Vertrouwen op Gods vaderlijke leiding.
Je een kijk op de wereld laten aanzeggen.
Om zo luisterend te leven.
Dat Gods plan door alles heen volvoert wordt
en dat Hij heel zijn schepping tot volmaaktheid zal leiden.

32ste ZONDAG door het JAAR – 10 november 2013

Onze God is een God van levenden – Luc 20,27-38 – weekend 9-10/11/12 -rw In deze laatste weken van het kerkelijk jaar blijven de liturgie en haar schriftlezingen in de sfeer van Allerheiligen en Allerzielen verwijlen bij het mysterie van leven en dood, van opstanding en wederkomst. Tussen het evangelie en de eerste lezing loopt ook vandaag traditiegetrouw een parallel. Tweemaal gaat het over zeven broers die na elkaar sterven en na hen is de vrouw aan de beurt: de moeder respectievelijk de echtgenote. Maar daar stopt de vergelijking. De eerste lezing brengt het gruwelijk verhaal van zeven voorchristelijke martelaren. Uit hun woorden blijkt hun onverschrokken moed en hun trouw aan God. In het evangelie proberen de Sadduceeën, een hogere conservatieve priesterklasse, Jezus op de proef te stellen met een flauw verzinsel. Immers zij houden zich strikt aan de wetten van Mozes en verwerpen het geloof van de verrijzenis, dat ze klasseren als een louter menselijke overlevering. Jezus’ antwoord is tweeledig: enerzijds wijst hij de redenering van de Sadduceeën van de hand. Het leven na de dood is immers geen voortzetting van het aardse leven. Het eeuwig leven gaat ieder menselijk voorstellingsvermogen te boven. De beperktheid van ons verstand en onze verbeelding laten ons slechts toe wereldse begrippen en beelden te gebruiken voor iets dat onzegbaar en onvoorstelbaar is. Anderzijds grijpt Jezus in zijn antwoord terug naar Mozes die de Heer noemt “ de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jacob.” Dit zijn de aardvaders die reeds gestorven zijn maar echter niet voor God, Hij is hen niet vergeten. God is liefde en vergeet niet. Hoe zou Hij eeuwige vergankelijkheid willen voor wie Hij in liefde geschapen heeft? Hij is er voor ons en gaat met ons mee over de dood heen. Door Zijn liefde wordt ons sterfelijk bestaan getransformeerd tot een hemels onsterfelijk leven, zoals de rups uiteindelijk een vlinder wordt of zoals een graankorrel sterft om veel vrucht voort te brengen. Ook vandaag vragen we ons allen af wat er gebeurt na de dood – en hierin vinden we alle geloofsschakeringen. Er zijn nog steeds mensen die een eerder oud klassieke en eenvoudig menselijke voorstelling hebben van het hiernamaals, waar ze een beloning krijgen voor hun levenswijze. Sommigen zijn zelfs bereid tot terroristische aanslagen en bewust als martelaar hun leven te geven voor hun ideologie. Een andere groep baseert zich op de menselijke ratio en beweert dat een mensenleven niet kan leven buiten de biologische omgeving en dus dat een leven na de dood gewoon niet kan. Een grote groep gelooft wel in een verrijzen, in een opstaan uit de slaap en het starten van een nieuw en ander leven. Door Christus geloven ook wij in een herrijzen. In elke eucharistieviering gedenken we de verrijzenis van Jezus en de opstanding voor het eeuwig leven voor ieder van ons. Belangrijk is echter dat dit geloof ons niet weerhoudt om ten volle in dit aardse leven te staan, te leven en te werken aan het Rijk Gods hier immers de mens is niet geschapen om te sterven maar om te leven. Ik hoop dat ik bij de overgang naar het ander leven het sterke verrijzenisgeloof mag hebben dat de menselijke angst voor het onbekende overstemt. Een geloof zoals Phil Bosmans het in zijn bundel “God niet te geloven” op een prachtige wijze verwoordt:
Alles is goed.
Alles is in orde nu.
Ik ben niet dood.
Ik ben gewoon naar de andere oever.
Het leven verandert.
Het wordt ruimer, voller, inniger.
Geen begrenzing en geen beperking meer,
Geen duisternis en geen droefheid meer.
Er is alleen die eeuwige levensstroom waarin ik zacht en zalig onderga.
Alles wordt “licht”.
Alles wordt “liefde”.
De aarde kan me geen pijn meer doen.
In God zijn alle wensen vervuld Ik kan alleen maar dankbaar zijn.
Mijn geluk is volkomen.
Ik leef.
Ik ben in vrede want ik ben geborgen in de armen van een oneindige lieve God.

Rik Wyffels

ALLERHEILIGEN – 1 november 2013

Toen we nog klein waren en er in de lucht al iets begon te trillen omdat het Sint-Niklaasfeest in de verste verscheen, gebeurde het wel eens dat er onverwacht al een stukje chocola do speculoos uit de lucht viel: een soort voorafname, en dat hield de verwachting levendig en het zorgde ervoor dat we extra braaf probeerden te zijn want er stond natuurlijk veel op het spel, je non er alleen maar bij verliezen. Vandaag vierend wij het feest van Allerheiligen.De Kerk spreekt van een ‘gemeenschap der heiligen’, waartoe levenden en doen behoren. Godfried Bomans noemt het ergens een warm, familiaal feest: er worden herinneringen opgehaald aan de ooms en tantes ‘die het gehaald hebben!”, zij hebben de eindstreep al gehaald Paulus vertelt ons in de eerste lezing wat er op het spel staat: de liefde van de Vader is zo groot dat we kinderen van God genoemd worden, en meer nog: we zijn het ook! Al is dat nu nog niet ten volle: wij zijn geroepen om hem te zien zoals Hij is! Het is er dus al, zij het nog niet helemaal: dus ook een soort voorafname. In de tweede lezing roept Johannes die eindsituatie op in een visioen van wat we de hemelse liturgie mogen noemen. Een ontelbare menigte staat voor Gods troon in witte gewaden, En dan komt de vraag: “Wie zijn dat in witte gewaden, en waar komen zij vandaan?” wat ze achter de rug hebben is geen groot feest zonder meer, want zij komen “uit de grote verschrikking, de grote verdrukking”. Johannes zinspeelt hier op de grote vervolgingen die zijn tijd kenmerkten. En zijn visioen krijgt daardoor de betekenis van een stevige troost, het biedt hoop op een goede afloop. Eens komt alles wel goed! Bij die grote menigte aan heiligen denken wij vooral aan hen die niet heilig verklaard zijn, maar die hun mens-zijn beleefd hebben en inhoud gegeven hebben op een echt-menselijke manier misschien wel spijts heel wat ‘verschrikkingen’.
Waar moeten wij die vandaag gaan zoeken? Misschien wel waar wij er niet onmiddellijk zouden aan denken. Zijn het misschien de drenkelingen van Lampedusa, uitgebuit door mensenhandelaars? Of de slachtoffer uit het shopping center in Kenia, slachtoffers van het terrorisme? Of de christenen die het in het Midden-Oosten erg te verduren hebben? En wellicht ook de arbeidsters uit de naaiateliers van Bangla-Desh die werken in mensonwaardige omstandigheden voor een hongerloon, mogelijk wel omdat wij niet kritisch genoeg zijn bij het aankopen van textiel? En hier mee zij we nog lang niet rond. Zijn zij misschien niet allen ‘witgewassen door het bloed van het Lam?” Het ziet ernaar uit dat er heel wat witte gewaden mogen klaargelegd worden, want de liefde van de Vader is immers zo sterk dat zij allemaal kinderen van God zijn. In het evangelie kunnen wij lezen waar ze zich kunnen op beroepen als er controle is aan de grote hemelpoort: treurenden die nood hebben aan troost, mensen die hongeren en dorsten naar een samenleving die recht doet aan allen, vervolgden die schreeuwen om gerechtigheid… Het zijn dingen die ons doen nadenken, wij die het een stuk gemakkelijker hebben en er niet altijd bewust van zijn. Het is dan ook nodig dat wij die wegenkaart die ons vandaag onder de ogen geschoven wordt extra in ons hart prenten., erin laten doordringen om het tot eens tuk van onszelf te laten worden. Arm van geest zijn, zachtmoedigheid tot een levenskenmerk – levensstijl – maken, barmhartig naar de anderen toegaan, gerechtigheid nastreven en er werk van maken, het stichten van vrede altijd voor ogen hebben, en als men ons om ons christen zijn neerbuigend aankijkt, ons geloof nog meer te verdiepen. Het groeien in die toch wel moeilijke levensstijl is op zichzelf al ‘een voorafname’, maar het is de smalle weg naar de vervulling, of zoals Matteus zegt: “Verheug u en juich, want groot is uw loon in de hemel”. Geroepen om kind van God te worden, wat we al zijn – een beetje toch – maar we toch nog hard moeten aan werken!
Een zalige hoogdag!
Bert Taeymans

27ste ZONDAG door het JAAR – 6 oktober 2013

Toen zeiden de apostelen tegen de Heer: ‘Geef ons meer geloof! Vanwaar die vraag ? Een vraag die dan nog van zijn leerlingen komt, mensen waarvan men zou aannemen dat zij juist diegenen zijn die volop geloven. Dit valt misschien te verklaren door het feit dat de apostelen verstomd staan over de leer van Jezus, over de wijze waarop ze in het leven moeten staan. Enkele regels voordien lezen we ook bij Lucas dat Jezus nog duidelijk aan zijn leerlingen zegt: Ge moet zeventig maal zevenmaal per dag vergeven (v. 17,3). Dat was waarschijnlijk voor de leerlingen de spreekwoordelijke druppel, het was teveel. Hier stonden ze echt aan de grenzen van hun mogelijkheden en daarom vragen ze Jezus dan ook: “Heer, geef ons meer geloof,!” Wat gij allemaal verlangt van ons, wij kunnen dit niet meer aan.” “Geef ons meer geloof “ Wat bedoelen ze hier met geloof ? Er wordt niet bijgezegd: geef ons meer geloof in God, in Jezus, in de Heilige Geest Het is moeilijk een juiste definitie van dit geloven te geven en daarom geeft Jezus een antwoord in de vorm van een parabel. Hij gebruikt hiervoor het mosterzaadje en een moerbeiboom. Als jullie geloof hadden als een mosterdzaadje, zouden jullie tegen die moerbeiboom zeggen: “Trek je wortels uit de grond en plant jezelf in de zee!” en hij zou jullie gehoorzamen. Enerzijds een moerbeiboom –. Je vindt ze hier nauwelijks. Een boom heel groot, met een brede kruin en dikke stam. En in de zomer vol lekkere zwarte bessen. En anderzijds een mosterdzaadje, het kleinste zaadje met een enorme groeikracht dat grote struiken oplevert. Als dit zaad eenmaal ontkiemt dan groeit het haast overal zelfs tussen de rotsen. En zoals zo vaak in de bijbel lijken deze beelden voor ons gevoel wat overtrokken, wat met de haren getrokken: een mosterdzaadje dat een moerbeiboom kan laten verplaatsen. Een geloof, zo sterk dat het bergen kan verzetten .Begin er maar aan . Het lijkt op den duur wel een verwijt: Is mijn geloof dan nog kleiner dan een mosterdzaadje? En tóch… als ik denk aan de vrouwen van de Plaza del Mayo in Buenos Aires in Argentinië, zij demonstreerden elke week met alleen de naam van hun verdwenen man, kind, broer, zus of vriend op hun haarband geschreven, … de hele wereld was onder de indruk Mensen als Gandhi die in India alle godsdiensten en volkeren bij elkaar wilde brengen door een geweldloos en vreedzaam verzet tegen het Britse bewind;, als ik denk aan Martin Luther King, de zwarte dominee die de wereld veroverde toen hij getuigde van zijn droom over vrijheid en gelijkheid voor de zwarte mens, tijdens een vredesmars waar zo ’n 250.000 mensen aan deel namen, Als ik denk aan Jezus, voor ons toch hèt voorbeeld van de mens bij uitstek, Hij begon als een mosterdzaadje, klein maar onvermoeibaar, fel en tegelijkertijd mild, uitdagend, confronterend, opkomend voor de mens die buiten de maatschappij valt of dreigt te vallen..
Denkend aan al deze grote mensen schieten me als vanzelf vele voorbeelden te binnen van mensen zoals we ze dagelijks ontmoeten, die ook groot zijn in het kleine dat ze doen of betekenen voor anderen, mensen met een aanstekelijk enthousiasme, mensen die altijd het beste in iemand zien, mensen die het beste in jou naar boven weten te halen, milde mensen, mensen die andere mensen in beweging brengen, luisterende mensen en zij die weten te zwijgen…ook mensen die in onze ST Paulus gemeenschap zoveel te betekenen hebben, waar ook ter wereld allemaal ontkiemende mosterdzaadjes…. voldoende, om wat aanvankelijk onmogelijk lijkt te laten gebeuren, om uiteindelijk een moerbeiboom te laten bewegen. . “Geloven” heeft dus in deze evangelie-passage mijn inziens niet te maken met het “het gellof”, Nee, geloven is hier op de allereerste plaats geloven in uw eigen mogelijkheden en de mogelijkheden van de ander om zo je leven en dat van de ander meer zin te geven . Zo kan je de wereld in beweging krijgen, zo kan je er invloed op uitoefenen om iets te veranderen, te veranderen ten goede; zodanig dat we er allemaal gelukkiger van worden. Je kan veel meer dan je denkt. Je kunt in elk geval een heel eind komen – als je er maar in gelooft, als je maar durft te geloven .. Want, , hoe zou je in liefde en vriendschap tussen mensen, hoe zou je in een ander mens, in een partner of in wie dan ook en hóe zou je trouwens in Jezus kunnen geloven als je niet eens in jezelf durft of kunt geloven? En dan begrijpen we ook beter het tweede deel uit het evangelie. Waarin Jezus, met de parabel van de dienstknecht de mens eert, de mens die zijn taak vol toewijding en trouw uitvoert en daarin zijn voldoening vindt. Zonder zich af te vragen “what’s in it for me “, wat levert het mij op. Ik kan me niet voorstellen dat zowel de vrouwen in Argentinië, als Ghandi , als Martin Luther King en zovele anderen zo’n impakt op ons en de hele wereld zouden gehad hebben als er ook maar een greintje van eigenbelang aan te pas kwam. De dichter Hieronymus van Alphen (1746-1803) verhaalde het zo mooi en u kent het ongetwijfeld allemaal: Daar alleen kan liefde wonen, daar alleen is ‘t leven goed waar men vrij en ongedwongen, alles voor elkander doet
Geloven , lieve mensen, vraagt om handelen, iets in beweging zetten, om overgave en vertrouwen in jezelf, in de ander, in elkaar , in de gemeenschap die je samen maakt. . Misschien zouden we het gewoon eens moeten zeggen tegen elkaar, jou vertrouw ik, in jou geloof ik, of heel eenvoudig het doet goed te weten dat jij er bent. Een gemeenschap als een groep mensen in beweging, mensen onderweg, een gemeenschap gedragen door u , door mij en ieder die erin gelooft. In een gemeenschap waar wij onbevangen dienend voor elkaar leven, groeit geloof. En geloof me, ’n mosterdzaadje- groot- geloof is genoeg.
Peter Peeraer

26ste ZONDAG door het JAAR – 29 september 2013

De profeet Amos kennen we nog van vorige week: hij ging toen lelijk tekeer tegen verdrukking en oneerlijke handel, hij wond er geen doekjes om. En ook deze week neemt hij geen blad voor de mond. Hij keert zich dit keer tegen hen die geen weg meer weten met hun rijkdom, of ze nu in Sion, dat is Jeruzalem, of bij de berg in Samaria wonen, het andere heiligdom. Omgeremd pakken zij met hun rijkdom uit: ivoren rustbedden, uitbundig feestvieren, en zalven zich met kostelijke olie.
Amos treedt op rond het jaar 750 voor Christus en pakt vooral de sociale misstanden aan, met de verwittiging: wie zo een onbezorgde valse zekerheid opbouwt alsof er niets kan mislopen, mag verwachten dat het eens wel slecht zal aflopen. Zij zorgen voor de directe aanloop om in de ballingschap te belanden.
Het evangelie pakt vandaag uit met een gelijkaardig verhaal. Twee figuren staan er tegenover elkaar: een rijke vrek en een doodarme sukkelaar. Maar alleen de arme krijgt een naam mee: Lazarus, hij is dus niet zomaar iemand, wel iemand die bij God bekend is, wiens naam al in Gods handpalm geschreven staat.
Tussen die twee is er geen enkele brug: ze leven als in twee gescheiden werelden, naast elkaar. De rijke man is zo in beslag genomen door zichzelf, door zijn rijke levensstijl dat hij de arme blijkbaar nooit heeft opgemerkt, hij is zo verdwaald in zijn schijnrealiteit dat hij voor de échte realiteit geen oog meer heeft. En de arme zit in een sukkelstraatje, die ziet geen enkele uitkomst. Zowat in de situatie van de verloren zoon, maar die had het zichzelf aangedaan.
En ook na dit leven, in het dodenrijk blijkt de kloof onoverbrugbaar, al zijn de rollen nu omgekeerd.
Lazarus is nu tot levensvervulling gekomen, terwijl de rijke man de boot heeft gemist. Voor hem blijft er alleen absolute verlorenheid over, hij heeft zichzelf te pletter gereden tegen een muur die hij bij leven zelf heeft opgetrokken.
Hij doet nog een vergeefse poging om zich op Abraham te beroepen, maar die neemt het op voor Lazarus. Tijdens zijn leven heeft de rijke geen vinger uitgestoken om Lazarus tegemoet te treden, hij moet nu ook niets verwachten: geen vinger in water gedoopt om wat verfrissing te brengen in zijn uitzichtloze situatie.
De rijke heeft nu blijkbaar alle zin voor maat verloren: waarom grijpt de hemel niet in? Hij wil Lazarus als gezant uitgestuurd zien om zijn even rijke broers op betere gedachten te brengen. Maar ook dat pakt geen verf: zij hebben genoeg aan Mozes en aan mensen zoals Amos die hen genoeg gewaarschuwd hebben, versta: je had maar naar hen moeten luisteren!
Langs die kant is er dus ook geen uitweg te vinden: er zal niemand van de doden terugkomen om een sterk argument uit te spelen en de zaak voor de broers nog te klaren. Gedane zaken nemen geen keer.
En hoe staan wij ervoor? Wij staan hier een stuk sterker, maar onze verantwoordelijkheid is minstens even groot. Want wij hebben wel Iemand die uit de doden is opgestaan. Iemand die ook steunt op de wet van Mozes, maar Hij gaat verder, Hij graaft dieper. Hij heeft ons een rijke boodschap heeft nagelaten, een boodschap van verregaande naastenliefde. Je naasten liefhebben, ja, goed, maar ook je vijanden. En wie de eerste wil zijn, moet dienaar van allen leren zijn. Vergeven en nog eens vergeven. En Hij vraagt ook dat wij vredebrengers zouden zijn. Het wordt er niet gemakkelijker op, er wordt meer van ons verwacht.
Geen toeristische wandelweg. Maar Hij laat ons ook niet alleen: Ik zal u een Helper zenden en Ik zal altijd met u zijn.
Met dit Lazarusverhaal wil Lucas wil hier zijn medechristenen waarschuwen: de rijke weigerde af te dalen tot bij Lazarus aan de poort van zijn huis, hij wees alle solidariteit af. In de figuur van Lazarus leren wij dat God herkenbaar wil zijn in elke mens op onze weg. Hij moet niet nog eens weerkeren uit de dood, wij kunnen Hem vinden, Hij komt ons telkens weer tegemoet in de arme. Dat is de weg waarop ook paus Franciscus ons voorgaat.
God is realiteit, Hij is niet ver weg. Hij gebeurt telkens waar mensen het voor elkaar opnemen.
Taeymans Bert

