelling halen.
Eerst en vooral moeten we beseffen waarom we niet kunnen vergeven.
Simpelweg omdat we gekwetst zijn in ons persoon. In onze gevoelens, ons lichaam, ons verstand, ons geheugen. En dit laat diepe sporen na, waar we niet zomaar over heen kunnen stappen. Het is niet de moeite te proberen dit weg te moffelen. Dat komt erop neer een wonde dicht te naaien zonder het eerst schoon te maken.
Eens we dit feit aanvaarden kunnen we een aantal stappen zetten.
Het allerbeste is natuurlijk: het met de desbetreffende persoon uitpraten.
Hierin zette Zuid Afrika een groot voorbeeld voor de wereld met het opzetten van de fameuze ‘waarheid en verzoeningscommissie’. Na de apartheid werd ieder de kans gegeven zijn gepleegde onrecht openlijk te bekennen en kon er vergeving gevraagd en geschonken worden. Dit was het begin van een helende periode op weg naar een nieuwe toekomst.
In andere landen, en ook bij ons, zien we hoe panden van de geschiedenis die in de vergeethoek zijn geduwd, oorzaak zijn van blijvende haat en wrok verschillende generaties achter elkaar.
Meestal is het echter niet mogelijk met de ander te praten..
Dan kunnen we wel, voor onszelf, duidelijk het ons aangedane onrecht, onze pijn, de mogelijke gevolgen ervan in ons leven, uitspreken of uitschrijven. Dit vindt vaak plaats in counselling, psychotherapie of spirituele begeleiding.
Een volgende stap kan er dan in bestaan onze vrije wil te gebruiken om te zeggen: ik neem de beslissing om te vergeven, ook al voel ik me nog kwaad, en kan ik niet vergeten, en heb ik het nog altijd moeilijk met die persoon.
En daarna, maar alleen als we de vorige stappen zorgvuldig hebben doorgemaakt, kunnen we het allemaal afgeven en bidden: Heer, Ge kent mijn pijn, Ge ziet mijn goede wil, kom en bewerkstellig in mij wat Ge zelf voor me verlangt. Genees de pijn en breng vergeving en vrede.
Want, zoals er geschreven staat in de Psalm van vandaag: De Heer is diegene die uw schulden vergeeft, die u geneest van alle kwalen.
Laten we samen, op deze tragische herdenkingsdag van 11 september, bidden om vergeving en vergevingsgezindheid in onze wereld vandaag. Zeventig maal zeven maal.

Claudine Gunzburg

GEEN VERWIJTENDE VINGER MAAR EEN VERENIGD HART – 4 september 2011

Vandaag horen we in het evangelie een uitreksel van de kerkrede of de gemeenschapsrede van Matteüs. Inderdaad het woord gemeenschap komt slechts twee maal voor in het nieuwe testament en dit is bij deze evangelist. Het thema vandaag “Wat moet onze aanpak zijn tegenover een “broeder” die zich misdraagt en hierdoor schade aanbrengt aan de Kerk, of in een breder kader aan de maatschappij?”
Het is ook vandaag nog steeds een actueel thema. In onze communicatie maatschappij worden we overspoeld met nieuws, worden we geconfronteerd met de vele mistoestanden van ver en dichtbij. Evenwel zien we tezelfdertijd een groeiend egoïsme waar mensen vele dingen rondom hen hun beloop laten gaan zolang het hen niet direct raakt. Anderzijds zijn het anoniem ventileren van ongezouten meningen– denken we maar aan de nieuwsforums op het internet, of het al dan niet subtiel bekladden van – zeg maar roddelen over- de ander gemakkelijkere oplossingen dan wat we vandaag in het evangelie horen.
Hoe kunnen we dan wel handelen als christen?
Allereerst is er de basishouding tegenover het kwaad, dit moeten we benoemen en verfoeien en met onze mogelijkheden proberen te verijdelen indien dit nog kan. Tegenover onze broeder wordt er een stapsgewijze aanpak voorgesteld, een weg gekenmerkt door voorzichtigheid en geduld. De eerste stap is de broederlijke vermaning, het is als het ware een vermaning met de arm om de schouder van de ander. Belangrijk is dat het hier dus niet gaat om een terechtwijzing, maar wel om het luisteren en dialogeren met de ander. Dus niet de feiten verloochenen, maar evenmin iemand in zijn hemd zetten. Deze aanpak is deze van een goede herder die op zoek gaat naar het verloren schaap. Als deze aanpak niet werkt, wordt voorgesteld om dit in een iets bredere kring te bespreken. Ook hier staat centraal dat we, eventueel bijgestaan door een deskundige, een beter inzicht krijgen en aan onze broeder een spiegel voorhouden hoe men door een foutief handelen anderen kwetst. Het kennen van de diepere oorzaken moet ons helpen deze handelswijze te remediëren. Hierbij blijft de grondhouding van barmhartigheid om te vergeven en te verzoenen belangrijk. Heb je naaste lief want hij is zoals jij. Wees indien nodig de hoeder van je broeder.
Als echter ook deze tweede stap niet het nodige resulattaat oplevert, dan worden we verwezen naar het openbare forum, de plaatselijke gemeenschap. Deze gemeenschap mag en moet grenzen trekken. Evenwel heeft de kerk deze tekst mijns inziens lang verkeerd begrepen en veel te snel de communicatie verbroken en radicale stappen gezet zoals excommunicatie. Jezus roept ons echter op om er alles aan te doen met elkaar verbonden te blijven. Als echter ook deze stap niet slaagt en de dwaling blijft, dan lezen we “beschouw hem dan als een heiden en een tollenaar”. Deze uitspraak kan als zodanig moeilijk van Jezus komen. Jezus had immers een zwak voor tollenaars en zondaars en had vertrouwen dat ze in hun aard best goede mensen waren. Deze phrase moet dus eerder gezien worden als een latere toevoeging. Maar de zin kan ook als volgt gelezen worden ‘ laat hem voor jou zijn als een heiden en een tollenaar voor God’: ze zijn en blijven namelijk een voorwerp van Gods zorg. Het eind van het evangelie komt ons welbekend voor. In de context van vandaag betekent het dat indien we samen met onze broeder of in de bredere kring eensgezind iets vragen, zoals moed om de dialoog aan te gaan of een beter inzicht in de achterliggende oorzaken – dan zullen we dit verkrijgen, want waar er twee of drie in mijn naam bijeen zijn, daar ben ik in hun midden.
Als christengemeenschap worden we dus opgeroepen, meer zelfs, het is onze plicht om te zijn als licht dat schijnt in het duister. Met een liefdevolle houding de ander te ontmoeten, aanstekelijk, zodat het goede meer en meer gebeurt in deze wereld, tot heil van allen. Want ook een kleine vonk kan het vuur doen oplaaien. En als de duisternis zo groot is dat we ons machteloos voelen, dan kunnen we nog steeds bidden dat Gods wil geschiede. Want zoals een Arabisch spreekwoord het omschrijft “ God ziet in de zwarte nacht op de zwarte steen de zwarte mier”, dus wanhoop niet. Hij laat je nooit in de steek.
Ik wil dan ook met een toepasselijk gebed over liefde van Valeer Deschacht eindigen.

Heer God,
Gij houdt van mensen die zachtmoedig omgaan met mekaar.
Daarom vraag ik U: laat mijn hart op dat van Jezus lijken.
Laat me nooit naar de splinter zoeken in het oog van de andere
Terwijl ik de balk niet zie in eigen oog.
Help me in ieder mens het goede te ontdekken
Dat altijd groter is dan al het kwaad bijeen.
Maak me deemoedig om me nooit dwaas boven iemand te verheffen.
Doe me naar een verontschuldiging zoeken
Wanneer ik geërgerd ben over iemands falen.
Laat me voor niemand hard zijn want enkel zachte handen helen wonden.
Doe me zand strooien over elk aangedaan leed, tot zeventigmaal zeven keren.
En mocht Gij ooit tot mij ook zeggen:
“Jou is veel vergeven want jij hebt veel bemind.”

Rik Wyffels

MARIA ten hemel OPGENOMEN – 15 augustus 2011

Yelena vertelde mij dat, toen ze met een wat bang hartje terug naar de Ambassade ging om te vernemen of ze haar Schengen-visum zou krijgen, de bediende haar zei: “You got it!”, je hebt het bekomen, je hebt het gehaald! EnYelena voegde er aan toe dat ze toen minstens in gedachte toch wel een klein luchtsprongetje heeft gemaakt.
Wat dit kleine voorvalletje te maken heeft met het feest dat we vandaag vieren? Wel, beste mensen, wat denk je dat Jezus zal gezegd hebben toen Moeder Maria hierboven aankwam? En dat zou wel eens iets geweest kunnen zijn in de aard van: “Mam, you got it!”, mijn lieve moeder, je hebt het gehaald!
Want vandaag vieren we juist dat Maria het heeft gehaald, zij heeft als eerste de eindstreep al bereikt waar wij met zijn allen nog naar op weg zijn.
Het begon allemaal toen Maria als jonge vrouw de vraag kreeg van de aartsengel Gabriël, een vraag om mee te werken aan de verlossing van de wereld. Want God dringt zich niet op; Hij vraagt vrijwillige medewerking: dat was zo toen Hij de vraag aan Maria liet overbrengen, dat is ook zo voor ons: wil je met Mij misschien een stuk weg samen afleggen?
Maar wellicht zijn wij geneigd te verwachten dat voor Maria bij haar antwoord al een vrijkaartje voorzien was voor de hemel? Dat nu ook weer niet: zij kreeg die hemel niet als een toemaatje bij een gunstig antwoord, maar omwille van de manier waarop zij aan haar moederschap vorm gegeven heeft.
In 1950 heeft Paus Pius XII het dogma van de tenhemelopneming afgekondigd, meteen ook de enige keer dat tot nu toe gebruik gesteund werd op de verklaring van de pauselijke onfeilbaarheid. Die werd afgekondigd aan het einde van het eerste Vaticaanse concilie in 1870, maar toen was de Frans-Duitse oorlog al uitgebroken en waren heel wat Duitse bisschoppen al naar huis vertrokken. Het concilie werd nooit officieel afgesloten en de verklaring zelf bleef moeilijk liggen.
Maar het feest zelf werd al veel langer gevierd. De hele kerkgemeenschap had immers al eerder aangevoeld en ingezien dat Maria al moest bereikt hebben wat voor ons nog ver achter de einder ligt.
En nu ga ik iets doen dat ik, denk ik, nog nooit gedaan heb in een preek: ik ga namelijk 4 latijnse woorden citeren, en ik meen dat ik dat uit principe nog nooit gedaan heb.
Het Latijn drukt dat kernachtig uit ‘Lex orandi, lex credendi”. In exact 4 woorden zegt het waar wij een paar zinnen voor nodig hebben. Vrij vertaald: de maat van ons bidden is ook de maat van ons geloven. Waar wij in ons bidden al vertrouwd mee waren, dat krijgt mettertijd ook een plaats in wat wij geloven.
Alles begon dus met het ja-woord van Maria. Moeder worden van de Verlosser, maar hoe begin je daaraan? Er zat allicht geen gebruiksaanwijzing ingesloten bij de vraag. Maria heeft het dus moeten leren.
Zij begon met in de leer te gaan bij haar Zoon: zij werd zijn volgelinge, zijn leerlinge. “Laat met mij gebeuren wat u gezegd hebt”, antwoordde zij aan de engel, daarin lag heel haar beschikbaarheid besloten. In haar lofzang bij Elisabeth dankt zij God om zijn aandacht voor de kleine mens, de zwakke en verloren mens. Zij zingt voor God, zij ademt zijn Geest uit en looft zijn aandacht voor wie klein en kwetsbaar is.
Als zij later contact zoekt haar Zoon, die op preektocht is getrokken, hoort zij Hem vragen: “Wie is mijn moeder”, en Hij antwoordt zelf: “Niet zij die mij heeft gevoed, maar zij die mijn woord beluisteren en het onderhouden”. Ook al is zij zijn moeder, zij heeft maar één ding te doen; zijn woord onderhouden, leven naar de zaligsprekingen die de wereld omkeren, dat geeft de armen kracht, dat brengt Gods warmte dichterbij, maar dat leidde Jezus ook naar het kruis. En daar was Maria niet weg te krijgen van haar stervende Zoon.
In het Boek Openbaring is er sprake van een grote, vuurrode draak die het kind van de vrouw wil verslinden. Het verzet van de Joodse leiders die Jezus aan het kruis willen, dat is de eerste draak die Maria en haar kind bedreigde.
De eerste christenen zouden al vlug ondervinden dat de draak zijn zeven koppen opnieuw opstak: vervolging, gevangenschap, marteldood: ze waren bedoeld om Jezus’ volgelingen uit te schakelen. En in de loop van de geschiedenis heeft de draak steeds weer nieuwe verschijningsvormen aangenomen.
Ook in onze tijd is de kerk gekwetst: zij heeft een morele voorbeeldrol, en fouten worden haar dan ook zwaar aangerekend. Als één christen de kerk van Jezus te schande maakt, dan lijden alle gelovigen daaronder.
Altijd weer komt de draak van de Apocalyps op mensen af en zegt hij: zorg eerst maar voor jezelf, voor je eigen leven, maak je geen zorgen om de anderen, trek je eigen spoor en laat je niet afleiden van je doel, je eigen, persoonlijke keuze.
Maar Maria blijft daar om de volgelingen van haar Zoon te sterken en te beschermen. Zij neemt het op voor wie bereid zijn aan anderen het leven te gunnen. Zij staat achter de bewuste christenen, die vreugde vinden in hun geloof. Zij is onder het kruis van Jezus gaan staan, en staat nu ook bij de kruisen van onze wereld, zij wijst de weg naar haar Zoon.
Maria is in de hemel opgenomen, zij is meer dan iemand die wij in de bloemen zetten. Zij is meelevend en mee vechtend met allen die nu in het spoor van haar Zoon gaan. Wij kunnen naar haar opkijken en vragen: laat met ons gebeuren wat er met uw geloof gebeurde.
Zalige hoogdag, en een fijne moederkensdag!