21ste ZONDAG door het JAAR – 25 augustus 2013

Het evangelie van deze week handelt over een onderwerp dat wij maar al te goed kennen uit het verleden: namelijk dat wij ons, de kerk, beter mogen achten omdat wij nu eenmaal het uitverkoren volk van God zijn.Deze gedachte heeft in het verleden gediend als rechtvaardiging van kruistochten en van de inquisitie, van de kolonisatie en soms van de missionering. Immers, iedereen verdiende het binnen de schoot van de kerk gehaald te worden, desnoods met enige dwang!
Het evangelie van vandaag maakt brandhout van dit simplistisch chauvinisme. Alsof mensen door hun toevallige afstamming of hun geboorteplaats waardoor ze toevallig tot deze of gene godsdienst behoren, meer dan anderen door God bemind zouden worden.
Het geloof een uitverkoren volk te zijn is helemaal niet zo speciaal. Het is een wijd verspreide opvatting die we bij tal van religies aantreffen.
Er is echter geen uitverkoren volk, er is alleen een uitverkoren levenswijze. Dat mensen op een zodanige wijze met elkaar omgaan dat het aanstekelijk werkt, op zo’n manier dat anderen daardoor bekoord worden, gefascineerd en verleid. En het boek, de bijbel, vertelt ons over het slagen maar ook over het falen in deze opdracht. Niet het volk van Israël is uitverkoren. De levenswijze waartoe ze werden opgeroepen is uitverkoren. En die levenswijze is bestemd voor alle mensen. Hier wordt de mogelijkheid geopend van een wereldwijde gemeenschap over alle grenzen heen: uit het oosten en het westen, het noorden en het zuiden worden mensen uitgenodigd in het koninkrijk Gods.
Beeld u even in dat u de laatste bent van een lange rij die voor u aan het loket staat aan te schuiven. De loketbediende zegt: u daar helemaal achteraan, komt u maar eerst. Bestaat niet, zullen de anderen zeggen. En toch is dat het besluit van het evangelie dat we vandaag lezen.
In onze wereld wordt het vanzelfsprekend gevonden dat de laatsten de laatsten blijven. En marginalen geraken moeilijk uit de marge. En dat komt omdat de eersten de eersten blijven. Die behouden hun voorrechten. Ze stappen ongehinderd en zelfs onder bescherming naar de eerste plaatsen in een concertzaal of op een tribune. Ze behouden macht. Ze wonen in voorbehouden wijken. Zo zit de wereld nu eenmaal in mekaar.
Op vele plaatsen in het evangelie gaat Jezus daar hard tegen in. In het koninkrijk van God heerst een andere rangorde. Overal waar echte volgelingen van Jezus wonen, gebeurt het anders.
Als hoog geplaatste mensen hun verantwoordelijkheid ter harte nemen en hun werk ten dienste stellen van de gemeenschap in plaats van voor eigen winstbejag en luxe dan gebeurt wat Jezus voor ogen had. En dat gebeurt dagelijks, gelukkig.
Wie in de verpleging werkt, sociaal werk verricht, zich inzet voor de zwakkeren of armen, maakt beroepshalve de laatsten tot de eersten. Dat is de uitverkoren levenswijze die Jezus voor ogen had. Zo wordt de wereld een betere plaats.
Het gaat om de uitdaging waar ELKE mens in zijn leven komt voor te staan: nl. de uitdaging werk te maken van het waarachtig menselijke.
Vera Struyf

20ste ZONDAG door het JAAR – 18 augustus 2013

De boodschap van het evangelie van vandaag is even kort als krachtig. Vuur ben ik komen brengen op aarde, En wat zou ik graag willen dat het al brandde. Denken jullie dat ik ben gekomen om vrede te brengen? Nee, veeleer verdeeldheid…
De woorden van het evangelie zijn ook enigszins bevreemdend en klinken in onze oren schijnbaar niet meteen erg ‘evangelisch’. Het beeld van Jezus als de ‘goede herder’ is ons immers meer vertrouwd. De man die een boodschap brengt van vrede, dienstbaarheid, mildheid en verdraagzaamheid. De man die zich zonder onderscheid het lot aantrekt van allen die leven in de marge en aan de zelfkant van de maatschappij, zieken en gebrekkigen, tollenaars en publieke vrouwen… De man die ons in zijn woorden voordurend uitnodigt om vrede te stichten en om het in verbondenheid op te nemen voor het welzijn van de medemens.
In het evangelie van vandaag horen wij een andere Jezus. Jezus als de bevlogen profeet. Die het aandurft om de farizeeërs witgekalkte graven te noemen en de sjacheraars uit de tempel drijft. Die in scherpe bewoordingen iedereen bezweert na te denken en te bezinnen over de waarden die wij in ons doen en laten voorrang geven.
Om de draagwijdte en de betekenis van het evangelie ten volle te begrijpen is het goed om dit te plaatsen en te lezen in het kader waarin het geschreven werd.
De evangelist Lucas schreef zijn evangelie vermoedelijk rond het jaar 50 tegen de achtergrond van de moeilijkheden en de vervolgingen waarmee de eerste gemeenschappen van christenen te maken hadden. De prediking van de apostelen riep verzet op bij de gevestigde orde en traditie. Christenen werden vervolgd om hun consequente en afwijkende levenswandel. De prediking en de dood van Jezus brachten onenigheid bij de Joden teweeg, meer dan vrede en eenheid.
Lucas plaatst deze woorden van Jezus ook niet toevallig naar het einde van zijn evangelie, in het derde jaar van zijn prediking. Wanneer hij deze woorden tot zijn leerlingen spreekt is hij op weg naar Jeruzalem waar hij zal gevangen genomen worden en de kruisdood zal sterven. Hij was er zich ten volle van bewust dat zijn prediking groeiende weerstand opriep bij de gevestigde orde in Jeruzalem. Hij had het vuur van zijn boodschap met grote begeestering al drie jaar aan het Joodse volk en aan zijn leerlingen verkondigd. En hij spreekt met schijnbaar ongeduld de hoop uit dat dit vuur zal uitgedragen worden, dat zijn leerlingen met onvoorwaardelijk engagement zijn weg zullen volgen, gegrepen door dat ‘heilig vuur van de bezieling’. Hetzelfde vuur dat de apostelen met Sinksen zal begeesteren.
Wanneer wij het evangelie van vandaag vanuit deze context opnieuw lezen dan wordt de betekenis ten volle duidelijk: wie ‘christen zijn’ niet voorbehoudt voor de tempel en de sabbat – zeg maar de kerk en de zondag – maar het een werkwoord noemt dat je elke dag moet vervoegen en beleven, kiest niet voor de gemakkelijkste weg maar voor een parcours met hindernissen. Wie partij kiest voor zwakke en machteloze mensen en opkomt voor recht en gerechtigheid, die ontmoet weerstand en wordt een teken van tegenspraak. Mensen gaan zich immers bedreigd voelen: bedreigd in hun positie, in hun aanzien en rechten, hun macht en bezit.
Dit was zo in de tijd van Jezus en de apostelen. Dit was zo in de loop van de geschiedenis tot op de dag van vandaag. Wij hebben de grote voorbeelden uit de meer recente tijd nog in ons geheugen. Toen Mahatma Gandhi zijn leuze ‘De wereld biedt genoeg voor ieders behoefte, maar niet voor ieders hebzucht’ in concrete en vreedzame actie omzette werd hij vermoord. Luther King moest zijn droom, zijn geweldloze strijd voor rassengelijkheid met de dood bekopen. De kritische opstelling van bisschop Oscar Romero werd een bedreiging voor het regime in El Salvador. Hij werd door de doodseskaders het zwijgen opgelegd. U kent wellicht uit de film ‘des Hommes et des Dieux’ het verhaal van de trappisten- monniken van Tibherine in Algerije… Naast deze sprekende voorbeelden zijn er nog zovele anderen met een minder groot verhaal of minder bekende naam. Allen brachten zij getuigenis door het consequent beleven van het evangelie en werden een teken van tegenspraak. Zij maken het evangelie dat wij vandaag lezen wel zeer concreet en blijvend actueel.
Want ook nog vandaag klinkt de boodschap van dit evangelie als een vast en herkenbaar thema door in de toespraken van paus Franciscus: ‘Laten wij terugkeren naar de essentie en de kern van het christendom: het evangelie. Laat ons dit evangelie uit de kerken naar de straat brengen bij de mensen, waar ook ter wereld. Laat ons getuigen zijn’. En met zijn beminnelijke eenvoud vraagt hij aan de 2 miljoen jongeren op het strand van Copacabana: ‘Ik vraag jullie: overwin de apathie, zoek een christelijk antwoord op de sociale en politieke uitdagingen, werk aan een betere wereld, wees niet onverschillig’.
En hoe actueel is deze boodschap en deze oproep ook voor ons? Voor ons is getuigenis afleggen misschien moeilijker dan geloven. Wij zijn allen opgegroeid in een tijd waarin katholiek zijn en deelnemen aan het leven in een parochie bijna vanzelfsprekend was. Wij kenden duidelijk het onderscheid tussen goed en kwaad en wisten wat er moest en vooral wat er niet mocht. Wij onderhielden de voorschriften en waren goede gelovigen. Ondersteunende structuren waren overal aanwezig. De laatste decennia is deze vanzelfsprekendheid verdwenen. Straks leven wij in een maatschappij waarin de gelovige meerderheid een duidelijke minderheid geworden is. Met het verdwijnen van die vanzelfsprekendheid wordt ‘christen zijn en geloven’ veel duidelijker en uitdrukkelijker een bewust engagement geworden waarvoor men kiest en zal moeten getuigen. De tijd is misschien niet meer veraf dat een andersgelovige collega op het werk of een moslim medeleerling in de klas of gewoon de buurman in de straat ons zal vragen: U bent gelovig christen? Waar staat u dan voor? Wat betekent dit voor u in het leven van elke dag? Is het waar dat u daarom bereid bent van uw overvloed te delen, dat u daarom BD, AZG of Spitak steunt? Is het daarom dat u kiest voor de politieke partij die de zorg voor de toenemende armoede hier bij ons in haar programma geschreven heeft? Is het daarom dat u belangloos van uw tijd beschikbaar stelt voor het welvaren van uw parochie-gemeenschap of het welbevinden van mensen in uw omgeving?….
Het evangelie van vandaag nodigt ons uit om deze vragen zelf te stellen en ons te bezinnen over het antwoord. Vuur ben ik komen brengen op aarde…Het laaiend vuur van de grote voorbeelden is aan ons denkelijk niet besteed maar een wakkere en heldere waakvlam zou toch wenselijk zijn.
Fons Goos

MARIA – TEN – HEMEL 15 augustus 2013

Over Maria vertellen de evangelies niet zo heel veel, maar zij duikt wel op bij sleutelmomenten, en in de geloofsbeleving neemt zij toch een heel voorname plaats in. Daar proberen wij een beetje een verklaring voor te vinden.
Het feest van vandaag is als het ware de slotscene van een bewogen leven. Want Maria blijkt heel wat meer te zijn dan een braaf en zoet heiligenprentje.
Zo krijgen wij een aantal beelden die elkaar opvolgen. Alles begint bij de boodschap, en daar neemt haar leven een totaal onverwachte wending: zij weet niet wat haar te wachten staat maar haar ja is wel onvoorwaardelijk.
Met Kerstmis neemt zij de rol van moeder op zich: de moeder die alles wat zij meemaakt in haar hart bewaart, en aan wie de oude Simeon bij de opdracht geen rooskleurige toekomst kan toezeggen. En zij is ook de jonge moeder die met haar kindje naar Egypte moet vluchten.
Dan is er ook de ongeruste moeder die op zoek moet gaan naar haar tiener, wanneer die in de tempel achterbleef.
En later gaat Jezus zijn eigen weg, hij treedt in de openbaarheid en soms doet dat pijn. Op haar vraag om te voorkomen dat het bruiloftsfeest in Kana roemloos ten onder zou gaan, krijgt zij eerst een erg teleurstellend antwoord.
Maar dat alles is nog maar een begin. Als trouwe joodse gelovigen zullen Jozef en Maria zorgvuldig de joodse wet nageleefd hebben, en dan moeten ze meemaken dat hun zoon daar af en toe op een heel andere manier mee omgaat: de sabbat is niet alles, en kleine en zwakke mensen kunnen soms voorgaan op de strikte wetsbeleving. Zij zijn onthutst en verontrust als hun allerlei geruchten ter ore komen en een kleine familie-afvaardiging moet proberen daar klaarheid in te vinden en Jezus tot rede te brengen.
Maar er volgen ook dagen van succes voor die ongewone, verrassende zoon. Heel wat mensen blijken Hem te volgen. Maar alle succes is vluchtig, en al snel duiken er onheilspellende signalen op: niet iedereen is gediend met iemand die de gevestigde systemen in vraag durft te stellen, in het bijzonder binnen de tempelkringen voelt men zich bedreigd en ze nemen het op tegen Jezus.
Rond Jezus sluit de kring zich stilaan meer en meer: als Pasen voor de deur staat, ontploft de situatie. Jezus wordt aangeklaagd en veroordeeld. Maria’s moederhart bloedt mee, maar zij wijkt niet : met enkele getrouwen is zij op post aan de voet van het kruis. Het onverwachte nieuws van de verrijzenis moet haar met intense vreugde vervuld hebben. En daarna zij ondersteunt de verweesde leerlingen in het cenakel.
In dit alles is zij ten volle de moeder voor haar kind, als een sterke vrouw. Zij is geliefd bij de latere volgelingen van haar Zoon en we beelden haar af als de Moeder van Smarten: toevlucht voor mensen die steun zoeken in tijden van leed.
Vandaag vieren wij haar deelhebben in de verrijzenis van haar Zoon.
Haar Magnificat dat we in het evangelie lazen klinkt als een opdacht voor de kerk die zich op haar Zoon beroept. en bevat ook tegengif tegen moderne ziekten als individualisme, ongebreidelde concurrentie, en niets ontziende commercialisering.
En waar vinden wij haar sporen terug? Wellicht in moderne sterke vrouwen, zoals een Zuster Jeanne De Vos, of bij het Pakistaanse meisje dat opkomt voor meisjesonderwijs, neergeschoten werd, en in de Verenigde Naties een getuigenis kwam brengen. Of in de vrouw uit Myanmar die om haar inzet voor democratie en mensenrechten jarenlang huisarrest kreeg maar nu in het parlement zit.
En zeker in de moeders op de vlucht in Oost-Kongo, Soudan of Syrië. En in alle mama’s die dagelijks het moeilijke evenwicht zoeken tussen gezin en werk, of in de oma’s die kleinkinderen opvangen en een belangrijke rol spelen bij het doorgeven van het geloof.
Voor al die moeders en oma’s: een fijne moederkensdag, misschien wel met een of andere verrassing!
Bert Taeymans