Bert Taeymans

19 de ZONDAG De STORM OP ZEE – 7 augustus 2011

Goeienavond/morgen lieve mensen,
Vandaag is het Evangelie een vrij bekend verhaal. Een verhaal dat op het eerste gezicht een onrealistisch verhaal lijkt.
Ik ga mij niet focussen op het feit of het verhaal al dan niet zou zijn gebeurd in werkelijkheid.
Wel zou ik graag het verhaal, samen met u, stap voor stap overlopen en stilstaan bij de betekenis ervan in ons leven.
Vooreerst speelt het verhaal zich af na de wonderbare spijziging. Jezus en zijn apostelen hebben mensen op een wonderbaarlijke wijze voedsel gegeven. Zij hebben verkondigd, zich ten dienste gesteld aan hen, gewerkt met andere woorden.
Jezus beslist daarna om de mensen naar huis te sturen en dwingt ook de apostelen terug te keren. Hij dwingt hen te stoppen met het werk en naar huis terug te keren, te rusten. De apostelen moeten daarvoor met de boot het meer overvaren.
Jezus zelf zondert zich af en neemt tijd om te gaan bidden.
De apostelen zijn onderweg naar huis en komen in een flinke storm. Ze hebben zich dus ten dienste gesteld, ze hebben hun geloof beleden en wonderen verricht en moeten nu terug naar de rust, terug naar zichzelf. In die terugweg ontstaat er helse storm, onweer, tegenwind.
Herkent u dat ook ? Na een dag in volle dienstbaarheid, enthousiast en begeesterd, terwijl u zich volledig aan de mensen rondom u geeft. Dan ’s avonds thuiskomen bij je gezin, of alleen, breekt dan bij u soms ook onweer uit? Word jij dan soms ook opnieuw geconfronteerd met de tegenwind of storm in je eigen leven?
Die storm kan vanalles zijn: twijfel aan je geloof, conflict met je naasten, tegenslag in je persoonlijk leven, overlijden en verlies, mislukken van je carrière …
Jezus lijkt ver weg, God lijkt je niet meer bij te staan. Het lijkt alsof je in de storm zal omkomen, alsof je het roer niet meer onder controle zal kunnen krijgen.
Jezus ziet zijn leerlingen in de storm en besluit naar hen toe te gaan. Niet gewoon per boot, zoals je dat zou verwachten, maar over het water! Over de storm, door de wind… Als een rustige kracht…Vol vertrouwen op Gods liefde, want Gods liefde is sterker dan eender welke tegenwind, storm of orkaan.
De leerlingen zien Hem en in plaats van hulp te vragen, schrikken ze zich een ongeluk. Een wonderbaarlijke gedaante, dat kan niet, beslissen ze, ’t is een spook! En ze schreeuwen.
Eigenlijk kunnen wij ons hier de vraag stellen: “Geloven wij in de wonderen om ons heen? Of zien wij ze liever als spoken?”
Tot Jezus zegt: “Wees gerust, Ik ben het. Vreest niet.” “Vreest niet”, wat wel 365 keer in de bijbel staat, voor elke dag een keer.
Jezus is er en zegt keer op keer, midden in de storm: “Vreest niet!” Het komt goed, misschien niet op de manier die wij verwachten, maar het komt goed. Heb vertrouwen en je zal zien.
Jezus komt dus naar zijn leerlingen toe en stelt hen gerust.
Petrus lijkt extra bevestiging te zoeken met zijn vraag: “Heer, als jij het bent, vraag dan dat ik naar U toe kom.” Alleen het woord ”Ik ben het” stelt hem niet genoeg gerust, Hij wil meer. Jezus gaat in op zijn vraag, veroordeelt hem niet op zijn kleingelovigheid en zegt Hem “Kom!”
Op dat moment is Petrus in totale overgave en is hij in volledig vertrouwen op God. Hij is op Jezus gefocust en…. loopt over het water naar Hem toe. Een wonder! Het wonder dat Jezus doet, kan Petrus ook, als hij maar voldoende vertrouwt en gelooft in Gods liefdevolle kracht.
Geloven wij dat wij goddelijke dingen kunnen doen als we maar op God vertrouwen? Geloven wij dat wij over water kunnen wandelen? Dat de Liefde àltijd overwint? Dat wij in een heftige storm kunnen opstaan en er overheen kunnen stappen als we alleen maar geloven? Heb jij wel eens een moment gehad zoals Petrus had, rechtover zee, zo gefocust op de liefde, dat je wonderen deed?
Dat doet me denken aan een verhaal van mijn vader in zijn jonge jaren. Op een avond was hij uit met vrienden. Iemand van de omstaanders meende te hebben gehoord dat een van mijn vaders vrienden hem had beledigd. Hij vroeg mijn vader om uitleg. Mijn vader zei dat hij van niets wist en haalde zijn schouders op. Daarop sloeg die jongen mijn vader in zijn gezicht waarop mijn vader rustig antwoordt: “En nu mag je aan deze kant slaan.” Die jongen was zo verbouwereerd dat mijn vader geen enkel pintje nog heeft moeten betalen die avond. Iets wat een hevige storm leek te worden, was ontaard in iets dat eigenlijk meer op liefde leek…
Dus: Petrus gaat over het water naar Jezus toe, vol vertrouwen. Dan ineens beseft hij: “Hey, ik ben hier over water aan ’t stappen. Hey, ik zit hier in een zware storm, dat klopt hier niet.” En hij zinkt. Hij laat zijn vertrouwen weer los en laat de storm opnieuw over hem komen. Heel menselijk lijkt me. We zweven zo vaak tussen twijfel en geloof, tussen liefde en wrok… De ene moment zetten we een stap in de richting van de liefde, de andere moment keren we terug op onze stappen.
Maar Jezus laat Petrus niet zinken! Hij laat ons niet los in onze twijfel, laat ons zeker niet in de steek. Hij steekt zijn hand uit en trekt hem boven water.
Dan zet Hij zich in de boot en luwt de storm. Hij maakt het terug windstil. De rust komt weer. De leerlingen zijn opgelucht. Ze ervaren zijn aanwezigheid weer van heel dichtbij en hebben hun vertrouwen herwonnen. Jezus is er. Het is weer goed.
Ik hoop dat u zich ook herkent in deze fase. Dat het af en toe allemaal gewoon goed is in je leven, dat de liefde de overhand heeft en het water rondom je rustig verderkabbelt.
Met dit verhaal zien we dat geloven een absoluut avontuur is. De ene dag in volle dienstbaarheid naar anderen, de andere dag los in de storm met je naasten, dan kopje onder, dan weer over de zee, dan rustig in een bootje…
Het belangrijkste is erbij stil te staan dat Jezus er altijd is. Ook als we ’t niet meer voelen, ook als we twijfelen…
Als we daarop vertrouwen, dat die almachtige Liefde ons bij de hand neemt, als we ons door Hem kunnen laten leiden, dan doen we wonderen!
Veel geluk en moed op jullie tocht over en door de zee van jouw leven, met Jezus aan je hand!

Dorien Vanbel

15 de ZONDAG DE MILDE ZAAIER – 10 juni 2011

Vandaag horen we het eerste deel uit de parabelrede van Matteüs. Het betreft de parabel van de zaaier. Een parabel die menig landbouwer wellicht de wenkbrauwen doet fronsen. Hoe kan men nu zo dom zijn graan op de weg, tussen dorens en distels of op rotsgrond te strooien? Om deze handelswijze te begrijpen moeten we weten dat in die tijd de afbakening van weg, rots –distelzones niet duidelijk was, daarnaast is het hoogland in Palestina schraal. Daarom werd er eerst gezaaid en daarna werd er geploegd om het zaad in de aarde te krijgen.
Zo’n practische toelichting is nuttig, maar wat is de echte boodschap in deze parabel? Jezus vertelde deze parabel om hen die van de komst van het Rijk Gods onmiddellijk spectaculaire resultaten verwachten enigszins in te tomen, geduld te vragen. In het beeld van de zaaier moeten we in de eerste plaats God zien die aan het werk is. Hij zaait genereus zijn woord en zijn liefde uit over de hele wereld. Heb geduld, zegt Jezus. Ook al gaat bij het zaaien schijnbaar veel verloren, na verloop van tijd zal een deel van het zaad overvloedig vrucht dragen. Dus na het niet veel belovende begin is er toch de overvloedige opbrengst op het einde.
Bij het uitschrijven van de evangelies, was de oorspronkelijke betekenis van de parabels soms achterhaald, en zocht men naar nieuwe betekenissen, onder meer door ze allegorisch –dit wel zeggen in beeldspraak uit te leggen. In de uitleg in het laatste deel van het evangelie wordt de parabel toegepast op de christelijke prediking en de verschillende reacties hierop. De toehoorders worden als het ware uitgezaaid. Er worden vier categoriën genoemd. De mens die het woord over het Rijk Gods van Jezus hoort maar niet begrijpt, is als zaad dat op de weg gezaaid wordt en wordt opgepikt. Wie het woord enthousiast onthaalt maar door vervolging of onderdrukking afvallig wordt, is het zaad op de rotsgrond. Wie door de begoocheling van rijkdom of door allerlei wereldse zorgen en interesses zich afwendt, is tussen de distels gezaaid. De laatste groep, mensen die het Rijk Gods begrijpen, dit ter harte nemen en beleven, zijn vruchtbaar als goede aarde. De parabel eindigt in een climax, in een boodschap van hoop en optimisme: laat ons vruchtbare aarde zijn waarop het zaad kan kiemen. Deze vruchtbare grond impliceert een grondhouding van echt luisteren in stilte met een ontvangende ingesteldheid. Het woord van God wordt nooit tevergeefs gezaaid. Of zoals Jesaja belofte klinkt in de eerste lezing “ Gods woord is als de regen en de sneeuw die vanuit de hemel de aarde komen drenken, het keert niet onverrichter zake naar de hemel terug.”
Gods woord moet op vruchtbare bodem in ons zodanig kunnen groeien dat we erdoor gedreven worden om het te doen klinken in de wereld waarin we leven. Dit wil niet zeggen dat we met onze God en ons geloof te pas en te onpas moeten komen aandraven bij mensen die niet geïnteresseerd zijn. Maar eerder in grote bescheidenheid door onze inzet, door onze humor en optimisme meeleven en openstaan waar nodig. Zo geven we het bevrijdende Woord gestalte bij degenen die troost en steun nodig hebben. Zaaien zoals de milde zaaier, geduld oefenen tot aan de oogst, zonder te berekenen wat de ander daarmee zal aanvangen. Met de woorden van Pater Denneman klinkt het “ een zaaier leeft van de vreugde om wat is geweest en de verwachtingen naar wat komt.”
Vandaag wil ik graag afronden met een toepasslijk gebed van Jozef Delmotte:
Heer, laat mij als een zaaier,
door de velden van het leven gaan.
Ik wil geen onkruid zaaien,
geen ééndagsbloemen,
maar graan dat de diepste honger
van de mensen stilt.
Geef in mijn handen, Heer,
het graan van uw liefde,
en toon mij het veld waarop ik zaaien mag.
Met uw genade zal ik gaan , Heer,
Uw liefde zaaien in de smalle voren van het mensenhart.
Laat mij elke avond huiswaarts keren,
moe, met lege handen misschien,
maar met een rotsvast vertrouwen
dat het kiemen en het rijpen van het graan in uw handen ligt
Wil, Heer, mij geven
wat een goede zaaier nodig heeft:
een groot geloof, een rustig hart,
een eindeloos geduld,
en veel, zeer veel edelmoedigheid, Amen.

Rik Wyffels

FEEST VAN DE HEILIGE DRIE-EENHEID. – 19 juni 2011

Op het weekend na Pinksteren wordt de goddelijke drie-eenheid gevierd. Het woord drie-eenheid komt in de bijbel niet voor. Jezus heeft ook die naam nooit gebruikt. Hij noemde God bij voorkeur ‘abba’, wat wil zeggen ‘lieve vader’.Jezus zelf werd door zijn leerlingen ‘zoon van God’ genoemd. En in het evangelie van Pinksteren spreekt de evangelist over ‘de geest’ als helper en trooster.
In elk geval zijn de namen vader, zoon en geest ons heel vertrouwd, want we spreken ze uit bij elk kruisteken dat we maken. Vaak zonder er stil bij te staan. En in de geloofsbelijdenis zeggen we:”ik geloof in God de vader, de zoon en de geest”. Waar slaat dat op? Klopt dat met iets waar we werkelijk van overtuigd zijn?
In het kader van een grootschalig Europees onderzoek over de waarden werd aan een representatief deel van de bevolking de volgende vraag voorgelegd: hoe stelt u zich God voor? Het antwoord was onthutsend, want minder dan drie mensen op 10 stelden zich God voor als een persoon. De meesten antwoordden: God is voor mij een soort levenskracht.
Toch blijven wij aansluiten bij de traditie van het geloof van onze voorvaderen. Doch de eeuwenoude formules waarin de traditie is vastgelegd nemen we niet zo letterlijk meer. De intentie is belangrijker, de vaste wil om te geloven.
Toch kunnen we niet zomaar gedachteloos geloven. Veel oprechte gelovigen, en ook veel mensen die met twijfels zitten over hun geloof kunnen hun gedachten goed herkennen in het bekende kerklied van Oosterhuis: ‘hoe is uw naam? Waar zijt gij te vinden? Heer, onze God, wij willen u zien. Die woorden zijn een vraag, een gebed gericht aan God zelf.
De christelijke traditie antwoordt daarop: God laat zich op vele plaatsen en op talrijke manieren vinden. Hij maakt zich onder vele namen bekend en de namen vader, zoon en geest zijn daar een samenvatting van. God is dus overal te vinden en door het kruisteken te maken vatten we dit letterlijk samen in vier dimensies: hij is te vinden boven ons – onder en in ons – en naast ons.
Kunnen we dan zeggen: dus we weten wie en wat God is? Natuurlijk niet. De traditie leert hoe God zich te kennen gaf aan onze voorouders in het geloof van het verleden. Maar de vraag blijft: waar en hoe en onder welke naam kunnen wij, vandaag, God vinden en kennen?
De namen van het christelijk geloof voor God zijn geen definities. God is niet te vatten. Hij is de kracht die alle natuurkrachten en alles wat mensen kennen en kunnen te boven gaat. Soms laat hij zich vinden – aan ieder van ons- die momenten zijn schaars – maar wij kennen ze – alles valt op zijn plaats – gewoonlijk is het of de tijd stilstaat – in die paar seconden lijken wij te vatten wat niet te vatten is, dat God geen blinde kracht is, geen stom toeval, geen noodlot; maar dat God liefde is. Maar de tijd, onze tijd, kondigt zich weer snel aan – we moeten verder met ons leven en onze dagelijkse beslommeringen die ons vaak zo opslokken.
Als godsdienstleerkrachten voor de lastige taak staan in hun klas te spreken over de drie-ene God, gebruiken ze soms aanschouwingsmateriaal. Ze nemen dan drie lucifers , houden ze dicht bijeen en steken ze samen aan. Er zijn drie lucifers, er is maar één vlam. Of ze geven het voorbeeld van een jong echtpaar met hun baby. Drie personen in één gezin met elkaar verbonden door dezelfde liefde. Ze willen met die voorbeelden aantonen dat er eenheid in verscheidenheid bestaat.
Er werd in die Europese studie ook gevraagd aan mensen of ze bidden? Bij mensen die al langer dan één generatie niet meer naar de kerk gaan is er één op drie die regelmatig bidt. Hoe ze dan bidden werd niet gevraagd. Toch lijkt het verrassend en het moet ergens voortkomen uit een behoefte die leeft in elke mens.
Gelovig zijn wil zeggen dat we die behoefte niet laten verstikken, maar dat we ernaar luisteren. We moeten er regelmatig voor bidden dat God zich door ons zou laten vinden. We moeten elkaar regelmatig toewensen dat God, die liefde is, met ons moge zijn.

Vera Struyf

PINKSTEREN. – Zoals de Geest hun ingaf – 12 juni 2011

Onze kranten zijn weer dikker geworden: het blijk dat er nog nooit zoveel vacatures geweest zijn bij de VDAB. En wat vind je altijd bij zo’n werkaanbieding voor een toekomstig medewerker? Een profiel, of een taakomschrijving. Even een greep uit de verwachtingen: in team kunnen werken, leiding kunnen geven, een voertuig kunnen besturen, vertrouwd zijn met de computer, bereid zijn bijscholing te volgen, werken met flexibele uren, en talenkennis is altijd meegenomen.
Soms staat er ook bij: loon volgens barema, of, als het om een trapje hoger gaat, “salaris overeen te komen”.
En ergens heb ik ook een heel speciaal profiel gevonden, luister maar: “Kunnen helen wat gewond is, één maken wat verdeeld is, recht maken wat krom is, soepel maken wat verstard is, zuiveren wat vervuild is, vochtig maken wat uitgedroogd is, genezen wat bedorven is, verwarmen wat verkild is, nieuw maken wat verouderd is, opbouwen wat vervallen is en ja, ook blijvende vreugde kunnen bezorgen”. Maar een bezoldiging kwam niet ter sprake.
Kortom, een allesdoener, een alleskunner, een allesdurver, zeg maar een ‘superhandige Harry’.
In welke krant ik dat gevonden heb? Nee, niet in een krant, ik vond het in de liturgie van deze Pinksterdag.
En is er dan wel iemand te vinden met al die kwaliteiten en is die wel betaalbaar? Geen nood, de vacature is allang ingevuld: deze ‘multifunctionele, polyvalente medewerker is niemand minder dan de Heilige Geest. En ja, de functie is onbezoldigd, de Geest is ons door Jezus beloofd en gezonden, totaal gratis!
Op Pinksterdag gedenken wij dat grote moment van zijn komst. We lezen in de Handelingen: “Plots kwam er uit de hemel een gedruis alsof er een hevige wind opstak, en er verscheen hun iets dat op vuur geleek”. Storm en vuur wijzen in de bijbel op Gods nabijheid, een moment van gods- openbaring. Maar het blijft daar niet bij: de Geest jaagt de nog zo bange leerlingen letterlijk de straat op. Geen vrees meer voor de Joden, de Geest doet hun angst overgaan in vreugde, en hun verslagenheid in vrijmoedigheid, en ze beginnen te spreken ‘zoals de Geest hun ingaf’. Ook mensen uit vreemde streken merken dat er iets ongewoons aan de hand is en vanuit de gedrevenheid van de apostelen voelen zijn aan dat er hier een boodschap op te rapen valt die ook voor hun leven een betekenis kan hebben.
Maar voor ons, die van op een afstand toekijken, hoe zit het vandaag? Krijgt die goddelijke stormwind voldoende kans in onze Kerk, in onze plaatselijke geloofsgemeenschappen, in ons eigen leven? Is ons luisteren naar de Schrift en ons vieren rond brood en beker waarachtig genoeg om de gave van Gods Geest kansen te geven? Luisteren wij, laten wij ons leiden door wat Hij ons influistert? En zijn wij voldoende opmerkzaam om te herkennen wat Hij rondom ons in anderen bewerkt en uitstraalt? Laten wij ons door Hem aansporen om te durven geloven, hopen en liefhebben? Hoe gaan wij om de opdracht om vergeving en van verzoening tussen mensen aan te moedigen? Hoe kunnen wij Hem kansen geven in de opbouw van onze plaatselijke geloofsgemeenschap?
Want de Geest gebeurt in mensen die in dezelfde geest leven en samenwerken. In de evangelies zien wij hoe Jezus werkte, wat Hij zegde en deed, hoe Hij aantrekkelijk en meeslepend mensen kon in beweging brengen. Waar wij zijn geest ruimte geven kan er eenzelfde gemeenschap groeien, even hartverwarmend als toen. Luisteren naar de Geest brengt mee dat we gevoeliger worden voor wat Hij bewerkt: Hij leert ons bewust omgaan met onze fouten en tekortkomingen, opent onze ogen, en ons hart en laat ons onontgonnen werkterreinen ontdekken. Opmerken hoe er in soms moeilijke omstandigheden toch vrijwilligers aan ’t werk gaan. Wat dreef een Pater Damiaan om zich in te laten met melaatsen aan de rand van de maatschappij, wat drijft mensen vandaag om te gaan werken in landen met een grote achterstand? Om zich het lot van aidspatiënten en druggebruikers aan te trekken, om het op te nemen voor vluchtelingen. Om zich in te zetten ten dienste van hun eigen gemeenschap? Toch niet om een riant loon te ontvangen, maar wel omdat ze zich geraakt weten door dezelfde Geest. Hij helpt ons om wat belangrijk is te kunnen onderscheiden van wat bijkomstig is. Wij willen werken aan eenheid, zonder uniformiteit te willen opdringen, want we hebben oog voor het verschil en het anders zijn van mensen.
Een geloofsgemeenschap helpen opbouwen is lang niet gemakkelijk, zeker niet als geloven op zich niet meer vanzelfsprekend is.
Maar bij zijn afscheid had Jezus een ondersteunende boodschap voor zijn leerlingen: “Vrede zij u, wees maar niet bang”. En we lezen dat de leerlingen vervuld waren van vreugde. Moge hun vreugde ook voor ons aanstekelijk werken!

Bert Taeymans

Zesde Paaszondag. – Een juk van liefde – 29 mei 2011

Vandaag horen we de afscheidsrede, hetgeen een moeilijk en enigszins verwarrend stuk evangelie is. We moet het ons als volgt voorstellen – in een bijzondere sfeer van afscheid – een moment van intense vriendschap en intimiteit- wellen uit het hart van Jezus een aantal losse ideeën, gevoelens en verlangens op die Hij met zijn leerlingen wil delen. In feite gaat het over de essentie van Zijn boodschap – zijn testament. De herhalingen zijn vooral bedoeld om de aandacht te trekken dat we deze woorden zouden blijven herinneren. Hierna wil ik samen met jullie even dieper ingaan op de drie thema’s te weten: de Geest van waarheid, de liefde als belangrijkste gebod en tenslotte onze wereld.
Geest van waarheid : we zullen na de Hemelvaart van Jezus niet alleen zijn. Jezus zal zijn vader vragen een andere helper te sturen: de Geest van waarheid. Vanuit het Grieks paraklètos vertaald, betekent dit juridisch raadgever. Deze geest zorgt ervoor dat we Jezus’ boodschap begrijpen maar ook dat de herinnering aan Hem levend blijft. Hierbij is het belangrijk dat we niet louter zijn leer kennen maar deze ook moreel volgen. Immers wie beweert dat hij Christus kent, maar zijn geboden niet onderhoudt, liegt. De Geest fungeert in ons als raadgever, pleitbezorger en therapeut. Deze Geest van zachtmoedigheid zorgt voor de nodige kracht en energie om liefdevol in het leven te staan en aldus de blijde boodschap uit te dragen.
Liefde als belangrijkste gebod: wanneer we het evangelie erbij nemen, lezen we in het begin “als gij me lief hebt, zal je mijn geboden onderhouden” op het einde lezen we “wie mijn geboden onderhoudt, hij is het die me liefheeft”. Liefde en gebod worden hier met elkaar verbonden wat voor ons niet direct evident lijkt, het lijkt warm en koud verbinden – maar is deze combinatie wel zo verrassend? Waar liefde is, valt de verplichting weg. Als je iemand graag ziet dan is er weinig een last. Wanneer je echter een vraag van je geliefde als een last begint te ervaren dan kan dit een teken zijn dat de liefde vermindert. Liefde is als een juk, waardoor de last licht wordt om te dragen. Anders gezegd liefde is een hefboom: je kan meer dragen, meer verdragen. Liefde binnen een relatie groeit en na een tijd van nadenken en veel voelen maak je de keuze en je zegt: ik wil je partner zijn in goede en slechte dagen- waardoor beminnen een echt engagement wordt. Zo zou ook onze relatie met Jezus moeten zijn: een volmondig ja op zijn uitnodiging om Hem lief te hebben in onze naaste, alle naasten- ook de vervelende, de zieke, de zwakke, de veeleisende…Liefde is hierbij een doe-woord geworden, het betekent dat we steeds proberen te doen wat in onze mogelijkheden ligt om ,wie ons levenspad kruist, te waarderen,te respecteren, te laten openbloeien. Dit is echter geen gemakkelijke opdracht.
Onze wereld: meermaals maakt Jezus een onderscheid qua wereld – de oude wereld van macht en bezit, en de nieuwe wereld – deze van solidariteit en rechtvaardigheid. Ook vandaag ‘ De geest van waarheid wordt gestuurd voor wie de wereld niet ontvankelijk is’. Bij nadere reflectie moeten we wellicht vaststellen dat deze opdeling niet de klassieke opdeling is in groepen maar wellicht door ons allen loopt. Deze twee werelden botsen geregeld in onszelf: professioneel presteren tegenover voorrang geven aan de anderen, nederig en dierbaar zijn. Kunnen we politiek en economie bedrijven en de christelijke waarden volledig respecteren? We staan als Christen in de ‘nieuwe’ wereld maar behoren niet tot deze ‘oude’ wereld. Het is een uitdaging – zeker in deze dagen- om geloof, traditie en moderniteit te samen te laten gaan, om de kerk bij de tijd te brengen.
Even resumerend: Jezus laat ons als testament zijn belangrijkste gebod na “Heb elkaar lief’ – en de Geest zal ons hierbij als een niet te stuiten bron van energie en wijsheid altijd bijstaan in deze wereld.
Graag wil ik afsluiten met een citaat van Thomas van Kempen – een 15de eeuwse novicemeester: “Zonder liefde heeft wat je doet niet de minste waarde. Maar wat uit liefde gebeurt, hoe gering en onopvallend het ook is, zal veel vrucht dragen. Bij God weegt zwaarder de mate van liefde waarmee je iets doet, dan wat je doet. Wie veel bemint, doet veel. Veel doe je, als je iets op een goede manier doet.”