18de ZONDAG door het JAAR 4 augustus 2013

Ijdelheid der ijdelheden, alles is leegheid. Of om het met de woorden van de nieuwe Bijbelvertaling te zeggen: het is allemaal lucht en leegte. Of wij zouden zeggen: dat is allemaal flauwekul. Deze woorden komen ons bekend voor, hoewel het in de drie jaren van de liturgische lezingencyclus het enige weekend is waarin het boek Prediker, zoon van David, koning in Jeruzalem aan de beurt komt.
De afgelopen zondagen kwamen in de liturgie drie prachtige evangelies aan bod. Achtereenvolgens lazen wij Lucas’ parabel van de barmhartige Samaritaan, zijn verhaal over Marta en Maria en vorige week het onze vader door Jezus voorgebeden. Elk gaven ze een heel concrete invulling aan het ‘rijk zijn bij God’ van vandaag. Driemaal een kwestie van voorrang geven: niet aan jezelf in je rijkdom maar aan de ander in zijn nood; niet aan jezelf in je materiële zorg en welstand maar aan de binnenkant van je spirituele interesse en welzijn; en ten slotte niet aan jezelf voor jezelf op deze aarde, maar aan God, je Vader die er is zowel in de hemel als op aarde.
Vandaag worden we geconfronteerd met een nog immer actuele vraag “mens, wat is belangrijk in je leven?” De aanleiding is een erfeniskwestie. Ook dat is ons bekend: hoeveel maal is hebzucht en jaloersheid bij een erfenisdispuut immers niet de bron van langdurige familieruzies. Jezus wenst hier duidelijk niet op in te gaan noch als rechter noch als notaris, maar wijst de betrokkenen op hun verantwoordelijkheid en het luisteren naar hun geweten. Nadien komt de parabel van de dwaze rijke. Hierbij worden de zaken op hun kop gezet: wie rijk is, blijkt in feite arm; wie rijk is voor de mensen, is nog niet rijk voor God.
Bij het beluisteren van deze parabel vragen we ons in eerste instantie af, wat heeft die rijke boer verkeerd gedaan? Hij zag immers geen andere oplossing dan een grotere schuur te bouwen om zijn rijke oogst in op te slaan. Toch beter dan te vernietigen, en dan genieten van je noeste arbeid wat is daar verkeerd aan? Wie presteert mag toch beloond worden? Maar dan worden we geconfronteerd met de relativiteit der dingen, met het vergankelijke van het aardse. Bezit, rijkdom hoe groot ook, kan het leven niet veilig stellen en zeker de dood niet overwinnen. Belangrijk is te beseffen dat ons leven een geschenk is waarbij we de aarde en haar vruchten slechts in bruikleen gekregen hebben. Wat we realiseren met onze talenten moeten we zo goed mogelijk terug injecteren in deze schepping of solidair delen met de ander. Slechts wie dat doet is echt ‘rijk bij God’! Daarom is de grote tekortkoming van de dwaze rijke de zelfgenoegzaamheid waarbij hij meent over zijn leven te kunnen beschikken, waarbij hij enkel met zichzelf overlegt. Hij spreekt niet eens over vrouw en kinderen, broers en zussen, familie en vrienden laat staan om te denken aan de minderbedeelden – de kansarmen. Maar misschien ligt er nog een andere boodschap in deze parabel: zoek het geluk niet teveel in de toekomst maar vooral in het heden: pot geen bezittingen op voor een verre toekomst, streel het ego niet met het verzamelen van wijsheid voor later, maar leef vanuit je innerlijke rijkdom in het heden. Beleef elke dag alsof het de eerste is. Geluk ligt niet in materiële of spirituele overvloed maar wel in liefde en vrede met jezelf en met anderen. Of zoals Felix Timmermans schreef: “Elke mens, moet iemand hebben van wie hij meer houdt als van zichzelf.“ Het voorgaande wordt op een andere manier verwoord in volgend citaat in het world book of Happiness dat vorig jaar naar alle wereldleiders door Herman Van Rompaey, voorzitter van de Europese raad, werd verstuurd.

  • “- Zoek het geluk niet in jezelf, maar in de betrokkenheid bij anderen
  • Koester de mensen die belangrijk voor je zijn: je ouders, leerkrachten, gezin, familie, collega’s en vrienden.
  • Besef dat ook jij voor de anderen altijd een ‘ander’ bent.”

Laat ons in deze vakantietijd genieten met een open geest van de meest eenvoudige dingen en ons vrijmaken van eventuele hebzuchtige gedachtes door de rijkdom die God ons dagelijks aanbiedt vlotter te delen met mekaar.
Rik Wyffels

16de ZONDAG door het JAAR 21 juli 2013

In de lezingen lijkt het vandaag wel de grote bezoekdag te zijn: Abraham wordt tijdens op het heetst van de dag zijn middagdutje verrast door heel ongewoon bezoek, en Jezus is zelf te gast bij vrienden. Wie de tekst leest of hoort lezen, weet al iets meer dan Abraham bij het begin van het verhaal. Er staat immers: “De Heer verscheen aan Abraham”, terwijl Abraham, wanneer hij onder de luifel van zijn bedoeïenentent even met zijn ogen knippert, 3 vreemde heren voor zich ziet. Toch verwelkomt Hij hen in het enkelvoud: wees zo welwillend uw dienaar niet voorbij te gaan, heer. In andere passages in het Oude Testament verschijnt de Heer soms ook vergezeld van twee engelen. Abraham komt onder zijn tentzeil uit en is meteen heel en al gedienstigheid: hij laat dadelijk water aanrukken om de voeten te verfrissen, biedt een rustplek aan in de schaduw van de eik, en ook de tafel wordt gedekt: meel om koeken te bakken, brood, een mals kalfslapje en verder kaas en melk. Tijdens de maaltijd blijft Abraham aan hun zijde staan als een dienaar, klaar om op hun wenken in te gaan. Eens gesterkt door het maal, vragen de heren naar Abrahams vrouw, Sara: en ze blijken haar zelfs bij naam te kennen. Van vreemde heren zijn ze tot vertrouwde bezoekers geworden. En voor Sara hebben ze een wel heel bijzondere boodschap te brengen: “Over een jaar kom ik bij u terug, en dan zal Sara een zoon hebben”. Maak dat mee! Abraham had al lang geleden van de Heer een belofte gekregen dat hij een nageslacht zou krijgen. Maar Sara blijkt onvruchtbaar en is al op erg gevorderde leeftijd… Een onverwachte geboorte dus, voorafspiegeling van de geboorte van Jezus: voor God behoort kan wat onmogelijk geacht wordt, ook mogelijk worden. In de konenkunst is dit gebeuren bekend als de ‘gastvrijheid van Abraham, onder de eik van Mamre” Ontelbare keren werd het afgebeeld, de bekendste ikoon is die van Roebljev. Het wordt eveneens geïnterpreteerd als een aankondiging van het mysterie van de drieëenheid: drie en toch één. In het evangelie is Jezus zelf te gast bij vrienden, twee zusters. Martha, de oudste, werpt zich op als gastvrouw, terwijl Maria één en al oor is om geen woord van Jezus te missen. “Gezeten aan de voet van de Heer”, vermeldt Lukas. Zoals de schriftgeleerden ook leerlingen aan hun voeten verzameld vonden, gulzig naar interpretaties van de wet, om altijd te leren. Ondertussen is haar zuster helemaal in beslag genomen door de drukte van het bedienen. Het steekt haar een beetje dat haar zus geen handje toesteekt en ja, ze wordt er wat kregelig van, het wordt haar wat te veel en zij kan het toch niet laten daar even een bemerking over te maken. Jezus wijst haar terecht, Hij antwoordt: “Martha, Martha, je maakt je te bezorgd over veel dingen, en toch is er maar één ding noodzakelijk, en dat heeft Maria gekozen”. Van druk in de weer zijn wordt ook Martha nu een luisterende leerling van Jezus. Veel dingen en één ding! “Veel”, daar behoort de drukte bij van ons dagelijks bezig zijn, het werk, de zorgen die nooit ver weg zijn, het vooruitkijken voor het brood van morgen, alle soms zo ingrijpende materiële zorgen. En dat “éne”, daar kan Lukas ons bij verder helpen. Zijn evangelie stelt de blijde boodschap van het koninkrijk voorop, dat naar ons komt in de persoon van Jezus. Dat wordt dan ook het allerbelangrijkste. Het gaat er om daarvoor open te staan, Jezus binnen te laten, zijn vriendschap te waarderen en te ontvangen. Paus Franciscus zegt: “Geloven is gemakkelijker dan zich geliefd en bemind te weten door God”. Tot geloof komen is dus maar een eerste stap. Maar dat vraagt dat we in zijn nabijheid willen vertoeven, ons door zijn liefde willen laten omvormen. Dan kan er naar boven komen wat heel diep in ons leeft en wat misschien nog niet voldoende kansen kreeg.
Wat kunnen wij van deze beelden van gastvrijheid meenemen in ons leven? Hoe kunnen wij ermee omgaan? Gastvrijheid werkt vooreerst in twee richtingen: wij kunnen anderen onze gastvrijheid aanbieden, verlenen. Maar het kan storend worden als wijzelf op onze beurt niet bereid zijn om gastvrijheid ook te aanvaarden en ermee te leven. Geven en er zelf ook voor openstaan. Het komt er op aan de twee in balans te houden Wie nooit kan aanvaarden van anderen en hen alleen maar zelf wil vertroetelen, blijft niet geloofwaardig, dat komt gekunsteld en onnatuurlijk over. Gasten ontvangen onderstelt de bereidheid om te luisteren en te bedienen: de twee kunnen samengaan. Aandachtig vertoeven in elkaars nabijheid, zo kan er ruimte komen voor genegenheid en gemeenzaamheid. Verder kan onze gastvrijheid, ons respect ook twee richtingen uitgaan: naar bekenden of minder bekenden. Dan moeten er misschien sommige drempels, sommige grenzen verlegd of opgeruimd worden. De basis is de waardigheid van ieder mens. In de drie heren herkende Abraham zijn Heer. Zoals onze Vlaamse dichter Wies Moens schreef:
“Want ieder mens die een eindweegs met ons gaat, kan Christus zijn die voor één dag over de wereld gaat”.
Het komt er dus op aan waakzaam te blijven en goed uit je doppen te kijken: die vreemde heren die Abraham verrasten, kunnen ook onze weg kruisen, en de rollen van Martha en Maria kunnen ook ons te beurt vallen.
Bert Taeymans

15de ZONDAG door het JAAR 14 juli 2013

Beste mensen, De parabel van de barmhartige Samaritaan is een van de beroemdste parabels die Jezus ooit vertelde. En zoals zo dikwijls is het ook een parabel waarbij we ons de vraag moeten stellen welke rol wij er zelf in zouden spelen. Zijn wij zoals de man die dringend hulp nodig heeft ? We hoeven daarvoor niet aangevallen , beroofd of halfdood geslagen te zijn. Maar misschien hebben wij te maken met onrecht, is onze gezondheid een puinhoop, hebben we problemen met ons werk, met onze kinderen of kleinkinderen. Misschien zijn we heel oud, en niet in staat om voor onszelf te zorgen. Misschien hebben we financiële problemen , misschien….. er zijn zoveel dingen die verkeerd kunnen gaan. Willen we daar met anderen over spreken ? En als we hulp nodig hebben, gaan we daar dan echt naar op zoek ? Of horen we bij hen die alles opkroppen, die geen hulp willen krijgen, die bars zijn tegen mensen die willen helpen, tegen verpleegkundigen, tegen mensen die onszelf, ons huis en ons huishouden onderhouden, tegen onze kinderen en kleinkinderen, tegen ik weet niet wie ? Even bars als we misschien zijn tegen onze partner als we problemen hebben ?
Of zijn we zoals die priester en die leviet ? Wat een priester is, weten we, en een leviet, dat is een afstammeling van Levi, de derde zoon van Jacob. Levieten zijn een welvarende aristocratie, en ze beschikken op elk gebied over veel macht. De leviet in dit verhaal kan bijvoorbeeld een belangrijke tempeldienaar zijn. Zowel hij als de priester kennen de wet die zegt : “ Gij zult de Heer uw God beminnen, en uw naaste gelijk uzelf.” Zij weten dus dat ze het slachtoffer moeten helpen, maar beiden gaan ze in een boog om de man heen. Waarom doen ze dat ? Waarom willen ze geen hulp bieden ? Misschien omdat ze als priester of leviet geen bloed en geen lijk mogen aanraken, Want dan zijn ze onrein, en mogen ze geen tempeldienst meer verrichten. In dat geval kiezen ze dus voor de zekerheid van een andere wet. En eigenlijk kiezen ze vooral voor zichzelf, voor hun eigen faam, voor hun eigen goede naam. Want wie weet, wat gaan de mensen zeggen als ze ergens aankomen met een gekwetste man. Zijn wij misschien zoals die twee ? Als wij iets ergs zien gebeuren, haasten we ons dan ter hulp, of maken we ons integendeel zo snel mogelijk uit de voeten ? Want wie weet wat gaan we allemaal moeten doen als we helpen. En hoe reageren we als ons om hulp wordt gevraagd voor Broederlijk Delen, Welzijnzorg, Missiehulp, Hulp aan Spitak , hulp aan gevangenen en meer van die dingen? Wie zijn we dan ? Die priester en die leviet , of de Samaritaan ?
Dat zou mooi zijn. Wellicht kent die Samaritaan de wet van Mozes niet eens, want Samaritanen zijn halve heidenen, die echt niet wakker liggen van de joodse wetten. Ze worden daarom geminacht door de joden. Maar wanneer hij dat slachtoffer ziet liggen, gaat hij er niet in een boog omheen, want anders dan de priester en de leviet is hij niet gebonden aan een verschroeiende wet. Hij is wel gebonden aan zijn hart, aan zijn gezond verstand, aan zijn geweten , en die zeggen : “ Daar ligt een mens in nood, dus die moet geholpen worden”. En helpen doet hij: hij verzorgd zijn wonden, brengt hem naar een herberg waar hij verder voor hem zorgt, betaalt heel wat geld aan de eigenaar om voor hem te blijven zorgen, en bij zijn terugkomst zal hij alles vergoeden wat er te kort was. Beste mensen, met zijn parabel toont Jezus aan dat er geen grenzen zijn aan de naastenliefde. Hij toont ook aan dat de wet kennen niet voldoende is. Nee, we moeten de wet niet alleen kennen, we moeten ze vooral in de praktijk brengen. Die samaritaan kent de wet misschien niet eens, maar hij staat er niet eens bij stil dat die gekwetste man een jood is die hem wellicht niet eens waardeert, omdat hij een Samaritaan is. Hij leeft misschien niet volgens de juiste principes, normen en wetten, maar hij reageert wel heel menselijk, zoals God dat wil. In de eerste lezing hoorden we : “ Gods woord is dicht bij U, in uw mond en in uw hart. Gij kunt het dus volbrengen “. We weten dus zeer goed wat we moeten doen voor mensen in nood, want Gods woord leeft in ons en leeft onder ons. Het is dus goed als we dat woord altijd volgen. Als we helpen waar nood is. Zoals die Samaritaan dat deed. En vooral : zoals Jezus ons voorleefde in woorden en daden.
Beste mensen, het is vakantie. We hebben dus tijd om Jezus na te volgen. Om even menselijk te zijn als die Samaritaan. Waarom zouden wij wachten? En waarop zouden we wachten?
Amen .
Miel de Cock

14de ZONDAG door het JAAR 7 juli 2013

Lezingen Jes 66, 10-14c Gal. 6, 14-18 Luc. 10, 12, 17-20
In het evangelie van vandaag geeft Jezus de regels voor het verkondigen van de blijde boodschap voor zijn leerlingen, maar tegelijk ook, voor alle christenen van alle tijden. Ik belicht vandaag graag hieruit drie ‘gedragsregels’ : 1) 72 leerlingen worden uitgestuurd. Het getal 72 stelt in het Jodendom het heidendom voor. Het gaat er dus om álle mensen te bekeren, of, om het in hedendaagse termen uit te drukken ‘te evangeliseren’. 2) Jezus zendt de leerlingen twee aan twee 3) Ze mogen geen bagage, geld of introductiebrieven meenemen.
Twee weken geleden heeft Guido ons gezegd dat we de Heer bij de mensen brengen door christen ‘te zijn’. Dat is zo. Als we Jezus’ aanwezigheid willen voelbaar maken moet Hij ook daadwerkelijk ín ons leven. Zo niet, hebben we niets te vertellen, of zal wat we vertellen van geen nut zijn.
Maar actief evangeliseren, dat is, de boodschap uitdragen naar onbekende mensen is nog wat anders. Om dit toe te lichten zou ik graag putten uit de ervaringen die ik heb mogen opdoen in het kader van de evangelisatie-activiteiten, die ik als lid van de Gemeenschap Emmanuel heb mogen beleven.
Kleine toelichting : Emmanuel is een katholieke charismatische gemeenschap, bestaande uit leken, priesters en toegewijden, die 30 jaar geleden in Frankrijk het licht zag en nu leden telt in 68 landen. De leden leven niet samen maar hebben een hecht gemeenschapsleven, gestoeld op drie pilaren : aanbidding, mededogen en evangelisatie. Aanbidding maakt Jezus aanwezig en verandert het leven zó dat we a.h.w. medelijden krijgen met de mensen die deze vreugde nog niet kennen en gedreven worden ‘het goede nieuws’ aan de anderen te vertellen. Vandaar de vele evangelisatie-activiteiten, sessies, tochten, gebedsgroepen etc., gericht naar alle lagen van de bevolking en naar alle nationaliteiten.