Rik Wyffels

Vierde Paaszondag . – De Goed Herder 15 mei 2011

De Goede Herder 14 – 15 mei 2011
Vandaag is het de zondag van de Goede Herder – één van de mooiste parabels uit het evangelie. Ik denk dat ook de Kerk heel veel van deze parabel houdt; want ieder jaar op de vierde paaszondag leest men in het A en b en C jaar dit verhaal.
Vandaag legt Johannes de nadruk op het vertrouwen dat de schapen hebben in hun herder. Zoals we konden horen in de tussenzang:
God is de herder die waakt over mij
die mij geleidt naar de groenende weiden
God is mijn herder mij altijd nabij
om mij naar vredige waat’ren te leiden.
In volgend deel voor het B jaar maakt Jezus een toepassing op zichzelf “Ik ben de deur” Tot slot zegt Jezus dat wie Hem volgt in eeuwigheid niet zal verloren gaan.
Als wij de schapen zijn hoeven we niet de indruk te krijgen dat we als gewillige beestjes achter iemand aanlopen. Onze herder volgen wil zeggen: luisteren naar Zijn stem. Wat heeft Jezus ons te zeggen? Op wat legt Hij de meeste nadruk: bemin je naaste als jezelf.
Tijdens de vastenperiode, die maar juist achter ons ligt, werden we aangespoord om dit te bewijzen door meer aandacht te besteden aan mensen in nood. We werden met onze neus op de gruwelijke feiten gedrukt dat in Rwanda nog zoveel jonge moeders en baby’s streven bij gebrek aan hygiëne en de nodige accommodatie. Graag wil ik u hier reeds danken in naam van Leu en Claudine voor uw milde bijdragen voor hun werk Impore.
Door de omhalingen tijdens de vasten en Pasen, de inkomsten van de solidariteitshapjes, het sobermaal, de bijdrage van de mensen van ontmoeting en een gift van v.z.w. Zaaltje konden we €3000 overmaken aan Rwanda plus nog meer dan €700 aan de Broederlijk Delen nationaal.
In september zullen we een gedetailleerd overzicht krijgen over het gebruik van de gelden en foto’s van hun werk.
Maar wat houdt deze mensen recht? Wat doet hen altijd weer terug opstaan om de hand aan de ploeg te slaan? Dat is de HOOP. De hoop dat het volgend jaar beter zal gaan, dat hun volgende baby niet zal sterven.
Graag zou ik u een tekst willen lezen van Charles Peguy.
‘Het kleine meisje hoop’
Het geloof waar Ik het meest van hou, zegt God, is de hoop.
Geloof, dat verwondert me niet.
Ik ben overal zo zichtbaar aanwezig,
in de zon en de maan en de sterren aan de hemel
en in ’t gewemel van de vissen in de rivieren,
en in alle dieren, en in het hart van de mens, zegt God,
dat het diepste is en het meest in het kind
dat het liefste is dat Ik ooit heb geschapen.
In alles wat boven en onder is ben Ik zo luisterrijk aanwezig;
dat geloven, zegt God, in Mijn ogen geen wonder is.
Ook liefde verwondert Me niet, zegt God.
Er is onder de mensen zoveel verdriet,
soms niet te stelpen, dat je toch vanzelf ziet hoe ze elkaar moéten helpen.
Ze zonden wel harten van steen moeten hebben als ze voor een,
die tekort heeft, het brood niet uit hun mond zouden sparen.
Nee, liefde, zegt God, dat verwondert Me niet.
Maar wat Me verwondert, zegt God, is de hoop.
Daar ben Ik van ondersteboven.
Ze zien toch wat er in de wereld allemaal omgaat
en ze geloven dat het morgen allemaal omslaat.
Wat een wonder is er niet voor nodig
dat zij dat kleine hoopje hoop
nooit als overbodig ervaren maar met voorzichtige gebaren
in hun hand en in hun hart bewaren,
een vlammetje dat keer op keer weer wankelt en dreigt neer te slaan
maar altijd weer weet op te staan en nooit wil doven.
Soms kan Ik Mijn eigen ogen niet geloven.
Geloof en liefde zijn als vrouwen.
Hoop is een heel klein meisje van niks.
Zij stapt op tussen de twee vrouwen
en iedereen denkt: die vrouwen houden
haar bij de hand die wijzen de weg.
Maar daarvan heb Ik meer verstand,
zegt God, Ik zeg: het is dat kleine meisje hoop
dat al wat tussen mensen leeft
hun heen en weer geloop licht en richting geeft.
Want het is dat kleine meisje hoop
je ziet het zwak zijn, bang zijn, beven,
het is dat kleine meisje hoop
dat de mensen zien laat, zien soms even,
wat in het leven mogelijk is.
Het geloof, zegt God, waar Ik het meest van hou,
de liefde waar Ik het meest van hou, is de hoop.
Geloof, dat verwondert Me niet.
Liefde dat is geen wonder.
Maar de hoop, dat is haast niet te geloven.
Ikzelf, zegt God, Ik ben ervan ondersteboven.
Frans Van Bladel s.J. , naar Charles Péguy
Laat ons die hoop koesteren, bewaren in ons hart en bidden opdat we met velen, via die hoop, een deur mogen zijn, en op onze beurt een goede herder voor vele mensen, dicht bij ons maar ook over heel de wereld.
Amen.

Paula van den Eynde

Witte Donderdag. – 21 april 2011

Vanuit Betanië had Jezus Petrus en Johannes vooruit gezonden om alles in gereedheid te brengen voor het vieren van de sederavond, het paasmaal. Later op de avond zou Hijzelf met de anderen volgen. Het zou een heel bijzondere avond worden, de laatste die Hij op aarde met zijn leerlingen zou doorbrengen. “Vurig heb Ik ernaar verlangd dit paasmaal met u te eten, eer de tijd van mijn lijden aanbreekt”, lezen wij bij Lucas. Misschien had Jezus gehoopt uit dit samenzijn kracht te kunnen putten voor wat nog komen moest. Zijn zending van zijn Vader naar de mensen toe liep ten einde, nu volgt een keerpunt: van bij de mensen zal Hij nu naar de Vader terugkeren.
Maar net op die laatste dag van samenzijn ruziën de leerlingen om de eer. Lucas vertelt verder “Er ontstond onenigheid onder de leerlingen over wie wel de belangrijkste was”. Bitter weinig moeten zij van zijn boodschap begrepen hebben. Leek het er niet op of heel zijn leven een maat voor niets was geweest, een totale mislukking?
Het moet Hem wel pijn gedaan hebben na al die tijd van samen optrekken. Dit laatste samenzijn wordt nu het brandpunt van ontluistering en ontlediging voor Jezus, en Hij vernedert zichzelf nog meer. Want in een verrassend gebaar gaat Jezus nog verder: Hij wast de voeten van zijn leerlingen. Voor hen ongehoord, ondenkbaar, dat was toch het werk van een slaaf! Verbijsterd reageert Petrus dan ook en hij roept: “Dat kunt U niet doen!” maar Jezus gaat door. Hij wast de voeten van Petrus, vandaag in vuur en vlam, morgen zal die Hem verloochenen. En Hij wast de voeten van Matheus, die als tollenaar een rijk man was geweest en toen allicht dienaars had die op een vingerknip toesnelden en neerbogen. Maar vanavond is het de Meester zelf die neerknielt. En ook de voeten van Jakobus en Johannes, de ‘donderzonen’, hun moeder had kort voordien Jezus nog bij de arm genomen, kwestie van voor haar zonden een goed plaatsje te regelen in het komende koninkrijk. En ook die van Judas, klaar om Hem enkele uren later met een kus te verraden! Een raar stel, zijn we geneigd te denken, had Hij zijn leerlingen niet beter moeten screenen? Maar is het niet zo dat ze eigenlijk een afspiegeling vormen van heel gewone mensen, waarin we onszelf ook hunnen herkennen? Maar in de liefde cijfert Jezus zichzelf helemaal weg. “Wie onder u de eerste wil zijn, moet zijn als een dienaar”. Wie Jezus in zijn eigen leven herkenbaar wil maken, moet zichzelf kunnen los laten.
De hoofdschotel op de sederavond was een éénjarig lam, de herinnering aan het moment toen de Joden vertrekkensklaar moesten staan voor de uittocht uit Egypte. Hier dus een oproepen van het verleden, maar voor Jezus wijst het naar de heel nabije toekomst, naar morgen, dan zal Hijzelf het zwijgende lam zijn dat naar de slachtbank wordt geleid. Ieder jaar ging de hogepriester het heiligdom binnen om de verbondsark te besprenkelen met het bloed vaan het lam, morgen zal Jezus het heiligdom binnengaan met het offer van zijn eigen bloed.
Maar Jezus wil zich ook blijven geven, Hij wil bij ons blijven. Waarom kan een kind zijn ouders geen kostbaarder geschenk geven dan een zelfgemaakte tekening? Omdat het er iets van zichzelf heeft in gelegd. Jezus kan ons geen waardevoller geschenk achterlaten dan zichzelf weg te geven: gave en gever vallen hier samen in de eucharistie. In het gebaar van het breken van het brood loopt Hij al vooruit op morgen, breekt Hij zijn eigen lichaam. “Blijf dit voortaan doen om Mij in herinnering te brengen”, voegde Hij er aan toe, en “Heb elkander lief zoals Ik u heb liefgehad”. En dat is meteen een dubbele opdracht. Hij vraagt ons in verbondenheid met Hem te leven én in verbondenheid met elkaar. Het ‘gegeven zijn’ te beleven zoals Hij het heeft voorgeleefd. Hij vraagt ons altijd bereid te zijn elkaars voeten et wassen en deel te nemen aan zijn gedachtenisviering.
Morgen zal alles in vervulling gaan. “Alles wat over Hem geschreven staat, gaat Hij volbrengen”, zingen wij. Het kruis zal niets veranderen aan zijn verbondenheid met de Vader. In de 2de eeuw schrijft bisschop Mileto van Sardes: “Hij werd op het kruis niet gebroken. Hij is het die met velen, veel doorstond: die in Abel werd vermoord, in Isaak op het hout gebonden werd, in Jakob gezworven heeft, in Jozef verkocht werd, in Mozes te vondeling gelegd, in David vervolgd en in de profeten onteerd werd”,
En dat kunnen wij aanvullen uit onze eigen ervaring: zoveel mensen die te lijden hebben, moeten buigen onder geweld, misbruikt of vervolgd worden.
Toch gaat het niet om een uitzichtloos gebeuren, het is een doorgang naar Pasen: Hij die van de Vader uitgegaan is naar mensen, komt nu op het keerpunt om, na zijn zending bij de mensen, weer te keren naar zijn Vader.
De eerste vorm van geloofsbelijdenis en erkenning klonk bij de eerste christen gemeenschappen als: “Jezus is de Heer”, waarmee zij erkenden dat Hij nu in Gods heerlijkheid een plaats had gekregen. Als wij de Levende Christus willen ontmoeten, moeten wij onszelf klein kunnen maken en neerknielen, dankbaar omdat Hij ons ook in onze dagen nabij wil zijn. Dan kunnen ook wij in diepe vreugde erkennen: “Jezus is de Heer”

Bert Taeymans

3de Zondag van de veertigdagen tijd. – 27 maart 2011 – De Samaritaanse vrouw (Johannes 4, 5-42)

Beste mensen, wij zijn nu ongeveer halverwege in deze vastentijd. En samen met Jezus en de Samaritaanse vrouw bevinden wij ons midden in de woestijn, een plek waar niets groeit, waar de zon genadeloos brandt, troosteloos, uitzichtloos. Maar juist op deze plaats, op het heetst van de dag bij een zeldzame bron, ontstaat een wonderbaarlijke ontmoeting tussen Jezus en die heidense, ketterse Samaritaanse vrouw. Deze dorre plaats wordt een plaats van openbaring. Deze vrouw, samen met nog vele andere Samaritanen, zal het geloof in Jezus tot het hare maken.
Ver moeten we niet kijken om vandaag vele schrale, dorre plaatsen rondom ons te ontdekken. Hoeveel mensen geven het niet op om te zoeken naar de zin van hun leven? Onze samenleving, waar isolement meer en meer op de voorgrond treedt, hoeveel mensen komen zo helemaal alleen te staan? De sociale contacten, het cement tussen mensen, brokkelen in ijltempo af. Ondanks de gestegen voorzieningen zien we verschil tussen armen en rijken, zowel hier bij ons als elders in de wereld, fors toenemen. Mensen die hier uit de boot vallen, blijven meestal hulpeloos alleen achter, verstoppen zich uit schaamte – schaamte zoals die Samaritaanse vrouw die op het middaguur water gaat halen, omdat ze dan de minste kans heeft om iemand anders te ontmoeten – in bouwvallige woningen, zoeken hun heil in een glas alcohol of in één of andere vorm van drugs. Maar nog nooit zijn zovele mensen, ondanks een algemeen gestegen welvaartspeil, op de één of andere manier zoekende geweest. Zoekende naar wat? Zoekende naar wie? Zoekende waarom?
Deze verschijnselen hebben meestal heel weinig met materiële of financiële armoede of rijkdom te maken. Heel schraal is ook het hart van diegenen die zich uitsluitend verdrinken in hun eigen weelde, alleen maar bezig zijn met de duurste auto te hebben, het laatste technische snufje, de meest extravangante horloge. Veel leegte schuilt vaak achter al deze pronkstukken.
Jezus wijst ons vandaag zeer duidelijk de weg aan die we moeten bewandelen. Loop niet met een boog om deze mensen heen. Sluit je ogen niet voor onrechtvaardigheid, maar wees aandachtig en ga naar de mens in nood toe, treed in gesprek. Wacht niet tot mensen bij jou komen en vragen om hulp. Want dan zal het bij wachten blijven. Treed in gesprek. Een gesprek, dat bevrijdend werkt. Gesprekken, levend water over onze schrale harten. Een gesprek waarin we Jezus tegenkomen, Jezus met zijn geest van hoop.
We mogen hopen dat deze gesprekken vandaag gebeuren. Ook voor de mensen uit Rwanda, Afrika, Latijns Amerika, die elke dag hopen dat zij en hun gezin het overleven. Ook voor onze families hier, die op zoek zijn naar nieuwe vormen van gemeenschap.
Laten wij ons aansluiten bij het voorbeeld dat Jezus ons stelt. Jezus als levend water, die dorre grond omtovert tot vruchtbare velden, rijp voor de oogst. En het zijn wij, mensen, die worden uitgenodigd om te gaan oogsten.
“Ik heb dorst” zal Jezus straks op Goede Vrijdag zeggen. En vlak daarna zal overvloedig water uit zijn hart komen. Een bron voor alle mensen.

Henk Corluy

1ste Zondag van de veertigdagen tijd.

We begonnen deze 40-dagentijd verleden woensdag met de oplegging van de gewijde asse. Een symbool om ons te wijzen op ons aardse leven, kortstondig in tijd maar met een eeuwigheidswaarde.
Asdag is het begin van de sterke periode in het liturgisch jaar. 40 Dagen om ons voor te bereiden op het grote feest van Jezus’verrijzenis, voorafgegaan door het meeleven met Zijn veroordeling, Zijn kruisweg, Zijn dood.
de vasten is geen uitvinding van het instituut kerk. Reeds in de jaren stillekens, in het O.T. schreef Tobit: “Wat jij niet wilt dat jou geschiedt, doe dat ook een ander niet. Deel je brood met de hongerige en je kleren met de naakte. Besteed al wat je overhebt zonder te aarzelen aan aalmoezen. Prijs onder alle omstandigheden de Heer uw God en vraag hem dat je altijd de rechte weg mag bewandelen!”
3 aanbevelingen: aalmoezen, gebed en vasten.
Dan treed Jezus onze geschiedenis binnen; en voor Hij zijn openbaar leven begint vast Hij 40 dagen in de woestijn. In het evangelie van vandaag hoorden jullie terug het verhaal van de bekoringen:

  • Stenen die in brood konden veranderen
  • De macht om alles te bezitten
  • En God die men op de proef stelt.

We worden aangemoedigd om:
meer te bidden (gebedskaartje) liefst in de stilte van je eigen huis of hart
ons te durven onthechten aan de luxe waarin we leven ieder kan die soberheid zelf invullen naar eigen keuze.
Een 3de accent: aalmoezen geven. Dit kadert dan in het project van Broederlijk delen.
Een mooi visueel symbool werd ons aangereikt : de AGASEKE. Het is de mand die vrouwen meedragen op het hoofd, ge ziet ze bij de inheemse bevolking van Burundi, Oeganda, Rwanda.
In die mand nemen vrouwen geschenken mee als ze ergens op bezoek gaan: op het einde van het bezoek krijgen ze dikwijls geschenken mee nar huis.
Het doet ons nadenken over de vraag: welke geschenken hebben wij van het leven gekregen? Wat doen we ermee? De agaseke zal heel de vasten het symbool zijn van onze solidariteit met Rwanda.
In de loop van de vasten zullen twee mensen komen getuigen over hun werk in Rwanda: zij ijveren met hart en ziel om het sterftecijfer bij moeder en kind drastisch te doen dalen.
Een 2de symbool is onze wegwijzer – richting Jezus.
IedereNu schrijven we 2011. De vraag van de Kerk blijft onveranderd.
week worden jullie door een werkwoord attent gemaakt op een specifieke levenshouding.
1ste week: KIEZEN, bijna iedere dag moeten we kiezen tussen het goede doen of het nalaten?
2de week: DURVEN, het vraagt dikwijls moed om op te staan en op weg te gaan.
Zo zal iedere week een nieuwe wegwijzer ons op weg helpen.
Als we deze 40 dagen met onze goede wil samen op weg gaan naar Pasen laten we het dan doen met grote liefde zoals ik bij Paulo Coelho las:
de grote vraag van de mens moet niet zijn :” Hoe heb ik geleefd”? Maar “Hoe heb ik liefgehad?”
De finale toetssteen van al ons zoeken is de liefde.
Van belang is niet wat we hebben gedaan, noch wat we hebben geloofd, noch wat we hebben bereikt.
Maar hoe we onze naaste hebben liefgehad.
Ik wens u allen een genadevolle vastentijd. Amen.

Paula van den Eynde

9de Zondag door het jaar – 6 maart ‘ 2011 – A cyclus – Zand of Rotsgrond?

Tweemaal kregen we deze zondag het slot van een toespraak te horen.
In de eerste lezing is het Mozes die zijn toespraak afrondt bij gelegenheid van de verbondsvernieuwing rond de ark: een soort reliekschrijn waarin volgens de traditie de stenen tafels van de Sinaï bewaard werden. Het verbond is een aanbod dat je kunt aanvaarden of afwijzen, maar voor Mozes is menselijk geluk alleen te vinden binnen de ruimte die God geeft en krijgt.
In het evangelie vonden we een soort nawoord bij de bergrede. Jezus had eerder al afgesloten met de woorden: “Al wat je wilt dat de mensen voor jou doen, doe dat ook voor hen. Dat is wet en profeten” Zo staat het er. Maar in ons taalgebruik hebben we dat negatief gemaakt en daardoor eigenlijk al wat afgezwakt: wat je niet wilt dat de mensen jou aandoen, doe dat ook niet voor hen. Maar dat gaat eigenlijk al heel wat minder ver.
Maar goed, Jezus zegt: dat is wet en profeten, dus de gehele Joodse achtergrond. De wet: dat is, naast wat gegeven is en vastligt, ook de bewaarders ervan: de schriftgeleerden, de Farizeeën, de traditie, de rituelen; en de profeten: die staan voor de geest, de gedrevenheid, het inspelen op wat zich voordoet. Tussen de twee polen zit er in Jezus’ optreden een zekere spanning, en vinden we die ook niet terug in onze Kerk vandaag? De spanning tussen de officiële Kerk, het instituut, en anderzijds de beleving en het aanvoelen binnen de brede geloofsgemeenschap? Beide hebben hun eigen inbreng, hun eigen benadering en accenten: ze kunnen elkaar aanvullen.
Twee dingen zijn van belang: er is onze inzet, maar er is ook het spel van genade. God kan ons maar nabij zijn als wij in zijn nabijheid willen vertoeven. Hoe? Door gerechtigheid in onze levenswijze in ons leven na te streven en vorm te geven. De basis hiervoor werd gelegd bij ons doopsel: samen met de Geest die we toen kregen kunnen wij nu verder bouwen.
Vandaag geeft Jezus ons enkele criteria mee die ons kunnen begeleiden op onze zoektocht door het leven: welke weg kunnen wij best kiezen? Welke boodschap kunnen wij vertrouwen, welke profeet zet voor ons waardevolle bakens uit? Kijk naar het resultaat, zegt Hij. Aan hun vruchten, aan hun werken zult gij ze kennen.
Niet wie met veel omhaal van woorden spreken of bidden, of de naam van de Heer voortdurend op de lippen hebben, of zelfs wie duivels uitdrijven bieden een garantie om de weg naar het koninkrijk der hemelen open vinden, want hun houding ligt niet in de lijn van de zaligsprekingen. Vergelijk met wat Paulus aan de Korinthiërs schrijft over de liefde: ik mag dan al hemel en aarde verzetten of heel mijn bezit uitdelen en heb ik de gave van de profetie: zonder liefde maakt het allemaal niets uit.
De lijn van de zaligsprekingen doortrekken, dat wil zeggen: werken aan gerechtigheid. Dat betekent solidair zijn met armen, hongerigen en dorstigen, zieken en gevangenen. Of, om het nawoord van de bergrede terug voor de geest te halen: wat je aan de minsten van de mijnen niet gedaan hebt, dat heb je ook aan Mij niet gedaan. Wat gij wilt dat de mensen voor u doen, doe dat ook voor hen. Dat is de wil doen van de Vader in de hemel.
Aanvankelijk en gemakkelijk succes bieden helemaal geen zekerheid, geen houvast. Pas als de storm uitgeraasd is zul je zien of het huis gebouwd was op stevige fundamenten of op louter zand.
Net voor we de vasten ingaan en we stap voor stap de weg volgen naar passie en Pasen toe, staan we voor de keuze, de splitsing van de weg. Wordt het de weg van de gemakkelijke, een beetje toeristische wandeling, of de eerder wat moeizame tocht met meer inzet en inspanning, maar bewogen door de Geest? De weg van de zoekers naar gerechtigheid en vredestichters? Of die van het begaan zijn met zichzelf en het voldoen aan de eigen kleinste dromen en verwachtingen? Wat zal het worden? Zand, of rotsgrond? Aan hun vruchten zult Gij ze kennen!
De weg naar het Koninkrijk der hemelen moet vertrekken van een stevige basis.

Bert Taeymans

7de Zondag door het jaar – 20 februari ‘ 2011 – A cyclus

In de tijd van het Oud Testament was de wet der vergelding van kracht : ‘oog om oog, tand om tand’. Hoewel dit voor ons hard klinkt, was dit strafrecht voor die tijd een ware vooruitgang ten opzichte van een steeds toenemende wraak tussen families of clans.
Anderzijds bestond er toch ook al een voorschrift dat de Joden aanzette tot naastenliefde : ‘gij zult uw naaste beminnen’. De ‘naaste’ van de Joden betekende toen ‘andere Joden’, maar toch ook al de immigrant, die gelijke rechten had verworven. In de lezing van Leviticus staat : ‘ Wees heilig, want Ik, de Heer uw God, ben heilig… Bemin uw naaste als uzelf. Ik ben de Heer.’ Met andere woorden : als volk behoren jullie Me toe en daarom moet jullie gedrag naargelang zijn.
In de lezing van Paulus lezen we : ‘dat we eerst dwaas moeten worden volgens de wereld, om in staat te zijn Gods wijsheid te begrijpen.
Dat blijkt uit de toespraak van het evangelie van vandaag.
Jezus brengt de wet van Mozes tot een nieuw en tot dan ongehoord hoogtepunt.
Als houding tegenover het aangedane onrecht predikt Hij niet alleen geweldloosheid, maar zelfs meer: de andere wang toekeren, ook het bovenkleed geven, één mijl meer meestappen….
En de vijand moeten we beminnen en voor onze vervolgers bidden.
Zulke houding ligt niet goed in de markt de dag van vandaag.
Inderdaad, wie zou zijn kinderen zo’n raad meegeven? Moeten we ze niet weerbaar maken? Ze leren op te komen voor zichzelf?
Moeten we niet verhinderen dat er van ons geprofiteerd wordt? Onrecht aanklagen liever dan het lijdzaam te ondergaan?
Zulke houding is menselijk en maatschappelijk gerechtvaardigd.
Maar het gaat hier om iets anders.
Het gaat hier om Gods kijk op de zaak, het bovenmenselijke dus.
Misschien zijn we er ons niet van bewust, maar, eigenlijk passen we dit princiep van ‘een stapje meer’, een risico nemen, zelf vaak toe.
Als leerkracht heb ik menig keer ‘gekozen’ de uitleg van de jongeren te ‘geloven’, al vermoedde ik dat ze logen, of nog, ‘besloten’ om hen mijn vertrouwen te schenken, ook al zou dit waarschijnlijk worden misbruikt.
Dat doen jullie ook, als ouder, als partner, als vriend, of niet soms?
Telkens we een aalmoes geven en er een woordje en een glimlach aan toevoegen, zelfs als het geld zal gebruikt worden om alcohol te kopen.Telkens we geld lenen, heel goed wetend dat we het nooit meer zullen terugzien.
Waarom doen we dit? Omdat we, door het risico te nemen iemand te vertrouwen, we deze mens een nieuwe kans geven om te groeien, om een andere weg te kiezen, om slechte gewoonten af te leren.
In ‘Les Misérables’ van Victor Hugo geeft de bisschop aan Jean Valjean nog een zilveren schaal bovenop de kandelaars die hij van hem had gestolen. Dit wordt voor Jean Valjean een punt van bekering. Van nu af aan zal hij alleen nog het goede doen.
Jezus’ leven staat bol van zulke bekeringen, ten gevolge van een gebaar van liefde of vertrouwen.
Hetzelfde geldt voor het beminnen en bidden voor uw vervolger. Ik weet niet weer over wie het juist ging, maar ik herinner me wel het feit : een gevangene staat op het punt te worden terechtgestaan en bidt voor zijn beul. Deze smeekt hem om hem alstublieft niet zo in de ogen te kijken.
Zachtmoedigheid en vergeving zijn onverdraaglijk voor wie gewelddadig handelt.
Voor de wereld is zulke gedragscode naïef en utopisch.Dwaasheid.
Maar in Gods dynamiek werkt zulk handelen bevrijdend en schept het een nieuwe orde, die van Gods Liefde. Uw koninkrijk kome.
Deze levenswijze is niet meer menselijk maar bovenmenselijk. Zonder gebed en zonder Gods genade is er geen beginnen aan.
Hierin ligt ook de sleutel van het onbegrip van de omgeving van christenen. Ze vinden christenen utopisch, zwak, goedgelovig, terwijl het eigenlijk gaat om een immense sterkte : met Gods kracht kiezen voor liefde en vertrouwen.
Het is vanuit deze kracht dat Guy Gilbert jongeren weer op het rechte pad zet, dat Jean Vanier de Arch heeft gesticht en Jan Vermeire de Poverello. Ze kunnen zich veroorloven ‘zwak’ te zijn en zich kwetsbaar op te stellen te midden van hun minder bedeelde broers en zusters.
Als je vandaag in Jeruzalem rondwandelt ervaar je een sfeer van wantrouwen, achterdocht, spanning. Iedere godsdienst heeft zijn eigen wijk, en, binnen deze wijken zijn de christenen onderling verdeeld, de joden ook, en de moslims evenzeer. Deze toestand is precies waar Jezus tegen vocht en waarvoor Hij werd gekruisigd.
Daartegenover staat dan het leven van de monniken van Tibhirine, wiens leven en gewelddadige dood in Tunesië in de jaren negentig in de veel besproken film ‘Des hommes et des dieux’ wordt getoond.
De overlevende pater Jean Pierre vertelde in een interview : Het is dankzij het feit dat we regelmatig ontmoetingen organiseerden met moslimtheologen en dat we samen het dialoog over ons geloof aan gingen en samen in stilte baden, dat we tot een wederzijds begrip en diep onderling vertrouwen zijn kunnen komen. Een van onze moslim vrienden heeft zijn leven opgeofferd voor onze abt.
We hebben bewust gekozen om in Tunesië te blijven, ook al wisten we dat ons leven in gevaar was. Uit onvoorwaardelijke liefde en uit solidariteit voor de moslimgemeenschap rondom ons, die hetzelfde gevaar trotseerden zonder kans om te ontsnappen. Ieder geplant zaadje zal, vroeg of laat, vruchten dragen.
Dus laten we maar moedig verder zaaien. En ooit zien we de vruchten wel.