  • 1) Alle mensen evangeliseren Paus Paulus de zesde schreef in Evangeliii nuntiandi dat er vandaag de dag een trend is waarbij we denken dat onze geloofsovertuiging verkondigen een inbreuk is op de religieuze vrijheid van de andere. ‘ Niets is minder waar : ieder mens heeft het recht de Blijde boodschap te horen en het is de reden van bestaan van de Kerk deze aan de wereld in een duidelijke taal aan te bieden. ‘ , zegt de paus. Het is dus niet voldoende in onze omgeving te zaaien, we moeten de baan op. Dat is ook de reden van bestaan van Emmanuel en dat is wat we doen. De sterkste vorm van evangelisatie is ‘straatevangelisatie’. Ja, op straat de mensen aanspreken, in dialoog treden met niet of anders gelovigen… en ze uitnodigen een kaarsje in de kerk voor het Heilig Sacrament te brengen, een gebed op een papiertje te schrijven en voor het altaar te leggen, of een ‘woord van leven’ uit een mandje te halen.. En mensen praten, discussiëren, luisteren… en gaan de kerk binnen en komen met de glimlach weer buiten. Simpel, maar…. Niet gemakkelijk. ‘Dat zou ik nooit durven’, denken jullie. Juist. Wij ook niet. We zijn ook telkens weer zenuwachtig en verlegen voor we eraan beginnen. We bidden en zingen samen…. En dan doet de Heilige Geest de rest.
  • 2) Twee aan twee. Hiervoor zijn twee redenen: a) Terwijl de ene praat , bidt de ander. Zo wordt het gesprek geleid door de Geest en beginnen we niet de andere te overtuigen van ons grote gelijk, maar luisteren we naar wat hij zegt en naar wat er in hem leeft… De meeste mensen worden op de een of de andere manier geraakt door God, de rest is onze zorg niet, dat is tussen die mens en God. b) de andere reden is : Jezus wordt vooral zichtbaar voor de wereld als we als christenen samen zijn . ‘Ziet hoe ze van elkaar houden’ is het teken, de lokroep, die de ongelovige zoekt en waarop hij zal ingaan.
  • De gemeenschap Emmanuel organiseert ook zeer grote activiteiten. Zo geven we de hele zomer lang sessies van vijf dagen, telkens voor 4000 man in Paray-le-Monial in Bourgondië, en elders in de wereld. Hiervoor zijn heel wat mensen nodig en kom je te werken met totaal onbekenden van ander nationaliteiten en culturen, met als enig gemeenschappelijk punt : we zijn broers in eenzelfde gemeenschap, geroepen om samen voor de Heer te zaaien en te oogsten. En de deelnemers aan de sessies zien ons samen werken en lachen en zeggen : ‘men ziet dat jullie gewoon zijn om samen te werken’ …terwijl we vaak met elkaar hebben kennis gemaakt aan het begin van onze dienst. Hoe gaat dat dan in zijn werk? Vóór elke activiteit en elke morgen, bidden we samen en dan is het alsof al onze individuele en individualistische magneetjes opeens allemaal in eenzelfde richting wijzen. Dat is de Geest van Pinksteren. Die zorgt ervoor dat Jezus’ boodschap bij de anderen overkomt, al onze zwakheden, tekortkomingen en onderlinge spanningen ten spijt.
  • 3) Neem geen bagage of geld mee. Als je telkens opnieuw nieuwe uitdagingen moet aangaan, naargelang de noden van de mensen en de maatschappij rondom ons, dan kan je niet met zware structuren werken. We noemen onszelf soms de ‘mobiele brigade’. Daar waar het brandt gaan we blussen, daarna vouwen we ( vaak letterlijk) onze tent weer op. Het geld komt ook altijd op tijd en voor alle materiële problemen ( en dat zijn er heel wat, bij zo’n giga-ondernemingen, geloof me ) komt er altijd een oplossing. Want Jezus zegt : ‘Maak je geen zorgen, de arbeider is zijn loon waard en de Geest zal in alles voorzien’. Ik zou hier uren over kunnen doorpraten, het is een grote vreugde te zien hoe de Heer met ons is in onze dagelijkse beslommeringen ( Emmanuel betekent immers : God met ons ). Het gaat ook over soepel zijn in onze manier van werken, niet vasthouden aan onze eigen ideeën maar openstaan voor de ideeën van anderen, en vooral, voor wat de Geest ons tijdens ons gebed ingeeft.

En tot slot een woordje over de nakende Wereldjongerendagen, het grootste kerkelijke evenement sinds 1984. En wat is het thema van dit jaar? ‘ Ga en maak alle volken tot leerling. ( Mat. 28, 19 ‘. Jawel.
De WJD zijn de toekomst van de Kerk. Daar vinden de jongeren eindelijk andere jongeren die hun geloof als een vaandel op hun hart dragen, blij en fier leerling van Jezus te zijn. En bereid ook om erover te praten. Want, alle preken van bisschoppen en workshops ten spijt, het zijn de jongeren zelf die de andere jongeren ‘evangeliseren’ en het is het samen bidden met de paus, de vertegenwoordiger van Christus op aarde, die de jongeren ‘bekeert’. Weet u hoeveel priesterroepingen en roepingen tot het gewijde leven hun oorsprong vinden in de WJD? Hoeveel christelijke huwelijken en gezinnen ?
Laat ons dan elke dag bidden voor al deze jongeren, voor de paus en voor onze kerk. En ook voor onszelf. Dat we ons veilig nest durven uit gaan en naar een andere , een onbekende, toestappen en zoeken naar wegen om te praten over de Heer die ons bezielt. Je zal verwonderd staan… de Heer luistert en verhoort dit gebed, zo dierbaar aan zijn hart.
C. Gunzburg

11de ZONDAG door het JAAR

De liefde van een zondige vrouw – Lc 7,36-8,3 – 16 juni 2013
Laten we ons het evangelie van vandaag in een hedendaagse context even inbeelden. Een gezellig etentje van het parochieteam als afsluiter van het werkjaar samen met de pastoor. In de drukke gemeentestraat is er ook een huis van plezier. Plots komt er tijdens de maaltijd één van de meisjes binnen. Ze gaat recht naar de pastoor toe, geeft hem een bloemenruiker, een fles wijn en drie klapzoenen. “Bedankt voor je vriendschap van die vele jaren. Ik hou van je!” De pastoor antwoordt: “Marie-Lou, je weet dat je altijd welkom bent.” Ik kan me voorstellen dat er enige hilariteit en stomme verbazing ontstaat onder disgenoten. En als de pastoor naderhand vertelt dat Marie-Lou regelmatig met hem komt spreken, zullen sommige van de genodigden nog het hunne erover denken.
Maar keren we even terug naar het origineel. Er is de setting: een uitnodiging van en de maaltijd aangeboden door Simon, de farizeeër. Het onaangekondigde bezoek van de prostituee gevolgd door een twistgesprek omtrent vergeving. Maaltijden zijn een ideaal moment om de medemens, de andere te ontmoeten , om tijd te maken voor de ander. Ook bij Jezus is dit zo, waar Hij geen onderscheid maakt qua persoon, rang noch status. En dan is er die onverwachte ontmoeting. Bij Simon flitsen de ideeën door zijn hoofd. Misschien denkt hij aan de Joodse bepalingen: “als een vrouw van slechte reputatie je pad kruist moet je minstens twee meter afstand houden. Of nog “als je binnenshuis met een vrouw spreekt moet er altijd een tafel tussen staan.” Jezus anticipeert op mogelijke bemerkingen, maar doet dit wel op een bekommerde en liefdevolle manier: “Simon, ik wil je iets zeggen”. En Hij vertelt allereerst een parabel, een ideale vertelvorm met een open einde: “wie van de twee schuldenaars zal nu het meest van de geldschieter houden?” Hoewel Simon het antwoord weet, geeft hij toch niet direct toe, hij begint aarzelend met “ ik veronderstel”. Wellicht realiseert zich hij dat we allen in meerdere of mindere mate schuldig zijn, dus ook hij. Daarna volgt het tweede deel van Jezus’ antwoord door de ontvangstwijzes te vergelijken: de koele en sobere ontvangst door Simon als ‘zijn gelijke’ tegenover de warme ontvangst van Jezus als de bevrijder door de vrouw. Op deze wijze illustreert Jezus dat hij zich indien nodig identificeert met mensen van geen tel, hen waardeert, ja zelfs tot voorbeeld stelt en dit tegen heersende wetten en gebruiken van uitsluiting en veroordeling.
Hoe gaan wij om met eigen falen en tekorten en met die van de medemensen. Maken we ons weinig zorgen over het eigen falen? Leef ik eerder oppervlakkig en kan ik kan iedere dag met een gerust geweten gaan slapen, omdat ik toch geen enkel mens kwaad gedaan heb. Dan is er weinig behoefte aan barmhartigheid, omdat het schuldbesef zo oppervlakkig is. Behoren we echter tot de scrupuleuze groep, dan beoordelen we ons doen en laten op een strenge wijze: we veroordelen niet louter het eventueel gedane kwaad maar ook het falen, het nalaten om het goede te doen. We twijfelen of Gods barmhartigheid wel zo groot is om ons dit alles te vergeven. Daarnaast is er de ethische scherpslijper. Bij deze is de focus vooral gericht naar de ander: de vermeende fouten van de ander, maar ook het goede dat de ander nagelaten heeft te doen, het zogenaamde schuldig verzuim. Barmhartigheid is aan de scherpslijper niet besteed daar hij zich opstelt als een correcte rechter voor alles en iedereen. Ten slotte is er de berouwvolle mens. Berouwvol omgaan met het persoonlijk falen en tekort schieten vraagt om twee kwaliteiten: fijngevoeligheid en vertrouwen. Deze kwaliteiten had de vrouw uit het evangelie. Ze was fijngevoelig, zie maar naar haar verwelkomingsritueel en haar vertrouwen dat op Jezus gericht was. Open staan voor vergeving heeft iets te maken met nederig verwonderd zijn over dit gegeven. Vergeving staat in het hart van de hoop. Vergeving is niet een voorwaarde tot, maar misschien wel het meest wezenlijke element van de liefde. Vergeving komt uit liefde voort, vergeving zoekt liefde, vergeving verdiept de liefde. Als we de ander vergeven, of vergeven worden dan laten we het verleden rusten, en is er terug aandacht voor de toekomst, dan maken we van mekaar terug een andere, een nieuwe mens.
Na dit evangelie blijven we met enkele vragen zitten:

  • Wat is er geworden van deze vrouw waarvan we de naam niet kennen? Mogelijk is ze Jezus gevolgd zoals een aantal andere vrouwen die in het slot van dit evangelie vermeld worden
  • Zou Simon, de farizeeër tot inkeer en berouw gekomen zijn na Jezus’ parabel over de twee schuldenaars en na Jezus’ daad van vergeving?
  • En misschien moeten we ons eigen hart bevragen op een fijngevoelige wijze en met groot verlangen naar berouw en oprecht vertrouwen in Gods barmhartigheid en mekaars vergevingsgezindheid. Zijn we dan bereid naar mekaar te luisteren vanuit een meeleven en een inleven, mekaar te respecteren en te aanvaarden in alle facetten, zijn we bereid elkaar nieuwe kansen te bieden?

Het zijn vragen met een open einde, die we zelf kunnen en mogen beantwoorden.
Graag wil ik afsluiten met een kort gebed dat aanleunt bij de blijde boodschap van vandaag.
Goede Jezus,
We danken u, dat u naar ons kijkt met een open blik en onbevangen hart.
U peilt ons hart en wat er in ons omgaat
U bent niet gekomen om te oordelen, maar om ons te bevrijden.
Geef ons deze Geest van u
zodat we onze naasten ook zo tegemoet kunnen treden
en in liefde kunnen groeien.
Rik Wyffels

9de ZONDAG door het JAAR- 2 juni 2013
  • In het evangelie van Lucas bevinden we ons in de periode waarin Jezus zijn leerlingen rond zich heeft verzameld en met hen langs diverse plaatsen in Galilea trekt. Zo ook vandaag, wanneer hij aankomt in Kafarnaum, gelegen aan het Meer van Galilea.
    Onderweg geneest hij zieken en geeft hij onderricht aan de mensen die hem volgen. Waaruit dit onderricht dan bestaat, dat vertelt Lucas in het hoofdstuk hiervoor. Veel van de Blijde boodschap brengt Lucas in dit ene hoodstuk samen. Niet enkel de zaligsprekingen komen aan bod, maar ook andere belangrijke thema’s.
    Over vergeven: heb je vijanden lief, bied ook je andere wang aan. Over zelf de eerste stap zetten: behandel de mensen zoals je wilt dat ze jullie behandelen, of nog: geef en je zal gegeven worden. Over niet te snel oordelen: werp je niet op als rechter, dan zullen jullie niet berecht worden. Over consequent handelen: iedere boom is herkenbaar aan zijn eigen vrucht.
    De boodschap is dan wel 2000 jaar oud, nog steeds blijft ze intrigeren omdat ze ons confronteert met onze diepgewortelde reflexen. Dit vernieuwende, verfrissende, verrassende in de boodschap van Jezus verklaart ook waarom de honderdman uit het evangelie, een officier in het Romeinse leger met een totaal andere cultuur en achtergrond, het optreden van Jezus met meer dan gewone belangstelling volgt en uiteindelijk bij zichzelf de drempels overwint om Jezus te benaderen.
    Bijvoorbeeld: een klap op je wang krijgen, en je andere wang aanbieden. Wie haalt het in zijn hoofd? Hoe naïef!
    Enkel als we dieper nadenken, weten we dat de dingen niet zo eenvoudig liggen en dat een antwoord met geweld, alleen maar meer geweld oproept, waarbij je niet anders kan dan zelf ook je handen vuil maken. En wat geraak je daarmee vooruit? Pas als we erin slagen de spiraal van vergelding te doorbreken, kan er hoop op een nieuw begin, op vergeving ontstaan. We voelen het, we weten het, maar daarmee is onze reflex nog niet veranderd.
  • En de honderdman mag meteen ervaren hoe vernieuwend Jezus denkt en handelt. De honderdman – van zijn kant – is zich wel degelijk bewust van de barrière tussen de verschillende culturen en gemeenschappen. Om zijn kansen bij Jezus te vergroten, vraagt hij immers aan kennissen uit de Joodse gemeenschap zijn verzoek bij Jezus te bepleiten.
    Maar Jezus handelt in tegen alle geplogenheden in: of dit nu een jood is, of een Romein uit het leger, of een tollenaar, of een zondige vrouw, het is duidelijk dat dit voor Jezus van geen tel is. Het gaat om geloven, vertrouwen, nederigheid, dankbaarheid, dienstbaarheid. En die dingen hebben niets te maken met nationaliteit, geslacht of functie in de maatschappij.
    Als Jezus dan meegaat en het huis nadert, komen vrienden van de honderdman melden dat hij gegeneerd is omwille van de moeite die Jezus doet. “Heer ik ben niet waardig dat gij tot mij komt, maar spreek, en hij, mijn slaaf, zal gezond worden”.
    Dit raakt Jezus en hij reageert emotioneel: “ik verzeker u, zo’n groot vertrouwen heb ik zelfs in Israël niet aangetroffen”. Met andere woorden, Israël, wees bescheiden, jullie kunnen misschien nog iets leren van het geloof van zogenaamde buitenstaanders.
  • Als we dit lezen of horen dan kijken we daar nauwelijks van op. Vanop onze stoel lijkt het eerder evident dat niemand wordt uitgesloten op basis van ras, cultuur of geslacht. Maar in ons dagdagelijks leven weten we wel beter en blijkt dit een gigantisch grote uitdaging die nog alle dagen groeit.