C. Gunzburg

Uw ja moet ja zijn, uw neen moet nee zijn – 6de Zondag door het jaar – 13 februari ‘ 2011 – A cyclus

Om een normaal functioneren van de maatschappij mogelijk te maken, worden mensen geacht de regels van die samenleving te respecteren en na te volgen. We spreken in dit verband dan over de wetsbepalingen en alle officiële reglementeringen, die absoluut nodig zijn, zoniet zouden we verzinken in totale chaos. Je kan ervoor of ertegen zijn, maar er is niet veel keuze, iedereen wordt geacht deze regels na te volgen, anders volgen er straffen of boetes. Dit geheel van regels is dus van een meer dwingende orde, zij houden geen waardebepalingen in zich.
Maar Jezus focust zich vandaag vooral op ons binnenste ik. Onze ware aard achter het omhulsel van ons lichaam. En zoals we allemaal goed genoeg weten, bestaat er soms een heel groot verschil tussen de mens naar de buitenwereld toe, en het diepste “ik” van elk mens. Ons lichaam kan bijgevolg ofwel een spiegel zijn voor ons echte gelaat, maar het kan evengoed een sluier, een mistgordijn zijn.
Maar die focus op ons binnenste ik, waar gaat het dan juist over? We worden opgeroepen om eerst met onszelf in het reine te komen. Met andere woorden, eerst moeten we ervoor zorgen dat we ook binnen in onszelf de “innerlijke wetten en geboden” naleven. In tegenstelling tot de buitenwereld, hebben deze wel te maken met waarden en normen. Je hebt als mens de keuze om deze te volgen, en doe je dat niet, dan kan je er ook niet voor gestraft worden.
Doe niet aan schijnvertoon en poppenspel, zegt Jezus. Onze daden moeten in overeenstemming zijn met onze innerlijke gedachten. Doe niet aan liefdadigheid als je nog ruzie hebt met je broer of zus. Los eerste deze ruzie op, en ga dan naar buiten.
Misschien kunnen we hier ook de volgende bedenking aan toevoegen: kom pas eucharistie vieren, als je dit ook echt wil. Doe het niet uit gewoonte, doe het niet “voor het oog van andere mensen”, maar laat het een bewuste keuze zijn van jezelf. Ik ben er trouwens persoonlijk van overtuigd dat we op die manier naar een andere, maar evengoed rijke kerkgemeenschap zullen evolueren, waarschijnlijk met minder leden, maar zeker authentieker.
De kerngedachte van vandaag ligt vervat in de laatste zin van het evangelie, waarin Jezus ons zegt dat onze ja een echte ja moet zijn, en onze neen een echte nee moet zijn, en al wat daar nog bij komt, is uit den boze.
Met andere woorden, als we ja zeggen, dan moeten we dat ook doen. En omgekeerd, als we neen zeggen, dan mogen we dat ook niet doen. Als ik word gevraagd om bijvoorbeeld boodschappen te gaan doen, en ik zeg ja, maar doe het niet, wel dan is dat eigenlijk niet netjes.
Eerlijk zijn, maar ook consequent zijn, niet rond de pot draaien. Ja maar, nee maar … Ja, maar ik doe dat straks of morgen wel. We weten dan dat er gewoonlijk niets van in huis komt. Eerlijk, consequent, doen wat je zegt, doen wat je belooft. Anders gaan we andere mensen op de één of andere manier ontgoochelen.
Misschien kunnen we voor onszelf eens proberen hier extra aandacht aan te besteden. We mogen er zeker van zijn dat we op die manier onze partner, ouders, broers, zussen, familie of vrienden gelukkig zullen maken.

Henk Corluy

Opdracht van de Heer – 5de Zondag door het jaar – 6 februari ‘ 2011 – A cyclus

In de Advent hebben wij samen met Maria en Jozef de verwachting gedeeld, met Kerstmis hebben wij met hen de geboorte gevierd, wij maakten wij mee dat de herders en de wijzen uit het Oosten hun hulde kwamen brengen. En al stonden de wijzen dan wel symbool voor alle volken, het bleven toch bezoeken in besloten kring.
Maar vandaag is dat anders: na 40 dagen – de tijd die ook Jezus later in de woestijn zou doorbrengen – zijn Maria en Jozef met het kind naar de tempel gegaan voor de rituele opdracht van hun eerstgeboren zoontje aan God.
En nu staat Maria daar: het kind dat zij eerst in haar schoot gedragen heeft, draagt zij nu in haar handen. Zo brengt zij vandaag Jezus in de openbaarheid van de tempel, een bedevaartplaats met een voortdurende drukte van gaande en komende mensen. Jezus wordt voorgesteld en herkend: nu moeten Simeon en Hanna hun rol vervullen. Over Simeon vernemen wij dat hij een wetgetrouw en vroom man is, en de hoogbejaarde Hanna wordt een profetes genoemd. Samen vertegenwoordigen zij de wet en de profeten, de hele Joodse traditie: dit gaat dus om een ontmoeting met het hele godsvolk.
We lezen dat Simeon gedreven wordt door de Geest en hij herkent in de baby de Messias die zij verwachten: Simeon en Hanna zien daarbij iets wat er wel en nog niet is: de Messias is hier aanwezig als belofte. Samen hebben zij uitgekeken naar dit moment, en samen zien ze de toekomst van dit kleine kind.
Lucas laat de stokoude Simeon zeggen: “Jarenlang hebben wij hiernaar uitgekeken. Nu heb ik het heil mogen zien: dit kind is het licht voor alle volken over heel de wereld. Nu kan ik heengaan. Nu mag ik sterven. Want alles is goed zoals het is”.
Maar Simeon kijkt ook ver vooruit: “Dit kind zal ook een teken van tegenspraak zijn”. De Oosterse kerken noemen dit feest de “Ontmoeting van de Heer”. En Simeon laat ons inzien dat die ontmoeting met Jezus geen vrijblijvend en voorbijgaand onderonsje zal zijn, maar wel het moment van de duidelijke keuze. Maria droeg het kind in haar handen, aan ons nu om het zelf te dragen, in onze geest en in ons hart. Dit kind doet ons onze eigen opvattingen en vertrouwde gewoonten in vraag stellen. Wie Hem ontmoet, moet kiezen: voor Hem of tegen Hem. Hij zal de bestaande waardeschalen en verhoudingen omgooien: machtigen ontmaskeren en zwakken en geringen nieuw uitzicht bieden.
Vandaag zijn de ouders te gast die er in het voorbije jaar voor gekozen hebben hun kindje te laten dopen. Net zoals Maria zetten zij vandaag een stap naar God toe. En zoals Maria zullen zij het dragen op de weg door het leven; zij zullen het begeleiden bij de zoektocht om de weg van Jezus te leren vinden.
En ook voor Maria heeft Simeon nog een boodschap, later zal zij voor een pijnlijke confrontatie staan: als moeder van dit kind zal zij een zwaard door haar ziel krijgen, zij zal machteloos moeten toekijken hoe haar kind terechtgesteld zal worden.
Simeon weet ons ook te vertellen waarom die confrontatie en die keuze zo belangrijk zijn: “opdat de gezindheid van vele harten openbaar zou worden”. Wegkruipen heeft geen zin, het gaat om de diepste vraag: waarom leef ik eigenlijk, en wat doe ik met mijn leven? Wat is mijn diepste beweegreden, wat durf ik opzij te zetten en waarvoor wil ik door een vuur gaan? Waar kan ik de verborgen schat, de mooiste parel vinden waarover Jezus het later zal hebben? Want waar je schat is, daar is ook je hart.
Wie Jezus écht heeft ontmoet, is in die ontmoeting grondig anders geworden. Dat ondervond ook de rijke jongeling die geen afstand kon nemen van zijn rijkdom en van wie de evangelist zegt dat hij bedroefd heenging, hij is niet meer dezelfde als voordien. Hij moest kiezen en kon het niet. Maar ook als je uit volle overtuiging ‘ja’ zegt, ben je getekend en kun je niet meer gaan en staan zonder Hem, je draagt zijn stempel mee.
Ja, Jezus zal een teken van tegenspraak zijn die mensen bevrijdt uit hun geslotenheid en zelfvoldaanheid.
Ook nu, in onze wereld, blijft Jezus zo’n teken van tegenspraak. Het gaat dan om het doorbreken van de verblinding en de kortzichtigheid van het louter zichtbare en tastbare en het gevoelig worden voor de diepere waarden die aan ons leven zoveel meer inhoud kunnen geven. In volle vrijheid kunnen kiezen kan zoveel moeilijker zijn dan het gemakkelijke involgen en nalopen van de nieuwste trends.
Wie zich door Jezus laat raken, maakt innerlijk een diepe verandering mee.