Ik dacht hierbij terug aan een lezing die filosoof Jan Van der Veken hier gaf in ons Sint Pauluszaaltje, nu vele jaren terug. Verschillende godsdiensten hebben vaak nog een sfeertje van “zij die gered zullen worden”, de vertrouwelingen, en “zij die niet gered zullen worden”. Men bezweert het gevaar door mensen uit te sluiten.
Jezus doorprikt dit, zegt Vanderveken: echte christenen blijven niet in hun kringetje maar verlaten de kring om zich tussen de uitgeslotenen te begeven, het Christendom heeft alles te maken met het doorbreken van uitsluiting. Denk aan Damiaan. Niet de heiligdommen zijn onze tempel, de wereld is onze tempel. In Jezus’ grenzeloze liefde zien we een God zonder grenzen. Wij moeten naar de andere mensen toegaan, nederig op blote voeten. In de tijd van Jezus waren dit de Romein, de tollenaar, de vrouw, de samaritaan. En in onze eigen omgeving kunnen we wellicht zelfs namen kleven op de mensen rondom ons die er niet echt bijhoren.
Het Christendom moet nog beginnen, voegde hij eraan toe, het is zo’n hoopvolle boodschap. Godsdienst is ook mensendienst: mensen moeten niet enkel God dienen, maar ook elkaar, met een bijzonder hart voor zij die buiten de maatschappij staan. Als we maar beseffen dat we als Christenen geroepen zijn om de uitgeslotenen op te nemen, zo besloot de professor.
Amen
Philippe Van Assche

Pinksteren – Heilige Drie-eenheid – 26 mei 2013

Heb je de glasramen van een kathedraal al eens bewonderd? Bekijk ze van buiten en je ziet niets dan grijs en zwart. Pas als je binnengaat zie je een wondere kleurenpracht. Zo ook met het mysterie van de Drie-eenheid. Op het eerste gezicht gaat het louter om een abstract begrip. Maar het wordt een brandend lichtpunt in ons leven wanneer we het benaderen vanuit Jezus zelf. Wat zeggen de lezingen van vandaag over dit misterie? De lezing uit het Oud Testament geeft ons te kennen dat de Wijsheid van God – en daarmee wordt verwezen naar Christus zelf – al bestond toen God de wereld en de mensen schiep. God als vaderfiguur en Christus als ‘troetelkind’, als zoon dus. In het Evangelie kondigt Jezus de komst van de Heilige Geest aan- die we verleden zondag vierden – en Hij verduidelijkt hoe dit in zijn werk gaat : ‘ De Geest zal Mij verheerlijken omdat Hij aan U zal verkondigen wat Hij van Mij ontvangen heeft. … Al wat de Vader heeft is het mijne.’ Je kan het zien als een zandloper : er is een voortdurende verticale beweging en uitwisseling tussen de Vader en de Zoon, en ook tussen de Zoon en de Geest. De drie goddelijke personen ontvangen en geven alles aan elkaar door, ze houden niets voor zichzelf . Dit komt omdat ze de Liefde zijn en de liefde bestaat uit geven en ontvangen. En het is altijd de bedoeling geweest deze uitzonderlijke liefdesrelatie met de mens, dat is, met álle mensen, te delen. De Vader is ook ‘onze ‘ Vader. Dat heeft Jezus ons zelf zo leren zeggen. Zelfs ‘Abba’, wat vadertje of papa betekent. De Zoon is uit liefde ‘uit de hemel neergedaald en heeft het vlees aangenomen door de Heilige Geest en is mens geworden’. En Hij heeft alle miserie meegemaakt : hij was arm, vluchteling, vreemdeling, uitgestotene. Hij werd verloochend, verraden en belasterd. Hij heeft geleden en de doodstrijd gekend. Daarom kan Hij ieder van ons nabij zijn : hij kent het allemaal vanuit zijn eigen ervaring. Hij heeft ons voorgedaan hoe we kunnen liefhebben, helen, genezen, troosten, liefhebben, vreugde brengen…. De Geest heeft maar één doel : alles wat Jezus ons wil zeggen van binnenuit verstaanbaar maken. Ons leven verlichten, ons geloof, hoop en liefde geven om van ons gelukkige mensen te maken, die dit geluk aan anderen doorgeven. Want dat is wat de heilige Drie-eenheid met ons van zin is. En hoe kan dat werkelijkheid worden? Heel eenvoudig : de drie personen zijn onafscheidelijk. Dus als we de Ene aanspreken, komen ze onvermijdelijk met zijn drieën af! Wat is onze roeping als christenen dan? Goede en deugdvolle mensen zijn, waarop men staat kan maken, jawel. Maar dat doen niet christenen ook. Wat maakt ons dan anders? Wij zijn geroepen om God in Drie personen naar ieder mens te brengen! Op elk ogenblik van de dag kunnen we God uitnodigen in ons bestaan, in onze activiteiten : werk, huishouden, school, sport, ontspanning. Alles kunnen we beleven vanuit dit brandend lichtpunt van Liefde dat ons vervult, indien we dit wensen. Straffer nog : ieder mens die we ontmoeten mag van ons verwachten dat we God voor hen zichtbaar maken, aanwezig en voelbaar. Het zijn niet onze woorden, maar onze daden en vooral, de ingesteldheid waarmee we die daden stellen die het verschil maken. Christenen moeten aantrekkelijk zijn, door die aanwezige God die ze meedragen. Onlangs richtte paus Franciscus zich tot de nieuwe gemeenschappen en hij vroeg hen : Geven jullie een aalmoes aan een bedelaar? Tot daartoe…Maar dan vraagt hij: En wanneer je dat doet, bekijk je hem of haar dan in de ogen? Raak je hem / haar aan? Dát is al héél wat anders! Jawel: dat is het programma dat onze nieuwe paus voor ons christenen weglegt. M.a.w. : hij wil dat we Jezus en het evangelie serieus nemen. Van paus Franciscus de 1ste zullen we nog verschieten! Hoe kunnen we oefenen om meer bewust te zijn van onze roeping God bij de mensen te brengen? Door iedere morgen heel traag een groot kruisteken te maken . Zo nodigen we de Drie-eenheid uit om met ons op stap te gaan , de hele dag lang.
C. Gunzburg

Pinksteren – adem en vuur, een actueel appèl – 18-19 mei 2013

Pinksteren , letterlijk 50 dagen na Pasen, is er het feest van de Heilige Geest, en tevens de dag waarbij het ontstaan van de Kerk wordt herdacht, een feest van een nieuw begin.
In het evangelie van vandaag vernemen we van Johannes dat de Geest de trooster en helper is in alle omstandigheden. In de 2de lezing schrijft Paulus dat de Geest tot leven wekt. Vrij vertaald: de Geest brengt ons tot inkeer, Hij bekeert mensen. In de eerste lezing ten slotte beschrijft Lucas een gebeurtenis kort na Pasen. Hierin symboliseren wind en vuur een Godsopenbaring. De Geest is aan het werk, Hij maakt van Jezus‘ leerlingen bewogen enthousiaste en vrijmoedige verkondigers, kortom getuigen vol geestdrift.
Maar wie is nu de Heilige Geest, welke is zijn rol, hoe ervaren we Hem?
In het Hebreeuws is het woord ‘rouach’, de originele benaming van de Geest, de klank symboliseert de wind en staat voor Gods levensadem. Allereerst houdt de Geest de herinnering aan Jezus levend, Hij openbaart en herinnert aan onze basisroeping. Daarnaast oriënteert en steunt hij ons om de levenslessen van Jezus, de Blijde boodschap te beleven. Het is een oproep tot onbaatzuchtig handelen. Bij dit alles staat een liefdevolle gemeenschap vormen met de ander centraal.
De Geest is werkzaam in ieder van ons. Hij fungeert als een inwendige leraar waarbij het van belang is dat we op zijn golflengte afstemmen. Dan kunnen we de gaven van de Geest ontvangen: liefde, vriendschap, vreugde, vrede, goedheid, geduld, zachtmoedigheid, ingetogenheid en wijsheid in de betekenis van inzicht. Deze gaven krijgen slechts zin en betekenis als wie ze ontvangt ze zelf ook uitdeelt en meedeelt.
Wat is de betekenis voor ons vandaag?
In de handelingen van de apostelen krijgen we enerzijds het beeld van een veeltalige, multiculturele, multireligieuze gemeenschap anderzijds een jonge geloofsgemeenschap waarin een prille Kerk kiemt, waar de sprakeloosheid na de verrijzenis plaats maakt voor het enthousiast de Blijde boodschap verkondigen. Vandaag is de omgeving sterk vergelijkbaar: onze maatschappij worstelt met figuurlijke en letterlijke veelkleurigheid – het vormt de aanleiding tot onbegrip en misverstanden, achterdocht en conflicten. Tevens zien we dat vele wereldproblemen (economisch, milieu, maatschappelijk) onopgelost blijven door het eigenbelang en het geldgewin voorrang te geven op ethisch en solidair handelen. Daarnaast worden we ons als christenen bewust dat we althans in West-Europa deel uitmaken van een minderheidskerk. De twijfel slaat soms toe, maar tevens zijn er hoopgevende tekens. Er wordt meer dan vroeger verwezen naar een terugkeer naar de kernboodschap, De Kerk als een gemeenschap van leerlingen te zijn (cfr de visietekst van onze bisschop Bonny), Paus Franciscus die het uitdrukkelijk opneemt voor de zwakkeren –ver van paleizen en terug tussen het volk, de bereidheid tot toenadering tussen verschillende godsdiensten,…Belangrijk is ook vandaag dat mekaar begrijpen niet louter betrekking heeft op woorden en taal maar ook de nodige aandacht heeft voor de context. Ook de bijbelse taal dient gekaderd in de actuele dimensies van tijd en ruimte, waarbij het gebruik van beelden en woorden van de moderne tijd geen afbraak doet aan de basisverkondiging.
Soms zeggen mensen en wellicht niet ten onrechte “de Geest is aan het werk”. Maar ook in onze eigen kring kunnen we deze Geest ervaren, in stilte –onzichtbaar, maar diep en ingrijpend. Ook dan zeggen de mensen er is daar een goede geest (op het werk, in een klas, een gemeenschap,..) waarbij men vooral doelt op de goede menselijke relaties. Vandaag worden we eraan herinnerd hier daadwerkelijk aan te participeren. Om het in beeldspraak van vandaag te zeggen: een vuur dat zich verdeelt en dat in mensen zichtbaar wordt in alle schakeringen van menselijke talenten:

  • dat beetje vuur dat nodig is om aandacht te geven aan onze medemens,
  • dat vlammetje dat je de moed geeft eerlijke woorden te spreken,
  • dat beetje vuur in je woorden om warmte en vertrouwen te verspreiden,
  • die vonk die je net iets meer durf geeft om de waarheid recht te doen,
  •  die vlam die je aanzet barmhartig en vergevend in het leven te staan.

Graag wil vandaag deze homilie afsluiten met een extract uit een bezinningstekst die troost en sterkt van Kris Gelaude
De geest van God gebeurt.
Tot op vandaag.

Hij heeft een aangezicht.
Hij spreekt en zwijgt;
In alledaagse feiten
en in het menselijk verhaal
dat mij ter harte gaat,
is Hij de vinger die beroert,
mijn onrust en geweten.
Hij wekt verwondering.
Is onvervuld verlangen.
Maar tegelijk de taaiheid
en het stil verweer
dat iemand soms doet zeggen:
‘ En toch.
Het was niet tevergeefs.’
De geest van God is meer.
Want zie
mensen, zo kwetsbaar als ze zijn,
staan op om angst en onmacht te ontgroeien.
Iets gaat ten onder.
En er komt iets nieuws.
De één wordt aan de ander
te verstaan gegeven.
De Geest herstelt en herbegint.
Met niets. Als gist in ons bestaan.
En verder dan wij zien,
door armoe en benauwenis,
schept hij de ruimte om te leven.
Rik Wyffels

HEMELVAART – 9 mei 2013

Tweemaal hoorden wij vandaag Lucas aan het woord: in de eerste lezing uit de Handelingen en in het evangelie. En telkens gaat het om de laatste ogenblikken die de leerlingen samen met de Heer doorbrachten.
De leerlingen hadden een erg zwarte periode achter de rug: met de aanhouding van Jezus in de Olijfhof was alles in een stroomversnelling terecht gekomen en met de kruisdood leek alles wel voorbij en verloren te zijn, leken alle verwachtingen wel de kop ingedrukt.
Maar toen doken op de derde dag die onthutsende berichten op. Berichten over het lege graf, sommigen die beweerden Hem gezien te hebben. Er volgde ook een ontmoeting met de elf. En meteen slaat die diepe ontgoocheling om in onuitsprekelijke vreugde.
In zijn evangelie plaatst Lucas alles op één dag: het lege graf, de leerlingen op weg naar Emmaüs, de verschijning aan de elf in Jeruzalem en de hemelvaart. Onze evangelist is zo sterk aangegrepen door het gebeurde dat hij op die manier duidelijk wil maken dat het gaat om één groot en ondeelbaar paasgebeuren.
In de Handelingen pakt hij het heel pedagogisch aan: hier schakelt hij een periode van 40 dagen in als een soort groeiperiode in geloof en bewustwording, tijd om alles rustig te laten doorsijpelen en te verwerken. En die lijn volgen wij ook in de liturgie: na Pasen groeien wij in 40 dagen naar de hemelvaart toe en dan verder naar Pinksteren op de 50e dag. Over die lange periode van de paastijd spreiden wij alle deelaspecten van het grote feest en de liturgie blijft dan ook heel die tijd het feestelijk wit gebruiken in de vieringen.
Als afronding van het evangelieverhaal vermeldt Lucas dat de leerlingen met “grote blijdschap naar Jeruzalem terugkeerden”. Naast dit moment spreekt hij maar één keer in zijn evangelie van ’een grote blijdschap’: namelijk toen de engelen in de kerstnacht “een grote blijdschap” kwamen melden aan de herders. Daarmee is de cirkel dus rond: tussen die twee momenten ligt het hele optreden van Jezus besloten.
We vernemen ook nog dat “de leerlingen zich voortdurend ophielden in de tempel en dat zij God verheerlijkten”. Het verhaal van de blijde boodschap was begonnen toen Zacharias tijdens zijn wierookoffer in de tempel van de engel het goede nieuws kreeg van de aanstaande geboorte van Johannes. Het verhaal van de blijde Boodschap begint en eindigt met eerbetoon aan God in de tempel! Al wat daartussen ligt heeft zo te maken met Gods ingrijpen.
Voor de leerlingen wordt het nu een nieuw begin: zij zullen nu de getuigen worden van die diepe vreugde: zij krijgen nog de belofte dat “de Geest zal komen en hun de kracht geven om te getuigen in Jeruzalem en tot het einde der aarde”.
En hoe gaan wij nu om met die verhalen? Onze Kerk is een beetje die diepe vreugde kwijt gespeeld: om allerlei redenen is er wat ontgoocheling en vermoeidheid gegroeid, een soort gelatenheid heeft velen overvallen. Geloof wordt meer en meer naar de privésfeer teruggedrongen en in de media is het soms ver zoeken om nog een positief bericht te vinden rond kerk en geloofsleven.
En toch zijn er hoopgevende tekenen waar te nemen. Met de verkiezing van paus Franciscus is er een soort rilling door de kerk gegaan en die werd buiten de kring van christenen ervaren, een rilling die verwachtingen en hoop inhield. En zondag werd bij het Mas in Antwerpen “Living together” gevierd: een interculturele ontmoetingsdag waarbij jongeren in het Bonapartedok om het snelst aan het roeien sloegen met in elke boot jongeren uit verschillende achtergrond: christenen, joodse, moslems, en ongelovigen.
“Heer gaat Gij in deze tijd het koninkrijk herstellen?” vroegen de leerlingen. Zijn antwoord was: “Gij zult de kracht ontvangen”.
We mogen de armen niet laten zakken: de leerlingen zat het ook niet mee, hun boodschap was niet vanzelfsprekend, maar het werd voor hen een nieuw begin; ook wij hebben een nieuw begin nodig. We kunnen ons laten inspireren en bevruchten door die oude verhalen die heel sterke ervaringen ter sprake brengen rond Jezus van Nazareth.
Hemelvaartdag leert ons ook nog meer. We hoorden ook: “Mannen van Galilea, wat staat gij naar de hemel te kijken?” Wegkijken naar boven helpt niet als wij niet tegelijkertijd oog hebben voor wat rondom ons gebeurt.
Elk jaar staat deze dag ook de sociale leer van de kerk centraal. Ontstaan in een tijd van grote sociale ongelijkheid door de groeiende industrie, hebben de encyclieken inde loop van de jaren heel wat in beweging gebracht.. Er is intussen dan ook veel geroeid en verbeterd, maar met onze steeds groter wordende wereld duiken er ook voortdurend nieuwe problemen op. Zo kunnen wij de vragen niet uit de weg gaan rond kleding uit Bangladesh: spotgoedkoop, als je ten minste de prijs van 750 verloren levens niet mee verrekent… Er zijn de fabriekssluitingen bij ons en de erg zware besparingen in Zuid-Europa die de kloof tussen arm en rijk groter maken, de gesel van de kindssoldaten die moeilijk uit te roeien blijkt, en dan de uitzichtloze situatie in Syrië.
Het is dus nodig dat wij beginnen met onszelf terug te voeden en te laten doordrenken met de Blijde Boodschap om zelf deel te krijgen aan die ‘grote vreugde’, en om zoals de leerlingen die vreugde ook uit te dragen, getuigen te zijn, ermee naar buiten te komen, en niet alle heil vanuit de hemel te verwachten.
Paus Franciscus kan dan al heel wat hoop en verwachting hebben gewekt, maar het zal onze brede geloofsgemeenschap zijn die er werk zal moeten van maken. De wereld veranderen vraagt veel tijd en inspanningen, beginnen kunnen we binnen onze gemeenschap.
Bert Taeymans

ZESDE PAASZONDAG – 5 mei 2013

Lieve mensen,
Het evangelie van vandaag is een hele boterham! Ik overloop het met jullie.
Het evangelie kan je opsplitsen in 4 delen.
In het eerste deel zegt Jezus: “Wanneer iemand mij liefheeft, zal mijn Vader hem liefhebben. Mijn Vader en ik zullen bij hem komen en bij hem wonen. En wat jullie mij horen zeggen, zijn niet mijn woorden, maar de woorden van de Vader.”
Jezus en de Vader zijn verweven met elkaar. Jezus is gestuurd door God, de Vader. De Vader heeft ons lief zoals Jezus liefheeft.
Als wij bidden tot God, onze schepper, onze Vader, mogen wij ervan uitgaan dat Hij ook Jezus is: een man van vlees en bloed die het opneemt voor de kleinsten, die zelf aan het kruis wordt genageld. Met andere woorden die mee-lijdt, die weet wat het is om pijn of verdriet te hebben. Die, samen met ons, de dood kan overwinnen.
Als wij dan bidden tot Jezus, die man van vlees en bloed, mogen wij ervan uitgaan dat Hij ook God, de Vader is. Met andere woorden dat Hij almachtig is en zó barmhartig. Dat Hij met een immens tedere liefde voor ons zal zorgen zoals een Vader dat doet.
En dan zegt Jezus: als jullie je hart openstellen, komen wij daar wonen. De zorgende Vader, de mee-lijdende Christus.
Dan het 2de deel. We hebben zonet de Vader en de Zoon gehad, hier spreekt Jezus over de Heilige Geest. Daarover zegt Hij: “De Heilige Geest is gezonden door de Vader in mijn Naam. Hij zal jullie alles duidelijk maken en alles in herinnering brengen wat ik jullie gezegd heb.”
De Heilige Geest… heel erg aanwezig… hier en nu.
Hij geeft ons knipogen van God, Hij kan ons heel concreet God laten voelen. Hij laat ons merken en voelen wat Jezus in Zijn tijd heeft gezegd en gedaan.
Tom Schellekens gaf ooit de volgende vergelijking om uit te leggen wie nu eigenlijk die Heilige Geest is.
Ik weet niet of jullie Asterix en Obelix goed kennen? Het is zo dat Asterix van een bepaald elixir moet drinken om zo wonderlijke krachten op te doen. Als hij daarvan drinkt, is alles mogelijk en wordt hij onoverwinnelijk. Obelix daarentegen is bij de geboorte in het vat elixir gevallen. Hij hoeft er niet meer van te drinken, zo vervuld is hij. Hij draagt voortdurend die enorme kracht in zich.
Wel, we kunnen het vat elixir met de Heilige Geest vergelijken. Obelix is dan zoals Jezus, helemaal vervuld. Wij zijn zoals Asterix: als wij drinken van het elixir, is alles mogelijk. Met andere woorden als wij ons openstellen, als wij de Heilige Geest willen zien.
We kunnen Hem op veel verschillende manieren ervaren:

  • in de natuur. ken je dat zo? Dat gevoel van heropladen, diep in-en uitademen en zo kunnen genieten van het wonder van de dag.
  • of in relatie met mensen. Zo het gevoel van: Hey, hier is meer aan de hand dan gewoon goed overeenkomen. Een ware klik tussen mensen. Misschien wel de Heilige Geest?
  • Of ook: naar het kruis kijken en meer geraakt worden dan je verwacht had.
    De Heilige Geest, als een zachte bries in ons leven… of soms als een laaiend vuur… Iets dat ons kracht geeft en inspiratie. Met de Heilige Geest is alles mogelijk! Voor jou en voor mij!