Bert Taeymans

Zaligprediking – 4de Zondag door het jaar – 30 januari ‘ 2011 – A cyclus

Goeienavond lieve mensen,
Vandaag is het Evangelie een bekende, maar nogal moeilijke tekst.
De armen van geest mogen gelukkig zijn, want zij hebben het koninkrijk der hemelen. Je moet gelukkig zijn als je treurt, want je wordt getroost. Enzovoort. Vreemde redenen om gelukkig te zijn, niet?
Ik heb mij in deze homilie vooral laten inspireren door Henri Nouwen, zoals u zal merken.
Ik wil eerst graag ingaan op dat woord “Zalig” of “Gelukkig”. In het Latijn stond “benedictus” met andere woorden “gezegend”. Benedictus komt van bene dicere: goede dingen zeggen. Als God u zegent, zegt Hij goede dingen tegen u. Zegenen is niet complimentjes geven, maar goede dingen zeggen over hun mens-zijn en het feit dat ze geliefd zijn. Ik citeer een voorbeeld van Henri Nouwen, een priester die samenleefde met mensen met een mentale handicap.
Bij de verstandelijk gehandicapten met wie ik werk, zat een fantastische vrouw, Janet. Janet kwam een keer naar me toe en zei: “Henri, kan je me zegenen? Dus ik zei: In de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.” Zij zegt: “Henri, het werkt niet.” Ik zeg: “Ik zegen je toch?” Zij zegt: “Het werkt niet.” Ik snapte het niet en vroeg: “Wat wil je dan?”
Ze zei: “Ik wil een zegen.”
Na de dienst, waarbij veel mensen op de grond zaten, zei ik: “Janet wil een zegen.” “Ja,” zei ze, “ik wil een zegen.” Ze kwam naar voren en legde haar hoofd op m’n borst. Ik omhelsde haar en ze nestelde zich in mijn armen. Ik trok haar kin iets omhoog en zei: “Janet, je bent een prachtige vrouw. je bent prachtig en we zijn dol op je. Ik weet dat je vandaag een beetje ongelukkig bent. Je hebt er behoefte aan weer te horen dat God je liefheeft en wij ook.”
Ze keek me aan en zei: “Ja, Henri, zo is het.” En ze liep terug.
Onmiddellijk riep iedereen: “Ik wil ook een zegen.” Ze kwamen naar voren, en ik vertelde ze allemaal hoe geweldig ze waren. Er was een vrijwilliger aanwezig, een helper, een reus van een football-speler met zo’n stierennek. Hij zei: “En ik dan?” “Kom maar,” zei ik. Ik legde mijn handen op zijn schouders en zei: “John, God houdt van je.” De tranen rolden hem over de wangen.
Zo zegende Henri Nouwen ‘zijn’ mensen.
Zo zijn wij geroepen om elkaar te zegenen. Zo zegent God ons. Hij omhelst ons, Hij heeft ons lief.
Dus de zaligsprekingen zouden we ook zegeningen kunnen noemen.
Ik ga in op de eerste 2 die in de bijbel staan. Ze allemaal overlopen zou te lang duren…
Gezegend de armen van geest, want aan hen behoort het Rijk der hemelen.
Armen van geest, u kan er zich wel een beeld bij vormen, denk ik.
Het kunnen mensen met een mentale handicap zijn, misschien ook kleine kinderen of psychiatrisch patiënten. Mensen die beperkt zijn in hun intellectuele mogelijkheden.
God legt op hen Zijn zegen. Hij omhelst ze, Hij bemint ze.
Vaak denken wij dat wij zulke mensen moeten helpen omdat wij beter zijn dan hen of soms hebben we ook schrik van hen.
Maar als wij ons zouden durven verbonden voelen met hen, dan kunnen zij hun zegen doorgeven aan ons. Wij kunnen hen helpen, ja, maar we kunnen veel van hen ontvangen en leren.
Ik heb als jongere veel kampen als begeleider van mensen met een mentale handicap gedaan.
Toen ik de angst voor hen losliet en hen durfde omhelzen, voelde ik mij meer dan ooit geliefd, elke keer opnieuw. Zij deden mij eraan herinneren dat ik kind van God ben. En zij doen dat nu nog. Heerlijk!
En het is niet alleen die liefde die ze doorgeven. Ze kunnen mij ook confronteren met mijn eigen tekortkomingen. Meer dan eens botste ik op mijn eigen angsten en fouten in mijn werk met mensen met een handicap.
Maar zij leerden me om geen angst meer te hebben voor mijn eigen beperkingen. Het is alsof God zegt doorheen hen: “Wees niet bang, want ik hou van jou, juist om die dingen die je niet hebt.”
Dus de armen van geest zijn gezegend. Wij kunnen hen helpen, maar zij hebben ook ons bijzonder veel te bieden! Gods zegen bijvoorbeeld!
Dan “Gezegend zij die treuren, want zij worden getroost.”
Ik ga hier nog even kort op in.
Wat ik hierbij vooral wil zeggen, is: als je treurt, als je verdriet hebt. Kijk die recht in de ogen, durf het verdriet te aanvaarden, durf zijn wie je bent.
Neem het verdriet vast en leg het in de handen van de Heer. Durf het aan Hem toe te vertrouwen. Wees niet bang voor de pijn!
Je zal zien dat je getroost zal worden door de Heer op een of andere manier. En je zal zeggen: “Ik was gezegend!”
Het doet mij denken aan het moment in mijn leven waar ik een belangrijke godservaring heb gevoeld. Op een moment van veel pijn en verdriet: 2 handen rond mijn gezicht en de zich blijvend herhalende zin: “Heb vertrouwen en je zult zien.”
Een moment dat bijna 10 jaar geleden is, maar mij voortdraagt tot op de dag van vandaag. Een gezegend moment!
Dus: durf u te laten troosten! Wees niet bang voor God. Blijf je ervan bewust dat je de geliefde zoon of dochter van God bent, niet meer en niet minder. Geliefd!

Dorien Vanbel

PAULUSVIERING – PATROONSFEEST 23 januari ‘ 2011 – A cyclus

Telkens als ik het parochieblad of de brieven aan St-Paulus nalees, dan valt mijn oog op een terugkerende kroniek, zowat het dagboek van onze Guido. Alle mogelijke dagelijkse gebeurtenissen maar ook ongewone verrassingen, passeren de revue.
En dan denk ik wel eens: en hoe zou dat zitten met die Paulus van ons ? Zou die ook zoiets als een dagboek bijgehouden hebben? Op zoek dan maar in zijn brieven.
Na zijn ommekeer op de weg naar Damascus en een tijd van inwijding begint hij ook te preken. In Damascus zelf valt dat niet zo best mee: Joodse mensen uit Jeruzalem hebben hem nog als vervolger gekend en gaan luid protesteren. In allerijl moet hij de stad ontvluchten: vrienden kunnen hem door een raam in de stadsmuur in een mand naar beneden laten.
Dan maar de blijde boodschap buiten de Joodse wereld gaan brengen! Hij maakt 4 reizen door de bekende wereld van die dagen en sticht overal christengemeenten.
Was hij een begenadigd en uitzonderlijk redenaar? Eigenlijk niet: in Athene hield hij op de Areopaag een goed voorbereide en gestoffeerde toespraak voor de Griekse bovenlaag, de ViPS’s, van toen. Hij knoopte aan bij de Griekse godencultuur want hij had in de stad een altaar gezien voor de “onbekende god”, en die wilde hij nu brengen: hij eindigde met de dood en de verrijzenis van Christus. Na afloop zeiden zijn toehoorders uitermate beleefd: “Heel interessant, daar willen wij je op een andere keer nog wel eens over horen”. Maar tot geloof kwamen ze niet, en het bleef helaas bij die ene keer.
Korinthe is een dan die gemeenten die hij zelf gesticht heeft: in die tijd een kosmpolitische stad met een drukke haven, waar dan ook heel wat handelaars en zeelui verbleven. Paulus hield zijn Korinthiërs, maar had er heel wat mee te stellen!
Na zijn vertrek bereiken hem onrustbarende geruchten: er is verdeeldheid gegroeid: na hem is Apollos, een collega-prediker gekomen om het onderricht verder te zetten, en die blijkt wel over sprekersgaven te bezitten: half Korinthe dweept met de man, en meteen zijn ze verdeeld: ik ben van Paulus, ik van Kefas, ik van Apollos, die kan het goed uitleggen! Paulus schrijft: we zijn allemaal alleen maar van Christus!
Ook hier blijkt dus dat Paulus het niet van zijn sterke redenaarskunst moest hebben, wat Apollos wel had. Maar Paulus kon wel overtuigen: onverkort, verrassend, zonder opsmuk, de kern van de boodschap: Jezus is gekruisigd en verrezen, voor anderen een dwaasheid, voor ons de redding!
Een andere keer komen er verontrustende berichten over de viering van de eucharistie. Voor de maaltijd na de viering bracht ieder zijn picknick mee: rijken zaten aan welgevulde tafels, armen hielden het bij een schrale keuken. Dat kan niet voor Paulus: hij benadrukt de zin van de eucharistie: de samenkomsten moeten de uitdrukking zijn van de diepere eenheid.
Ook rond de uiteenlopende gaven en talenten moet hij de puntjes op de i zetten: hoe verscheiden ook, ze moeten ons brengen tot samenwerking, ze zijn complementair, niemand mag op een ander neerkijken. Het gaat om gaven van dezelfde, ene Geest, ze moeten leiden tot delen van elkaars vreugde en pijn.
Maar ook zijn verblijf in Efeze is Paulus bijgebleven. Efeze was het centrum van de Artemisverering, een soort Scherpenheuvel van de Oudheid. Paulus had er zijn christelijke boodschap gebracht, maar dat was niet naar de zin van Demetrius, de plaatselijke zilversmid. Hij vervaardigde en verkocht de souvenirbeeldjes van Artemis en zag zijn handeltje helemaal verschrompelen: hij vuurde een volksopstand aan en bracht de mensen samen in het theater; Paulus wilde er naartoe, maar zijn vrienden en enkele hoge functionarissen weerhielden hem: hij zou er wel gelyncht kunnen worden!
Paulus leerde daaruit dat tegenslag en lijden geen voorbijgaand, toevallig gebeuren zijn voor wie de boodschap wil beleven en uitdragen: zij behoren tot de diepere zin van het apostolaat, ze maken ons nederig, ze voorkomen dat we te zeer gaan betrouwen op eigen inbreng, terwijl alleen op God een zekerheid biedt. In de huidige moeilijkheden in onze Kerk kan dat een houvast bieden. Aan zijn geliefde Korinthiërs schreef hij: “Paulus zaaide, Apollos besproeide, maar het is God die de groeikracht geeft”.
Hebben wij daarmee Paulus’ dagboek volledig uitgelezen? O, we kunnen er nog wel enkele ‘voetnoten’ aan toevoegen: driemaal schipbreuk geleden, eenmaal gestenigd, vijfmaal gegeseld, driemaal met stokken geslagen, tochten door woestijnen en bergen in honger en dorst, gevangen genomen.
Guido, ik zou het maar houden bij deze Paulusgemeenschap…
Maar kunnen wij uit Paulus’ wedervaren ook wat sprokkelen en opsteken voor onze gemeenschap?
Bij het begin van dit werkjaar hielden we in het zaaltje een grote parochieraad waar we op zoek gingen naar terreinen waar we alerter aan kerkopbouw kunnen werken: we werkten er rond 4 polen.

  • Paulus leeft, ook van op afstand, mee met wat er reilt en zeilt in de gemeenten die hij gesticht heeft. Wat daar gebeurt laat hem nooit onverschillig en hij reageert erop. Dat is een eerste stap: het ZIEN, oog hebben voor elkaar, durven zien met Gods ogen.
  • Hij schrijft regelmatig dat hij ernaar uitkijkt om de gemeente opnieuw te bezoeken en maakt al plannen om dan samen te werken, hier komen we bij de verschillende gaven. Tweede stap, het ONTMOETEN. Wie willen wij ontmoeten?
  • Op alle berichten reageert hij: soms boos, soms lovend, soms berispend maar ook aanmoedigend: derde stap: GERAAKT WORDEN. Hoe en door wie laten wij ons raken?
  • Omdat de christenen in Jeruzalem vervolgd worden organiseert hij in de gemeenten een inzameling voor de armen. Zijn bezorgdheid gaat uit naar armen en kleinen. Onze vierde stap: ER ZIJN! Wie is er voor mij, voor wie wil ik er zijn?

En lijkt dat allemaal niet heel erg op wat we in de evangelies kunnen lezen over Jezus zelf? Ligt daar dan niet de weg die we te gaan hebben?
Nog een fijn en blij patroonsfeest!

Bert Taeymans

TWEEDE ZONDAG door het jaar 16 januari ‘ 2011 – A cyclus

Even evalueren wat was, vooruitzien naar wat 2011 kan worden
We kunnen er moeilijk om heen. Vorig jaar was voor de katholieke kerk in België een annus horribilis, een verschrikkelijk jaar. Velen van ons zijn meermaals geschokt door de schandalen binnen de kerk die via de media in de openbaarheid werden gebracht. De reacties en de wijze van communicatie door sommige kerkoversten waren zeker niet ideaal. Bepaalde uitspraken gooiden hierbij nog olie op het vuur – waarbij we soms het gevoel kregen dat er een grote kloof was tussen de leden en haar leiding. Wij voelden mee met de lokale priesters en talloze vrijwilligers- we voelden pijn, schaamte maar vooral frustratie om al het goede en de mateloze jarenlange inzet in dienstbaarheid die zomaar werd weggeveegd door deze mediastorm. Voor sommigen was dit alles de druppel om nog meer afstand te nemen van het instituut Kerk. Allen voelen zich gekwetst en er zal tijd nodig zijn om de diepe wonden te helen en het geschade vertrouwen te herstellen.
Maar was alles kommer en kwel? Nee – gelukkig is een parochie vooral een lokaal gebeuren, en ik ben fier als lid van het parochieteam ook vandaag te kunnen zeggen dat onze Sint Paulus parochie nog altijd voortgestuwd wordt door vele enthousiaste mensen in de diverse werkgroepen. Dit gegeven wordt trouwens ook ervaren door mensen van buiten onze parochie die op een of andere wijze met onze werking te maken krijgen.
Graag wil ik louter als voorbeeld enkele realisaties van vorig jaar met jullie delen:

  • Er werd met succes inspanningen gedaan om de jeugd te betrekken in onze parochiale activiteiten. De Splash revival blijft veelbelovend, in 2010 zagen we een herstart van het kinderkoor hetgeen enthousiasmerend werkt. Bij het Sint Paulus koor werd hard gewerkt aan de vernieuwing en uitbreiding van hun repertoire; vanuit de VZW werd een nieuw orgel aangekocht om de wekelijkse repetities te ondersteunen.
  • Op het vlak van communicatie zijn de brieven aan Sint Paulus zowel voor samenstellers als lezers een welgekomen bron van inspiratie en reflectie. We vinden dit een boeiend initiatief. Daarnaast is bijzonder hard gezwoegd aan de vernieuwde website door Guido Vanbel. De site oogt jeugdig, modern en ondersteunt ten volle het beeld van onze parochie in beweging. Een aanrader om regelmatig te bezoeken.
  • De 45e Sint Paulus feesten, met dit jaar een 1e run for Spitak was een groot succes in alle opzichten.
  • Dit jaar was er de gesmaakte Golden Bridge –verbroederingsmis tussen vijf landen in vijf talen, en in het najaar werd ook de rouwbegeleidingswerkgroep opgestart om ons beter voor te bereiden op de nieuwe uitvaartdienst met meer inbreng van leken. Hier mogen we fier zijn op ons uitvaartkoor dat vorig jaar 28 uitvaarten op een gepaste wijze heeft ondersteund.
    Daarnaast denk ik aan de vele doorlopende activiteiten:
  • De vele mooie en gevarieerde bloemstukken, de maandelijks gekuiste kerk, de verzorgde omgeving rondom de kerk – waarbij we voor dit laatste zowel mogen rekenen op eigen vrijwilligers als op het gemeente bestuur– dit alles getuigt van het engagement van velen.
  • De administratieve steun van de mensen uit het pastorietje, de vele mensen en vooral onze voorganger Bert, die betrokken zijn in de sacramentele omkadering en de verzorging van de erediensten, de mensen van ontmoeting- perspectief- Net for God, onze wijkverantwoordelijken ook hen wil ik herbij niet vergeten.
  • Ten slotte maar niet in het minst de mensen van het zaaltje die er mede voor zorgen dat we een financieel gezonde parochie blijven, en tevens de vrijwilligers die sterk gesmaakte ontmoetingsmomenten op maandagnamiddag mogelijk maakten.
    Ik wil dan ook in naam van het parochieteam , de parochieraad en de VZW eenieder die hieraan meewerkt zowel voor als achter de schermen van harte bedanken. Alleen kunnen we niets, dus bedankt voor jullie belangloze bijdrage vorig jaar, ook in moeilijke tijden.
  • Wat 2011 wordt wil ik graag enkele attentie punten opsommen, op basis van onze vijf peilers.
  • De wekelijkse eucharistie als centrale peiler. Net zoals vorige jaren willen we een 3 à 4 speciale vieringen houden. In dit jaar waarbij we terugkeren naar de kern van gemeenschap zijn – met name mensen nabij zijn. Hiermee zullen we van start gaan in onze patroonsviering op 23 januari waar iedereen maar zeker alle parochiale vrijwilligers van harte uitgenodigd worden. Daarnaast denken nog aan lichtmis, een missieviering en de paaswake. Onder deze peiler vermelden we tevens de nieuwe uitvaartliturgie- dit is een aanpassing voor allen, we hopen op eenieders begrip en het team van de rouwbegeleiding krijgt hierbij onze volle steun.
  • Groeien in geloof, geloven is een werkwoord: op federatie niveau is afgesproken om minstens één speciale avond te organiseren rondom geloof in deze tijd waarbij mensen uit onze eigen omgeving vertellen hoe zij vandaag hun geloof beleven en omzetten in daden – een aanrader. We zullen jullie op de hoogte houden.
  • Met zijn allen gemeenschap. Onze vernieuwde parochiewebsite moet erin slagen het verbindingspunt te zijn voor ons allen, waarin we het beeld krijgen wat iedere werkgroep realiseert, wat er in de parochie te gebeuren staat. Hierbij doen we een warme oproep aan de diverse werkgroepen om hun werking aan de hand van tekst en/of beeld met ons te delen op de website. Splash is alvast sterk van start gegaan
  • Kerk bij ons: naast onze acties voor Spitak, de speelgoedactie van Splash voor de kinderen van OC Clara Fey, onze Kerstomhaling voor een sociaal project sponsoring –dit jaar was dit voor de De Steenhouwer- zal nagegaan worden of er iets kan georganiseerd worden voor 4de wereld gezinnen bij ons rond de Kerstperiode.
  • Ieder jaar zijn uitdaging: dit jaar willen de focus leggen op mensen nabij zijn. Dit betekent in eerste plaats mekaar echt ontmoeten. Tevens mekaar kansen geven onze talenten te gebruiken in onze parochie in een sfeer van respect. Doorheen de diverse werkgroepen willen we dit doorheen het jaar verder concreet vorm geven. Hierbij willen we tevens erover waken een open en tolerante parochie te zijn, waarbij eenieder welkom is.

Voel je je aangesproken om ook mee te bouwen aan onze parochie steen per steen, stap voor stap – dan wordt je daadwerkelijk uitgenodigd om niet langer te aarzelen en met ons mee te gaan op deze boeiende tocht.

Rik Wyffels

DOOP van de HEER – 9 januari ‘ 2011 – A cyclus

Goeienavond lieve mensen,
Vandaag laat Jezus zich door Johannes dopen. Hij wordt ondergedompeld in de Jordaan en stijgt uit het water waarbij de Geest over Hem neerdaalt. Jezus krijgt een nieuwe naam van God: “Mijn Zoon, mijn Veelgeliefde”.
Laten we dit verhaal van dichtbij bekijken en proberen ook op onszelf toe te passen.
Jezus laat zich ten eerste door Johannes dopen. Johannes die eerder zei: “Na mij komt iemand die groter is als mij. Ik ben nog niet waard de riemen van zijn sandalen los te maken.”
Johannes voelt zich te klein, niet waardig genoeg, om Jezus te dopen.
Maar Jezus zet zich in de rij bij alle anderen. Hij is mens onder de mensen, acht zich gelijkwaardig. Johannes màg Hem dopen. Er is geen sprake van te onwaardig of te klein.
Ook voor ons vandaag de dag is Jezus dezelfde. Niemand van ons is te onwaardig om Hem te ontvangen. Hij wil thuis komen bij ieder van ons, ongeacht wie we zijn en wat we hebben gedaan.
En dan: Jezus laat zich dopen. Hij wordt ondergedompeld in de diepte van het duistere water en stijgt erna uit het water.
We herkennen Pasen hierin: het lijden van Christus met de dood als dieptepunt en dan zijn verrijzenis waarbij Hij de dood overwint.
Misschien is doopsel wel: geloven dat je doorheen lijden en dood verrijzenis vindt. Kiezen voor de Liefde, sterker dan de dood! Paulus beschrijft het als: bekleed worden met Christus, als nieuw mens herboren worden.
Ik vermoed dat de meesten van ons zijn gedoopt als kind. Te klein om het als bewuste keuze te hebben meegemaakt. We kunnen ons geen tweede keer laten dopen. Wat we wel kunnen doen, is ons doopsel herbeleven, zoals we dat doen in de Paasviering. Bewust onze doopbeloften hernieuwen. Kiezen voor de Liefde! De weg van dood naar verrijzenis zelf gaan. Pasen vieren, elke dag!
Wanneer Jezus uit het water stijgt, daalt de Heilige Geest over Hem neer. Hij wordt één met de Vader. Hij kent Zijn Vaders wil, Hij kent Zijn liefde en kiest ervoor die te belichamen. Hij kiest voor Gods Weg en ontvangt daarvoor de Geest van God.
Ook wij kunnen de Geest van God over ons vragen. Als wij dat doen, vragen we eigenlijk: “Heer, wilt Gij aan het stuur van mijn leven zitten?” Ik zeg JA aan Uw Weg!
En dan krijgt Jezus een nieuwe naam van God: “Mijn Zoon, Mijn veelgeliefde”.
Jezus weet welk lijden Hem te wachten staat, maar in de eerste plaats is Hij Gods veelgeliefde. Hij is bemind!
En dat zal Hem de kracht geven die Hij nodig heeft. Alleen zo zal Hij zijn lijden kunnen dragen.
Horen wij God tot ons zeggen: “Jij bent Mijn veelgeliefde”? Durven wij tot onszelf zeggen: “Ik ben bemind”?
Eigenlijk kunnen we dit verhaal, de beleving van het doopsel, in elke eucharistie terug vinden. Want Pasen vieren we elke zondag!
Telkens worden we uitgenodigd om die weg te gaan: doorheen de diepte van ons lijden naar de vreugde van de verrijzenis.
Ik wil U, lieve mensen, graag oproepen tot die vreugde.
Want wat wij hier samen doen, is enorm!
We staan ook stil bij ons lijden, maar we worden uitgenodigd om uit het water te komen en de Geest over ons te laten neerdalen. te horen: “Jij bent mijn veelgeliefde!”
Is dat geen bron van vreugde?
We worden intens bemind. We mogen opstaan uit onze kwetsuren en blij zijn! We zouden hier straks allemaal blij en verlicht moeten buiten gaan.
We moeten durven intens dankbaar zijn en lof zingen. Ons hele lijf laten vullen met Zijn Liefde voor ons. Danken! Zingen! Dansen!
Want Hij heeft ons lief!

Dorien Vanbel

Kerstmis – 25 december ’10 – A cyclus

Al ruim tweeduizend jaar komen mensen telkens weer samen rond een kind, soms midden in de donkere nacht. Wat bezielt hen toch? Och er worden elke dag en elke nacht kinderen geboren over de hele wereld! En wat is er dan zo aantrekkelijk en boeiend aan een pasgeboren kind, dat, menselijk gesproken, toch nog alles moet bewijzen? En wat is er zo meeslepend aan samen zingen en luisteren en gebeden uitspeken? Wat is er toch aan de hand met dit kind?
In de 7de eeuw schrijft Sofronius, bisschop van Jeruzalem, daarover heel gebald: “De Onlichamelijke is vlees geworden. De Onlichamelijke heeft een lichaam aangenomen als het onze. Hij werd naar waarheid mens, maar bleef altijd God. Hij werd gedragen in de schoot van zijn moeder, terwijl Hij in de schoot van zijn eeuwige Vader bleef. De Ontijdelijke kreeg een begin in de tijd”.
God is dus ons bestaan komen delen in de persoon van zijn Eniggeboren Zoon: menswording noemen we dat. Dat is de kern en het originele van het christendom: dat God midden onder ons is komen leven, dat Hij vreugde heeft gekend en pijn en honger en vriendschap. Op één moment in de geschiedenis gebeurt er iets wonderbaars tussen hemel en aarde, tussen God en mens. God is niet langer op afstand, maar Hij kruipt in onze huid. Voor Joden en Islam bestaat er een verbod om de Heilige af te beelden: christenen hebben dat niet, want God heeft zich laten zien en kennen onder mensen, in een lichaam zoals wij.
Tegenover de “pax romana” die keizer Augustus oplegt met wapengeweld, tegenover het machtsvertoon van zijn volkstelling vinden we een kwetsbaar en onaanzienlijk kind. Voor God was dat geen toeristische uitstap, want Hij neemt wel een erg groot risico. Hij is nu immers overgeleverd in de handen van mensen. Aanvankelijk zijn dat de lieve en zorgende handen van Maria en Jozef, maar dat duurt niet lang: want zo heeft Herodes het niet begrepen. Al vlug heeft het kind af te rekenen met weerstand en afwijzing, want niet iedereen aanvaardt Jezus en in de plaats van zachte vriendenhanden komen de harde handen van Herodes’ soldaten en later die van de Romeinse soldaten die Hem uiteindelijk aan het kruis zullen nagelen.
De God van in het begin laat zich hier kennen als een kind van één dag oud. Tegenover alle wereldse macht en geweld stelt dit kerstverhaal een hulpeloos kind dat de weg van de nederigheid aanwijst. Waarom doet God zich hier zo te kort? Om ons de weg van de nederigheid te leren, de nederigheid van God nodigt ons uit tot menselijke nederigheid.
Drie elementen komen naar voor in de verkondiging van de engel:

  • Ik verkondig u een vreugdevolle boodschap die bestemd is voor het hele volk,
  • vandaag is voor jullie een redder geboren , Christus de Heer, in de stad van David,
  • en dit is het teken: een kind in een kribbe.

Deze boodschap drukt de christelijke visie op Jezus uit: Hij is de Messias uit het geslacht van David, de vervulling van wat Jesaja had aangekondigd vanuit de ballingschap: een vredevorst, en Lucas spreekt over de hoop van zoveel voorbije eeuwen.
Wat doen we daarmee in een periode waar oorlogen, spanning tussen gemeenschappen en vluchtelingen en zoveel andere problemen niet uit het nieuws zijn? Hoe kan vrede tot stand komen? Hoe kan de weg van de nederigheid hier werken? Allicht door soms het eigen grote gelijk in vraag te durven stellen, door de maskers van zelfverdediging af te durven leggen, door niet de enige overwinnaar te willen zijn, door van tijd tot tijd kleiner te durven worden. In de praktijk kan dat betekenen dat niet alle bomen tot in de hemel groeien en dat we, zoals deze dagen, de suprematie van de natuur moeten erkennen en dat de zorg voor de schepping ons ertoe dwingt te leren luisteren naar de eisen van het klimaat.
Het kind van één dag is een teken: Paulus schrijft: in het pasgeboren kind is de genade van God op aarde verschenen: weerloze liefde die zich kwetsbaar en klein maakt. God vraagt er geen prijs voor, gratis, zonder voorwaarden komt Hij. Het kind van deze nacht nodigt ons uit ons hart open te stellen.
God is mens geworden op dat ene moment in de geschiedenis: met onze eigen menswording zijn we nog niet klaar: het is een opgave voor een heel leven, dag na dag.
Zalig Kerstfeest en tegelijk een nieuwe start!

Bert Taeymans

Scroll naar boven