We hebben de Vader, de Zoon en de Heilige Geest gehad.
In het derde deel zegt Jezus: “Ik laat jullie vrede na; mijn vrede geef ik jullie zoals de wereld die niet geven kan.”
Jezus’ vrede, diepe innerlijke vrede.
Hij geeft ons eigenlijk een instrument om de Heilige Geest te onderscheiden. We hebben maar met de Heilige Geest te doen als en slechts als er in je hart een diepe vrede te vinden is. We kunnen dit instrument heel concreet gaan toepassen. In elke situatie waar je die vrede ervaart, mag je ervan uitgaan dat de Geest aan het werk is!
Bij elke keuze die we maken, elke beslissing die we nemen, kunnen we ons afvragen: voel ik in mezelf vrede? Zo ja, dan is het de Heilige Geest die ons leidt! Als wij binnenin vertwijfeld blijven of in strijd, dan kunnen we ons misschien gaan afvragen of we niet de foute beslissing hebben genomen.
Dus: Jezus laat ons Zijn vrede na. Ga op zoek naar die Vrede en de Heilige Geest zal je leiden!
Die vrede kan je vinden in het alledaagse leven, ook bij grotere keuzes.
Ik heb die vrede mogen ervaren toen ik de keuze maakte om met Raf, mijn man, voor de derde keer iets te beginnen.
In het jaar 2000 zijn we een koppel geweest voor 2 maanden. In het jaar 2001 opnieuw.
Dan 5 jaar later, in 2006, kwamen wij door “toevallige” omstandigheden opnieuw tegenover elkaar te staan met de vraag: “Gaan wij er samen voor of niet?”
En ik was er altijd van overtuigd geweest: 2keer samen, oké, 3 keer, dat doe je niet! Ik was ook heel angstig om opnieuw een relatie te beginnen, maar iets in mij zei me: “’t Is oké! Doe maar! Vertrouw erop, ’t komt goed! In mijn hart voelde ik die vrede.” Wij hebben toen “ja” aan elkaar gezegd en tot op de dag van vandaag blijf ik ervan overtuigd dat het de Heilige Geest is geweest!
Tot slot zegt Jezus ons: “Maak je niet ongerust en verlies de moed niet!”
We zijn niet alleen!!
De Vader zorgt voor ons. De Zoon lijdt met ons mee en overwint, met ons, de dood.
De Heilige Geest begeleidt ons en geeft ons kracht zoals het elixir van Obelix.
Als we met Hem te maken hebben, installeert zich diep in ons een innerlijke vrede. Een vrede die je leven kan veranderen en mee kan sturen in Gods richting!
Laten we onszelf bij elke stap die we zetten, afvragen: “Voel ik diep in mij innerlijke vrede? Luister ik naar de Heilige Geest of loop ik ervan weg?”
Goeie moed op Zijn Weg!!
Dorien Vanbel

PAASWAKE – 31 maart 2013

De geschiedenis van de mensheid loopt in één rechte lijn, vanaf het ontstaan van de mens tot aan het eind der tijden, wanneer het Rijk Gods komt. En ergens op die lijn staat, centraal, het gebeuren dat we deze week hebben herdacht : het lijden , de dood en de verrijzenis van Jezus Christus, Zoon van God de Vader.
Wat gedenken we en waarom hebben deze gebeurtenissen plaats gevonden?
In ieder van ons sluimert een diep verlangen naar vrede, vreugde, geluk en liefde. En nochtans, wanneer we rondom ons kijken, ín ons kijken, of een geschiedenisboek of een krant openslaan, dan weten we dat het er in de wereld helemaal niet aan toe gaat zoals we het wensen.
God zal dat verlangen toch niet zomaar in ons hebben geplant? Waarom, wanneer is het dan zo mis kunnen lopen?
Het verhaal van Adam en Eva probeert dit uit te leggen. In het aards paradijs heerste er harmonie tussen de mensen onderling en tussen de mensen en God, die als een vader over zijn kinderen waakte. En toen gebeurde er iets – in het verhaal voorgesteld als het eten van de verboden appel – : de mens wilde even groot worden als God en het op eigen houtje doen…. God heeft de mens vrij gemaakt en kon hem niet tegenhouden. Hij riep nog, maar de mens was al bang geworden van God en liep weg. En van toen af stond de mens alleen, ver van de liefde van God en alles liep fout…
Maar zoals geen enkele vader of moeder er vrede mee neemt dat hun kind ongelukkig is, zo kon God de mens ook niet aan zijn lot overlaten. Hij bedacht een plan : hij riep het Joodse volk uit tot zijn verkozen volk, gaf het de tien geboden om het te helpen gelukkig te zijn, gaf het profeten onderweg en kondigde aan dat hij zijn Zoon zou sturen die voor alle zonden van de hele mensheid zou boeten en zo de verbroken vriendschap tussen de Vader en de mensen zou herstellen.
Dat is wat we deze week hebben herdacht.
Jezus heeft uit vrije wil alle zonden, alle nee’s , alle geweld en liefdeloosheid van de mensen op zijn schouders geladen en heeft zich laten veroordelen, uitschelden, mishandelen tot de afschuwelijke kruisdood toe. Onbegrijpelijk, chockerend.
Zo vonden de Joden van toen, en zo vinden de niet gelovigen nog altijd. En het IS onbegrijpelijk, we kunnen er allen maar naar kijken en dankbaar zijn.
En wat we vandaag lezen is ook onbegrijpelijk: het graf is leeg. En de Verrezen Heer zal later aan de leerlingen verschijnen, herkenbaar, met littekens op handen, voeten en zij, maar schitterend in Majesteit en vreugde.
Voor de Joden was dit alles een verzinsel: de leerlingen hadden het lichaam verstopt om de mythe van Jezus verder te zetten. Zo denken ongelovigen er vandaag ook nog over.
Maar laten we eens nadenken : de apostelen en leerlingen waren bangeriken: bij het eerste gevaar liepen ze weg, na Jezus’ dood sluiten ze zich op in het cenakel. En de naam van Jezus mag niet meer worden uitgesproken en toch…
Na Pinksteren zullen ze niet meer te stoppen zijn en zullen ze luidkeels overal verkondigen dat de Heer leeft, zelfs al zullen ze hiervoor vervolgd worden, soms tot de dood toe.
En vandaag nog verkiezen christenen vervolgd te worden, in communistische en islamitische landen, omwille van hun liefde voor die Jezus van Nazareth. En dat allemaal voor een verzinsel?
Dat kan niet. Nee.
Jezus’ verrijzenis heeft het leven van deze mensen op radicale wijze veranderd. De verrijzenis is het teken dat Jezus de mensheid, en ieder mens, met zijn Vader heeft verzoend. Dát is de oorzaak van hun vreugde en hun moed : ze weten dat Jezus met hen is tot over de dood heen, tot in de hemel.
Dat geldt ook voor ons. Maar we moeten er wel nog iets voor doen. De cheque voor een nieuw leven in Christus is wel uitgeschreven, maar ieder van ons moet hem nog wel persoonlijk op de bank gaan afhalen.
Voor ieder van ons geldt dat we Jezus ‘ geschenk aanvaarden , hem herkennen als de verlosser van onze eigen tekortkomingen en zwakheden, en dat we hem in ons leven binnenlaten om ons hier en nu tot blije mensen te maken. Dan zal Hij ons, met de kracht van zijn liefde en zijn genade, brengen tot onze eindbestemming : voor altijd bij Hem zijn.
Dat doen we vandaag door onze doopbelofte te hernieuwen.
Claudine Gunzburg

5de ZONDAG van de VASTEN – 17 maart 2013

De drie lezingen van vandaag spreken van echte vreugde. Bij Jesaja klinkt het: “klamp je niet vast aan het verleden…Zie Ik begin iets nieuws”. Daarin gaat het om de toekomst van een gans volk.
In zijn brief aan de Filippenzen zegt Paulus: “Ik vergeet wat achter mij ligt en doe mijn best om te bereiken wat voor mij ligt”. Het gaat dus om de toekomst.
In het evangelie gaat het om een vrouw die terug kan opstaan, het verleden mag loslaten en als vernieuwd kan verder gaan. Wat mij in het evangelie steeds weer opvalt, zijn de woorden: “de oudsten het eerst”. Gezien mijn leeftijd zou ik in die tijd zeker bij die mensen gehoord hebben. Trouwens, waar zouden wij het recht vandaan halen om over anderen te oordelen? Wat niet wil zeggen dat we hun daden of het nalaten van hulp bieden, niet zouden aanklagen. Ik vraag me wel eens af of iemand die een of meerdere kinderen gedood heeft ooit in staat kan zijn zich ten volle bewust te worden van wat hij gedaan heeft. Zou zo iemand ooit nog bevrijd kunnen opstaan?
Lang geleden heb ik geleerd dat Johannes zijn evangelie schreef voor bekeerde joden . Joden waren gewoon om elke sabbat een stukje bijbel te horen voorlezen. Die bijbel begint dan met: “in den beginne schiep God hemel en aarde” en een beetje verder staat er: “God sprak” ; die twee woorden tot zes keer herhaald. Het Johannes-evangelie begint met: “in het begin was het Woord en het Woord was bij God en het Woord was God”. Wie het Angelus-gebed nog kent, zal zich de woorden herinneren : “Het Woord Gods is mens geworden en heeft onder ons gewoond”. Er is dus duidelijk een verwijzing van het Johannes-evangelie naar het begin van de bijbel.
In het boek Exodus staat: ”het joodse volk vierde al eeuwen lang de instelling van Gods wet” Wij zeggen ook wel eens de tien geboden of de tien woorden. En dat zijn eerder idealen dan normen. Voor de dag waarop de Joden de instelling van Gods wet vieren, schrijft Johannes voor de bekeerde Joden het verhaal van de overspelige vrouw. Het niet veroordeeld worden, doet een mens weer opstaan om bevrijd verder te leven. In dit verhaal is het feit dat Jezus met zijn vinger op de grond schreef weer een verwijzing naar de bijbel waarin staat geschreven dat God met zijn vinger de wet op de tafelen schreef. Toen Jezus gezegd had: “wie zonder zonde is, werpe de eerste steen”, schreef Hij opnieuw op de grond. Het valt mij op dat Hij niemand aankeek zodat de omstaanders onopvallend een na een konden verdwijnen. Gods wet bevrijdt dus en ongewild hielpen de omstaanders daaraan mee door stilletjes te verdwijnen.
In deze vastentijd is die uitnodiging tot bevrijding zeer intens. Ik vraag mezelf af wanneer ik in mijn leven als bevrijdend heb ervaren dat ik het nieuw gebod van Christus navolgde?
“Bemin je naaste lijk jezelf”: heb ik , hebben jullie die opdracht al als bevrijdend ervaren? Hoogstwaarschijnlijk hebben wij allen zulke momenten beleefd. Zijn wij in staat daar nu en dan anderen in te laten delen? Durven wij zo nu en dan getuigen van het beleven van dat nieuwe gebod?
Tot slot nog een fijn grapje dat ik ooit gehoord heb van een dominee: die man zei:” op het ogenblik dat Jezus zei:” wie zonder zonde is, werpe de eerste steen”, vloog er een klein steentje over zijn hoofd en rolde een beetje verder. Jezus keerde zich om en zei toen” och ja, Mijn Moeder”.
Guido van Hove

3de ZONDAG van de VASTEN – 3 maart 2013

Allereerst wil ik u graag meedelen dat ik mij voor deze homilie heb laten inspireren door Bart Paepen die hier gisteren het woord voerde.
Het evangelie vandaag begint bij een groep mensen die komt vertellen wat voor grote zonde die Galileeërs wel niet begaan hebben. Het is zo makkelijk om de fouten en de zonden van een ander te zien. Politiekers, kerkleiders, gezagvoerders… Of mensen in onze eigen omgeving. De splinter in het oog van een ander stoort ons vaker meer dan de balk in ons eigen oog.
Vandaag zegt Jezus aan ieder van ons: BEKEER U! Wij zijn niet meer of niet minder dan eender wie anders. Hij vraagt aan ons àllemaal ons te bekeren. Hij vraagt het aan de grootste bandiet en aan de vroomsten onder u. BEKEER U!
Nu, wat is dat eigenlijk, bekeren?
We linken bekeren misschien algauw aan onze missionarissen die in de tijd de heidenen tot christenen gingen bekeren. Maar Jezus heeft het vandaag niet over dat soort bekeren!
Bekeren is “omkeren” of letterlijk “van richting veranderen”. Jezus stelt ons vandaag de vraag: waar in mijn leven kijk ik in de verkeerde richting? Welk stukje in mijzelf moet van richting veranderen? In mijn persoonlijk leven? In mijn gezin en familie? Op het werk? Bij mijn vrienden? Is er misschien iets in mijn leven of iets in mij dat de verkeerde richting uitkijkt?
En dan: bekeren, maar waarnaartoe? Naar welke richting vraagt Jezus ons te kijken?
Vandaag vraagt deze Jezus aan het kruis ons heel expliciet: Kijk naar mij! Laat elk stukje in jezelf in mijn richting kijken en sta open voor mijn blik naar jou.
Ik heb je zo lief. Ik smeek je bij mij te komen en vertrouwen te hebben. Bekeer u en laat u liefhebben door mij, Jezus op het kruis, Jezus verrezen…
Bekeer u! Bedenk welke stukjes van jezelf werkelijk voor het Leven kiezen en welke eerder voor de dood …
Kies vandaag nog voor Zijn Liefde!
Jezus is vandaag streng in het Evangelie. Hij zegt ons heel resoluut niet naar de ander te kijken, maar naar onszelf. Hij vraagt ons ons om te keren naar Hem. Alleen zo zullen wij vrucht dragen!
Gisteren tijdens de Splash repetitie zongen wij het lied “Aan welke kant sta jij?”
Het refrein sluit heel mooi aan bij het evangelie van vandaag. “Stel dat God vandaag op aarde zou verschijnen en je vragen zou: Kies jij nog steeds voor mij? Zou jij Hem dan recht in de ogen kunnen kijken? Aan welke kant sta jij?”
Zijn wij bereid, in voorbereiding op het Paasfeest, hélemaal voor Jezus te kiezen? Zijn wij bereid om, zoals de grond rond de vijgenboom in het evangelie, omgewoeld te worden, bij gemest te worden om zo meer vrucht te dragen?
Laat ons nadenken op deze derde zondag van de vasten waar wij in ons eigen leven bekering nodig hebben. En vooral: Laat ons kijken naar Jezus met ons hele hart en Hem toelaten naar ons te kijken…
Dorien Vanbel

2de ZONDAG van de VASTEN – 24 februari 2013

Vandaag tweede zondag van de vastenperiode met als evangelie de verheerlijking van Jezus op de berg Tabor. Geschiedkundig kan dat natuurlijk niet bewezen worden,maar we kunnen het ook niet zomaar naast ons neerleggen. Ditzelfde verhaal vinden we ook in de evangelieen van Marcus en Mattheus.
Wat vraagt in dit verhaal onze bizondere aandacht?Eerst en vooral het feit dat Jezus de berg opging om te bidden.We weten dat Hij een man was van gebed.Herhaaldelijk lezen we in zijn levensverhaal “en Jezus trok zich terug om te bidden”
Voor Hij zijn openbaar leven begon verbleef hij 40 dagen in de woestijn om te vasten en te bidden. Dit hoorden jullie al verleden zondag.
Lucas trekt onze aandahct dus op het feit dat Jezus graag bidt/Het is alsof het gebed hem nooit verlaat.Hij spreekt met zijn Vader die Hij innig lief heeft om zo wederkerig van Hem liefde te ontvangen.Het is als de warme kern van Jezus leven,diep in Hem,maar onzichtbaar voor wie met Hem omgaan.
Vandaag echter wanneer Hij aan ’t bidden is,laat die kern van liefde zich plots zien,als in een nhelder glanzend licht. Meer dan ooit is Jezus nu de afglans van zijn Vader,nu wordt die kern van liefde zichtbaar voor de drie apostelen die met Hem mochten meegaan.Die kern van liefde laat ook een oneindig geluk voelbaar worden.Dit gevoelen overstelpt ook de leerlingen.
Uit het verhaal van vandaag weten we dat de 3 apostelen Petrus,Jacobus en Johannes(dieJezus ook zullen vergezellen in de Hof van Olijven)in slaap waren gevallen.Zij werden gewekt door stemmen : Jezus in gesprek met Mozes en Elias.Mozes en Elias zijn de Wet en de Profeten; een resumee van het Woord van God gedurende gans het Oude Testament.
Dit is een visioen van onuitsprekelijke vreugde. De apostelen zien iets van de intieme Jezus in contact met de hemel.Wie hiervan mocht getuigen wil niet meer weg,Petrus,de onstuimige Petrus,wil dat moment bijhouden en koesteren daarom roept hij ook”Meester het is goed dat we hier zijn,laten we drie tenten bouwen.”
Zoveel verschil is er niet tussen Petrus en onszelf,want als we ergens geluk ondervinden willen ook wij dat behouden.
Toen kwam de wolk,door de mist heen weergalmt een stem; een stem waarvan we nooit het aangezicht zullen zien,omdat Hij die hier spreekt geen ander aangezcht heeft dan het gelaat van Jezus.
Mogen we even een stapje opzij doen naar het evangelie van Johannes.De apostelen vragen aan Jezus “toon ons de Vader” en hierop antwoordde Jezus “wie mij ziet ziet de Vader,en de woorden die ik zeg spreek ik niet uit mijzelf, maar het is de Vader die blijvend in Mij zijn werk verricht.
Soms mogen ook wij een glimp opvangen van die andere werkelijkheid – een berg- of natuurervaring-een bizonder gelukkige vriendschap – een heerlijk toekomstperspectief;maar nadien moeten we de berg terug afdalen naar de werkelijkheid van ons dagelijks bestaan.Zoals de apostelen moeten ook wij de berg terug afdalen.En dan is het soms moeilijk om te bidden. Onze geest wordt zo gemakkelijk afgeleid door onze aardse bekommernissen,door zorgen of verdriet, en dan vinden we de woorden niet om met God te spreken.Laten wij het dan in zulke momenten samen vragen met Guido Gezelle : Gij badt op eenen berg alleen
En…..Jezu, ik en vind er geen
Waar ‘k hoog genoeg kan klimmen
Om U alleen te vinden
De wereld wilt mij achterna
Alwaar ik ga, of sta,of ooit mijn ogen sla
En arm als ik en is er geen, geen een
Die nood hebbe en niet klagen kan
Die honger en niet vragen kan
Die pijne en niet gewagen kan
Hoe zeer het doet
O, leert mij, arme dwaas hoe dat ik bidden moet.
Paula Van den Eynde

5de ZONDAG door het JAAR – 10 februari 2013

Jesaja, Paulus, Petrus: drie uitschieters vandaag, die iets onverwachts meemaken waardoor zij toch wat van de wijs gebracht worden.
Jesaja schrijft in vrij troebele tijden: er dreigt oorlog in Juda, het machtige Assyrië dreigt het land onder de voet te lopen.
In de tempel krijgt Jesaja een visioen dat hem helemaal van streek brengt, hij ervaart Gods sterke aanwezigheid en voelt zich heel klein en onwaardig, maar God reinigt hem: het verhaal met de gloeiende kool: ik herinner mij dat ik het als kleine jongen las in mijn zondagsmissaal, ik weet nog exact op welke stoel ik toen zat in de kerk, ik vond het een gruwelijk verhaal. Ik had natuurlijk niet begrepen dat het om een verhaal vol beeldtaal ging. Maar Jesaja voelt zich hier door God aangeraakt: “Hier ben ik, zend mij”, is zijn antwoord. En dan zal hij zijn boodschap van hoop brengen, ook in tijden van de ballingschap die nog volgt.
Paulus schrijft aan de Korintiërs dat alleen het evangelie redding kan brengen, en hij wijst er op dat hij enkel doorgeeft wat hijzelf heeft doorgekregen van anderen. Een boodschap die in 4 kernwoorden uit te drukken is: gestorven en begraven, verrezen en verschenen, dat is ook de allereerste prediking waarmee de apostelen naar buiten komen.
Ook Paulus voelt zich onwaardig: hij heeft toch de christenen vervolgd! Als laatste van de apostelen heeft hij nu de levende Christus ervaren op zijn weg naar Damascus, hij voelt zich niet waard apostel genoemd te worden, hij normt zich een misgeboorte. Maar Christus wil hem nodig hebben voor de heidenen: alleen “door Gods genade ben ik wat ik ben”.
En dan is er Petrus: met zijn vissersboot is hij door Jezus ‘ingehuurd’: vanop die boot kon die dan de mensen op de oever gemakkelijker toespreken. Petrus is moe, want met zijn maten is hij de hele nacht op het meer op zitten, zonder enig succes.
“Vaar nu naar het diepe, en gooi daar de netten uit”, zegt die vreemdeling. En dat na die verloren nacht, een nacht om maar vlug te vergeten! Ik kan me indenken wat bij Petrus de eerste gedachte zal geweest zijn: “Weer een van die stuurlui aan de wal die alles beter weten dan een beroepsvisser!” Wellicht begrijpt zichzelf niet meer wanneer hij dan toch zegt, “Maar op uw woord zal ik het doen!”
En dan gebeurt het onverwachte, zo onwaarschijnlijk dat hij er nu ook zijn collega’s met hun boten moet bijroepen.
“Ga weg van mij, ik ben een zondig mens”, roept Petrus uit. “Ontzetting had zich van hem meester gemaakt”, noteert Lucas.
Maar Jezus stelt gerust: “Wees niet bevreesd!” Woorden die Hij later ook bij zijn verschijningen zal uitspreken. En Hij roept Petrus om voortaan op mensen te vissen. Zijn stielkennis, zijn ervaringsdeskundige
Waarom grijpen wij terug naar teksten van een Jesaja, 2500 jaar geleden neergepend? Heel wat bestsellers hebben het minder lang uitgezongen! Waarom teksten van Paulus, een gewezen kerkvervolger? En dan Petrus, de eerste die door zijn ontrouw zijn Meester verloochende?
Omdat het in de drie gevallen gaat om mensen van vlees en bloed, die op een onverwacht moment door God zijn aangeraakt, oog in oog, een ervaring die hun leven grondig omwoelde en veranderde. Jesaja brengt een boodschap van hoop in uiterst donkere tijden. En wat heeft Petrus ons te zeggen in de vandaag zo moeilijke tijd voor de Kerk, waarbij wij eerder het gevoel hebben dat de vissen door de mazen van het net wegglippen? Vanuit een uitzichtloze nacht laat hij zich toch aanspreken door Jezus om het nog eens te wagen. En Paulus voelt zich door Gods genade geraakt en totaal omgevormd, en zo vindt hij daarin de trouw en de kracht om in dienst te gaan van de Heer die hij eerder vervolgd had.
In een periode die voor onze Kerk niet zo gemakkelijk is,
waarin christenen het in het Midden-Oosten moeite hebben om te overleven, en waarin wijzelf dagelijks moeten ondervinden hoe alles wat met kerk en geloof te maken heeft verdacht wordt gemaakt of weggedrukt?
Bert Taeymans

Lichtmis – 3 februari 2013

Veertig dagen na de geboorte gaan Maria en Jozef met Jezus naar de tempel. De zuiveringstijd is over en ze gaan hun eerstgeborene aan God toevertrouwen. In mijn oude missaal (die ik ooit gekregen heb voor mijn plechtige communie van mijn grootouders) staat het zo: ”veertig dagen na de geboorte moest de eerstgeborene aan God opgedragen en dan weer terug gekocht worden”. Deze uitspraak doet me wel terugdenken aan het verhaal van Abraham en Isaac dat ons leert dat God geen mensenoffers wilt. In mijn missaal uit 1950 gaat de tekst dan verder met de woorden: ”terzelfder tijd werd de moeder gezuiverd van de wettelijke smet.” Dat heb ik altijd een zeer rare uitspraak gevonden en doet me vooral denken aan een samenleving waar de mannen het voor het zeggen hebben…ook al bestaan ze allemaal dank zij een vrouw.
Het feest van de opdracht in de tempel wordt dan ook lichtmis genoemd omdat die oude Simeon de zoon van Maria prees als ”het licht van de volkeren”
Telkens weer raken mij de woorden die Simeon dan uitspreekt: “nu laat Gij uw dienaar in vrede gaan, want mijn ogen hebben het heil gezien dat Gij bereid hebt voor het aanschijn van alle volkeren, licht om de volkeren te lichten.”
Simeon is gerust nu kan hij sterven. De Verlosser is er. Dit doet me dan weer denken aan een korte tekst die ik dikwijls gezien heb bij een bezoek in een of ander moederhuis. Deze tekst luidt:” Elk kind wordt geboren met de boodschap dat God het niet opgeeft met de mensen”. Dat klinkt hoopvol en misschien zelfs goedgelovig als je in de nieuwsberichten hoort hoe het er in de wereld aan toe gaat. Maar, was het in Jezus’ tijd beter? Denk maar aan de vlucht naar Egypte en het waarom daarvan. Denk maar aan die romeinse overheerser die met een volkstelling wilde weten hoeveel belastingen hij aan de onderdrukten kon opleggen. En toch blijven we geloven dat ooit het goede het kwade zal overwinnen.
Aan de profeet Jeremia belooft God:” Zij zullen je bestrijden, ze zullen je niet overwinnen, want Ik ben bij je om je te beschermen. ”Toch heeft Jezus zelf helemaal op het einde van zijn leven even de ervaring gekend alsof God, zijn Vader, hem verlaten had.
Bij Lukas lezen we dat de mensen woedend op Hem waren en Hem aan de rand van de berg brachten met de bedoeling Hem in de afgrond te stoten, en dan staat daar dat merkwaardige zinnetje:” maar Hij ging midden tussen hen door en vertrok.” Dat gebeurde in Nazareth, zijn woonplaats en dan ging Hij naar Kafarnaum in Galilea.
Hij ging midden tussen hen door: met welk een gezag zouden die woedende mensen dan toch ook een spontane eerbied gehad hebben voor die Jezus die zichzelf daar als de vervulling van de profetische voorspelling van Jesaja bekend maakte? En zo denk ik dan weer terug aan die woorden: licht voor de volkeren.
Wie heeft nu eigenlijk in die Jezus de verlosser, de heiland, de vredevorst gezien? Maria en Jozef bij zijn geboorte? De herders, de generatie armen van hun tijd? Vreemde wijzen uit het Oosten? Een oude man en een oude vrouw in de tempel?
Zouden wij toen we nog klein waren ook gemakkelijker geloofd hebben in dat kindje in de kribbe? Zijn we ook bereid om telkens weer, bij elke geboorte iets van Godswegen te willen zien? Eigenlijk is dat de reden waarom we nu hier zijn met onze heel jonge toekomstige wereldburgers, die baby-keizers want zij bepalen enkele jaren hoe het leven zal verlopen voor hun ouders, grootouders, broers en zussen, voor allen die om hen bekommerd zijn. Met heel de gemeenschap van St.Paulus wensen we alle ouders, grootouders, peters en meters dat voor hen hun kinderen en kleinkinderen een verwijzing mogen zijn naar “het licht voor alle volkeren”
Bert Taeymans

Patroonsfeest – 20 januari 2013

Vrouw, wat wilt u van me? Dit moet voor Maria toch eventjes slikken zijn geweest! Het lijkt wel alsof Maria met haar vraag Jezus in verlegenheid brengt. Mijn tijd is nog niet gekomen, voegt Jezus eraan toe. Jezus voelt zich niet geroepen om zomaar voor een groter publiek een opzienbarend teken te stellen, althans nog niet.
“Doe maar wat hij jullie zegt, wat het ook is”, bindt Maria in. Maria weet dat Jezus kan helpen, maar tegelijk legt ze zich neer bij wat Jezus het beste acht.
We weten hoe het afloopt. Jezus verricht op deze bruiloft zijn eerste wonder, en Johannes voegt er in één adem aan toe: zo toonde Jezus zijn grootheid en zijn leerlingen geloofden in hem. Johannes zal nog zeven wonderen vermelden, maar zoals voldoende uit dit en de drie andere evangeliën blijkt, gaat het hem niet om die wonderen.
Die materiële tekenen, de wonderlijke genezingen incluis, missen uiteraard hun effect niet en zullen Jezus snel bekendheid bezorgen, maar eigenlijk is de boodschap van Jezus van een ander niveau. Jezus brengt de blijde boodschap.
Herman Van Rompuy, Europees president, vat het als volgt samen: de kern van de blijde boodschap, schrijft hij, is het doorbreken van de spiraal van agressiviteit en geweld die diep in ons zit. Einde citaat.
Het doorbreken van de spiraal van agressiviteit en geweld…hoe scherp voelen we die nood niet vandaag als we het nieuws aanhoren! En waar zitten toch die bronnen van die agressiviteit en het geweld in ons?
Jezus waarschuwt voor begeerte, bezits- en machtsdrang. Geen van de drie – hoewel de drang onmiskenbaar in elk van ons aanwezig is – maakt gelukkig.
Toegeven aan begeerte verraadt vooral egoïsme: de kortstondige bevrediging van de eigen wensen en verlangens, nu direct, zonder rekening te houden met wat dit voor anderen betekent. Een leeg gevoel blijft over.
Teveel bezit leidt tot eenzaamheid. In het boekje La sagesse d’un pauvre, over het leven van Franciscus, verwoordt Eloi Leclerc het als volgt: Franciscus wist heel goed hoe moeilijk het is iets te bezitten en tegelijk de vriend te blijven van alle mensen. Iemand die bezit verwerft en opbouwt, heeft immers als spontane reflex dit bezit te willen beschermen en afschermen, une attitude de défense, noemt hij het. Als het bezit dan ook nog jaloezie opwekt, dan vereenzaamt het de bezitter, het isoleert de bezitter. Niet voor niets dat monniken elk persoonlijk bezit afwijzen.
En macht verwerven leidt tot strijd. Dit verband is zo alledaags, zo zichtbaar aanwezig dat dit geen toelichting vraagt. Het gaat om verdringing van de andere, soms subtiel en onderhuids, soms heel openlijk. Vaak verbinden we de twee en dan spreken we van een machtsstrijd. Machtsstrijden eindigen niet. Ook als ze zijn gewonnen, gaan ze gewoon door, want niemand wil een verliezer blijven. Vroeg of laat…
Met zijn blijde boodschap wil Jezus ons leren hoe we onszelf uit die spiraal kunnen bevrijden. Daar gaat het over. Jezus stelt daar deugden tegenover die wél in staat zijn mensen met levensvreugde te vervullen. Maar die kosten ons meer moeite, want die zijn niet aangeboren, in tegenstelling tot de eerdergenoemde begeerte, bezitsdrang en machtsdrang.
Het gaat over ons dienstbaar opstellen, open staan voor de nood rondom ons, en trouw blijven in je liefde en je vriendschap. Dankbaar in het leven staan.
Dit vraagt inspanning. Om te beginnen ingaan tegen de aanwezige drang en verleidingen, en dan veel en geduldig werken aan jezelf, en daarbij aanvaarden dat perfectie niet bestaat. Meer nog: wil je weerbaar blijven, is het nodig nu en dan de dingen los te laten. Overgave heet dat, bidden in overgave en jezelf en je beperktheid aanvaarden.
Jezus gaat niet uit van de natuurlijke goedheid van de mens, wel van de mogelijkheid tot inkeer, ommekeer, bekering. Jezus verandert water in wijn en geneest ongeneeslijke zieken, maar met zijn boodschap wil hij vooral de relaties tussen mensen genezen. Die nood is immers nog groter, want dan zijn alle mensen betrokken, niet enkel de zieken.
Amen
Philippe Van Assche-Luyts

Doop van de Heer – 13 januari 2013

Er zijn duidelijk golven en keerpunten in onze geschiedenis: van onderdrukking naar bevrijding en dan weer naar verdrukking: op politiek vlak en ook maatschappelijk.
Als we in ons persoonlijk leven terugkijken, hebben wij wellicht ook intense keerpunten meegemaakt die littekens hebben achtergelaten en die ons hebben gemaakt tot wie wij uiteindelijk zijn. Die keerpunten kunnen van een intense vreugde geweest zijn maar evengoed van een pijnlijk verlies.
Ten tijde van Jezus is het volk weer onder druk van een vreemde Romeinse heerschappij en het kijkt uit naar een nieuwe Messias.
Johannes kondigt bij de Jordaan verlossing en bevrijding aan. Maar eveneens zegt hij dat die nieuwe tijd niet komt als men zich niet bekeert en laat dopen.
Zich laten dopen door Johannes betekende dat men opnieuw duidelijk wilde leven volgens de wet die mensen bevrijdt. De mensen die zich lieten dopen wilden een soort transformatie ondergaan, een nieuw breekpunt beleven. Kortom komaf maken met het verleden en opnieuw beginnen.
En dan zien we Jezus die mee aanschuift om door Johannes gedoopt te worden. En na zijn doopsel is Jezus verzonken in gebed. Ook Johannes beseft dat er iets speciaals gaande is. God reageert op dit gebed van Jezus klaar en duidelijk: ”Jezus is mijn welbeminde zoon”. Hij is degene die moet gevolgd worden, Hij is de verpersoonlijking van Gods heilswil voor de mensen.
Toen wij gedoopt werden lagen we wellicht te schreien in ons doopkleed dat waarschijnlijk al verschillende generaties meeging. Het opzet kwam toen van onze ouders, niet van ons.
Maar wat kan dit nu concreet nog voor ons betekenen? Voor ieder van ons moet er regelmatig een her – doopsel zijn, dit wil zeggen een moment waarop we de levenslijn van Jezus opnieuw bewust proberen te volgen.
Wat houdt dat dan in? Kortweg : opnieuw verenigt worden met het bewustzijn van God die liefde is. En naar die liefde zonder enige voorwaarde is een mens zijn leven lang op zoek. Elk van ons bezit een klein sprankje licht, de goddelijke vonk van ons doopsel, die onze verbinding met Hem levend houdt.
De boodschap van Christus is op niets anders gericht dan op de vestiging van een koninkrijk van liefde in ons denken en in ons hart. Wij moeten inzien dat wij zijn leer van liefde en vergeving dikwijls hebben omgekeerd en nog altijd opnieuw omkeren tot een leer van angst en schuld.
Zijn leer van liefde mag dan eenvoudig zijn, maar ze vraagt onze volledige aandacht, al onze energie en onze toewijding om die in de praktijk te brengen. Wij merken dat wij dikwijls falen, onze bedoelingen zijn goed, maar de anderen maken het zo moeilijk… de wereld … het leven… Vandaar die angst en die schuld…
Bijvoorbeeld de intentie om gewoon gelijk te zijn , niet meer niet minder, aan ieder met wie we in contact komen en al de vergissingen die zich voordoen toe te geven en te vergeven is een revolutionaire leer, vooral in ‘onze’ individualistische samenleving van ‘kom op voor jezelf’ en ‘hoed je voor de ander en verweer je’.
Zich aan God overgeven is ook heel wat anders dan welke vorm van overgave in de wereld ook. Want de wereld zou onze overgave wreed kunnen misbruiken. God echter benut onze overgave met zachtheid, bevrijdt ons van onwaarheid en brengt ons terug tot ons ware zelf.
Het feest van vandaag, het feest van het doopsel van Jezus, laat ons de goddelijke stempel zien die gedrukt staat op het levenspaspoort van Jezus en eigenlijk ook een beetje de goddelijke stempel op ons eigen leven.
Vera Struyf

PAROCHIE ZIJN IN 2013 – 6 januari 2013

Naar jaarlijkse gewoonte willen we tijdens dit eerste weekend van het nieuwe jaar even stil staan bij onze eigen Sint Paulus parochie. Op basis van de beleidsvisie van onze bisschop hebben de we binnen het PT de afgelopen weken onze eigen beleidsnota geactualiseerd. Vandaag wil ik jullie in primeur graag een korte samenvatting geven hiervan en tevens uitnodigen om samen onze Sint Paulusgemeenschap te bezielen en verder uit te bouwen.
De geactualiseerde beleidsvisietekst heeft vijf krachtlijnen:

  • 1) Een parochie: een geloofsgemeenschap van leerlingen en van doeners
    Het samen gemeenschap vormen is belangrijk, maar daar mag het zich niet toe beperken. Er is tevens de uitnodiging om de christelijke waarden in deze gemeenschapsopbouw centraal te plaatsen en op deze wijze een deugddoend verschil neer te zetten in de samenleving. Daarnaast in deze tijd van mobiliteit en massacommunicatie onder meer via sociale netwerken, beperkt een parochie zich niet langer tot zijn lokale grenzen maar is de hele wereld ons dorp. Het voorstel vanuit het bisdom om te evolueren naar een vernieuwde structuur van pastorale eenheden, parochies en parochiekernen geeft een aanzet tot antwoord voor de actuele kerksituatie in ons bisdom en in een breder kader in Europa, maar met respect voor de lokale situatie. Als parochieteam vinden we dat we positief op deze uitnodiging moeten ingaan. Kiezen voor een haalbare parochiekern waar voldoende kiemen aanwezig zijn om niet alleen te overleven maar ook om verder te bouwen op de sterke Sint Paulus fundamenten.
  • 2) Liturgie en sacramenten: een viering en een leerschool
    Als PT menen we dat we in de lijn met de bisschoppelijke oproep moeten blijven werken om kwaliteitsvolle kerkdiensten samen te stellen, die de gemeenschap ten volle betrekt en aanspreekt. Respect voor vorm, aandacht voor taal, herkenbaar door aansluiting met het dagelijkse leven. Voortbouwend op een vroegere uitspraak van onze bisschop ‘durf te experimenteren’ of anders geformuleerd ‘nieuwe wegen durven betreden’ kan het organiseren van gerichte doelgroepvieringen en speciale themavieringen momenten bieden waar de zoekende medemens zich sterker door aangesproken voelt.
  • 3) Groeien in geloof: onderhoud en deel je inspiratiebron
    De bisschoppelijke visietekst benadrukt de aandacht voor de verschillende generaties: zowel de kinderen en jongeren, de jongvolwassenen en gezinnen en ten slotte de seniorengroep. Rekening houdend met de draagkracht binnen de parochie moeten we onze prioriteiten kiezen. We moeten echter bewust blijven dat dit in een vrijwilligersnetwerk niet altijd een volledig te organiseren programma is, maar mede sterk afhankelijk is van het enthousiasme door en spontane aanbod van vrijwilligers. We zijn overtuigd dat we met ons imago van dynamische parochie met een modern aantrekkelijk kerkgebouw in staat moeten zijn vooral en concreet in moeten zetten op de midgeneratie.
  • 4) Kerk bij ons: wie is de mens die jij helpt?
    Als parochie moeten we duidelijke keuzes blijven maken zowel omwille van de beperkte beschikbaarheid van mensen, beperkte geldelijke middelen en de veelheid aan noden. Daarom denken we dat naast de lopende invulling voor diverse projecten onze parochiale opdracht zich vooral moet richten op sensibilisering en signalering.
  • 5) Een goede rentmeester voor infrastructuur en medewerkers
    Infrastructuur en medewerkers vormen complementaire essentiële grondstoffen voor een stevig parochiaal fundament te bouwen, en vormen dan ook in deze geactualiseerde beleidsvisietekst de vijfde krachtlijn. Leken die het woord voeren in een kerkdienst, instaan voor catechese of een begeleidingstaak opnemen, moeten de kans krijgen opgeleid te worden, en op geregelde tijdstippen navorming te krijgen wanneer dit vereist is. Het is de opdracht van de parochie erover te waken dat ieder een haalbaar en evenwichtig takenpakket heeft rekening houdend met het persoonlijke engagement. Tevens moet de parochie voldoende aandacht aan signalen om de werkgroepen proactief te verjongen en waar wenselijk de werkgroep(en) te versterken – zodat de draagkracht intact blijft.
    We zijn overtuigd dat onze Sint Paulus parochie zal slagen in de geest en het enthousiasme van haar oprichters voldoende geestdrift los te weken en om ook in de toekomst een levende parochiekern met behoud van haar eigenheid te zijn maar dit solidair binnen de op te zetten pastorale eenheid. Daarnaast vanuit deze sterktes openstaan om onze ervaring te delen, maar voor sommige taken bewust beroep te doen op de beschikbare kennis en kunde van de bredere pastorale eenheden.

Ter afronding- voor hen die volledige tekst willen lezen- die is te vinden op onze Sint Paulus website. In de visietekst worden een aantal werkpaden aangereikt. Alle federaties van het bisdom worden opgeroepen om op basis van deze werkpaden de toekomst van hun federatie vorm te geven. De eerste maanden van 2013 zijn hierbij cruciaal, de opstartvergadering van onze federatie is voorzien op 16 januari om 20u in de parochiezaal van Sint Antonius. Als je samen met ons deze toekomst vorm wilt geven, ben je van harte uitgenodigd. Samen maken we het verschil.
Rik Wyffels

FEEST van de heilige FAMILIE – 30 december 2012

Goeiemorgen lieve mensen,
Zo tussen de kerst- en nieuwjaarsfeestjes in, nodigt de Kerk ons vandaag uit om het feest te vieren van de Heilige Familie.
De Heilige Familie… Een term die ons in eerste instantie doet denken aan Maria, Jozef en Jezus. Maria en Jozef, twee heel gewone mensen van hun tijd.
Zij vertrekken in Nazareth, samen met Jezus, te voet naar Jeruzalem en stappen zo’n 100km met een hele groep joden, waarschijnlijk mensen die zij kennen. Ik kan me voorstellen dat de al iets oudere kinderen onderweg met elkaar spelen en dat de ouders met elkaar praten.
Ze komen allemaal samen in Jeruzalem aan en vieren het Paasfeest dat bij de joden een aantal dagen duurt. Dan maakt de hele groep zich klaar om terug te vertrekken.
En ze stappen een dag lang, neem zo’n 30km. Als ouder ga je ervan uit dat je zoon wel bij z’n vrienden loopt. Maar dan ineens, na die hele dag stappen, ontdek je dat hij er niet bij is. Je kan geen auto nemen om snel terug te gaan kijken. Maria en Jozef moeten bijna terug gelopen zijn. Stel je voor dat je dan nog drie dagen moet lopen zoeken in de stad. En als je hem dan eindelijk gevonden hebt, in de kerk, antwoordt hij simpelweg: “Waarom hebt ge toch gezocht, wist jij dan niet dat ik in het huis van mijn Vader moest zijn?”
Ik kan me voorstellen dat dat als ouder behoorlijk frustrerend moet zijn. Zijn ouders zeggen dan ook: “Maar kind toch, waarom hebt gij ons dat aangedaan? Denk eerst eens aan ons, aan hoe ongerust wij wel waren!”
Maria en Jozef reageren eigenlijk heel menselijk, ze reageren zoals elk ouderpaar dat waarschijnlijk zou doen. Ze gaan het proces door dat elke ouder doorgaat: zorg dragen voor hun kind en dan stilaan loslaten en daarbij regelmatig doodongerust zijn. Accepteren dat je kind niet is zoals je zelf gedroomd hebt, dat hij niet altijd doet wat je van hem verwacht.
Voor Maria en Jozef zal het zeker niet makkelijk zijn geweest. Maar Maria bewaarde alles wat er gebeurd was in haar hart. Ze bleef niet wrokkig, ze ging niet rondbazuinen over haar zoon die toch wel buitengewoon bleek te zijn. Ze hield het voor zich, niet uit angst, maar uit liefde.
Jezus groeide op in dit gewone, maar warme gezin. Bij ouders die ongerust waren, die bijzonder moederlijk en vaderlijk waren. Dit was de voedingsbodem van Jezus, die een en al liefde werd.
In de warmte van een gezin wordt de Liefde geboren, telkens weer, ook in onze tijd. Alles is mogelijk, als we vertrekken vanuit de Liefde.
Ook hier in St. Paulus kan Jezus worden geboren. Uit onze warmte als christelijke familie.
De Heilige Familie hoeft niet alleen te gaan over 2 ouders en 1 zoon, het kan ook verwijzen naar onze hele christelijke Kerk. Wij, als broers en zussen van elkaar met God als onze Vader. Onder ons wordt Jezus geboren! De ware Liefde!
En die ware liefde hebben wij niet in de hand, we kunnen ze niet vastnemen en zeggen wat ze nu juist moet doen. We kunnen haar wel een warm nest geven om haar helemaal tot haar recht te laten komen. Wij zijn geroepen voedingsbodem te zijn voor die Liefde, voor Jezus onder ons.
We hebben dus de Heilige Familie als zijnde een kerngezin: moeder, vader en kind.
We kunnen die Heilige Familie ook zien als zijnde onze gemeenschap van christenen.
Tot slot kunnen we de Heilige Familie ook zien als God als onze Vader en Moeder en wij als zijn kinderen.
We kunnen thuiskomen bij onze ouders, bij vrienden. We kunnen thuiskomen in de christengemeenschap.
Maar in de eerste plaats kunnen we sowieso altijd, overal, ondanks alles, thuiskomen bij God, de Vader en Moeder. Een bovenmenselijke thuis, een Vader die ten allen tijde zegt: “Hier ben je welkom, ik vergeef je ten allen tijde. Ik hou van je, ik blijf bij je!” Altijd, overal!
Laat ons voor het nieuwe jaar begint, voor onszelf overlopen: Voor wie ben ik een thuis? Wat kan ik doen om anderen zich meer thuis te laten voelen bij mij? Kan Jezus in mijn hart geboren worden?
En bij wie mag ik zelf thuiskomen? Durf ik thuis zijn bij anderen? Bij God?
Ik wens jullie dat Jezus mag geboren worden in het hart van ieder van jullie… En dat je mag thuiskomen, in een gezin, in een gemeenschap, bij God…
Dorien Vanbel

3de zondag in de Advent – 16 december 2012

Vorige week sprak het evangelie ons over Johannes de Doper en zijn activiteiten in de streek rond de Jordaan. De mensen kwamen massaal naar hem en hij preekte een doopsel van bekering. Daarbij had hij geen blad voor de mond genomen, het was eigenlijk een onvervalste donderpreek: “Adderengebroed”, had hij zijn toehoorders genoemd, de dorsvloer moet gezuiverd worden en het kaf verbrand, en “iedere boom die geen vruchten draagt zal omgehakt en in het vuur worden geworpen”.
Een beetje uit hun lood geslagen, wat aarzelend, komen de mensen nu met hun vragen: wat moeten wij dan doen om te ontkomen aan dat oordeel? En het zijn niet meteen de gemakkelijkste klanten onder zijn publiek die wat met de handen in de haren zitten: joodse mensen die alle hoop op hun afstamming van Abraham stellen in de mening dat zij dan wel op goede papieren mogen rekenen, tollenaars die gewoon zijn met groot geld om te gaan, en Romeinse soldaten die voor een beetje geweld hun hand niet omdraaien. Kortom: het gaat om zelfgenoegzaamheid, geld en omgaan met macht. Na die eerste stevige uithaal, wordt Johannes nu wat gematigder, wat milder: alles bijeen valt het nog best mee.
In het algemeen komt het er op neer mededeelzaam om te gaan met medemensen: bezit, tijd en talenten delen, niet meer eisen dan waar je recht op hebt, je niet inlaten met afpersing of omkoperij, genoegen nemen met wat je hebt.
De eerste stap die Johannes voorstelt is dus een doopsel van bekering. Het gaat erom het kwaad achter zich te laten, er is nood aan schuldbewustzijn, vergeving en verzoening. Na die stap is het een kwestie van de dingen anders aan te pakken: de tijd om te handelen!
Klinkt dat nu misschien als een verhaaltje uit lang vervlogen dagen?
Schuld, verzoening en vergeving. Drie woorden waar we ook in onze tijd behoorlijk wat last mee kunnen hebben, ze liggen nooit heel gemakkelijk in de mond. Er zijn ook mensen die ze nooit over hun tong krijgen.
Meer dan woorden zijn het houdingen die ook heel bevrijdend kunnen werken. In het TV-programma “Iedereen beroemd” komt er ook elke week een soort biechtstoel voor de camera. Wie het wil kan openlijk schuld komen bekennen en vergeving vragen. Dikwijls gaat het om minder belangrijke dingen: kinderen komen vertellen dat ze eens een snoepje meegepikt hebben of wel eens vals gespeeld hebben. Maar af en toe graaft het ook dieper en komt een volwassene vertellen dat hij of zij jaren geleden iemand uit zijn onmiddellijke omgeving belazerd en benadeeld heeft, soms bedrogen heeft, ja eigenlijk verraden heeft. Nooit was het moment gunstig geweest of was er de durf om dat te doorbreken. En nu dat dan toch gebeurt, valt het als een zware last van de schouders en is men opgelucht. Want jarenlang was dat blijven knagen en nu is het dan eindelijk doorbroken.
“Wat moeten wij dan doen?” vroegen de toehoorders aan Johannes. Vraag die zich ook aan ons opdringt.
Johannes vraagt zijn mensen schoon schip te maken in hun eigen leven, de zaken op orde te stellen. Hij grijpt daarbij naar dingen uit het dagelijks leven: ga het niet te ver zoeken, doe gewoon wat van je verwacht wordt, doe je best in je omgeving, in je beroep, maak geen misbruik en speel het eerlijk.
We leven in een tijd waar er heel wat op ons afkomt, ook dingen die ons overstijgen. Er is de grote wereld waar we geen directe vat op hebben en waar we ons machteloos bij voelen: Syrië, Soedan, het Midden-Oosten, een rampzalige schietpartij in Amerika. Dichterbij er is er de crisis, mensen die hun werk verliezen, er is zinloos geweld, jongeren zien er geen licht meer in. En er is armoede en vereenzaming van ouderen. Samen met mensen rondom ons proberen wij hier en op zoveel andere plaatsen de dingen bij te sturen waar we kunnen. Daar roept Johannes ons toe op.
Ook de twee andere lezingen kunnen ons op weg zetten. De profeet Sefanja roept op tot vreugde, laat je handen niet verslappen, wees niet bang, de Heer is bij u, je kunt het aan.
En onze eigen Paulus schrijft vanuit Rome, niet in de beste omstandigheden. Want hij heeft huisarrest en wacht op zijn proces, nadat hij door de Joodse overheden aangeklaagd was omdat hij Jezus bleef verkondigen. In die moeilijke situatie schrijft hij deze hartverwarmende woorden: “Verheug u in de Heer te allen tijde, de Heer is nabij, uw vriendelijkheid moet dan ook aan alle mensen bekend zijn, wees onbezorgd. Maak uw wensen aan God bekend in gebed, smeking en dankzegging en de vrede van God zal uw harten en gedachten behoeden”.
Johannes zegde ons: zoek het niet te ver, Sefanja en Paulus voegen er aan toe: laat je hart vol vreugde zijn, kijk uit je ogen, de vreugde kan soms heel dichtbij te vinden zijn.
“Wat moeten wij dan doen?” vroegen de toehoorders aan Johannes. Wie de vraag eerlijk stelt, vindt meteen ook wel de antwoorden.
Bert Taeymans

Scroll naar boven