Vertrouwen op Gods vaderlijke leiding.
Je een kijk op de wereld laten aanzeggen.
Om zo luisterend te leven.
Dat Gods plan door alles heen volvoert wordt
en dat Hij heel zijn schepping tot volmaaktheid zal leiden.
- Zondag 27 door het Jaar – 4 oktober 2015
- Zondag 27 door het Jaar – 4 oktober 2015
- Zondag 25 door het Jaar – 20 september 2015
- Zondag 19 door het Jaar – 9 augustus 2015
- Zondag 18 door het Jaar – 2 augustus 2015
- Zondag 14 door het Jaar – 5 juli 2015
- Zondag door het Jaar – 14 juni 2015
- Pasen – De Heer is verrezen, Hij leeft! – 5 april 2015
- Zondag 4 in de 40-dagentijd – 15 maart 2015
- Patroonsfeest 25 januari 2015
- Zondag 3 in de Advent 14 december 2014
Zondag 27 door het Jaar – 4 oktober 2015
Laat de kinderen tot Mij komen!
‘Laat de kinderen toch bij Mij komen, want aan hen die zijn zoals zij behoort het Koninkrijk Gods’ en nog ‘Wie het koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan’. Dit hoorden we zonet in het evangelie. Ik herinner me nog toen ik zo jong als jullie was, dat dit een zin was die me sterk aansprak, die me goed deed, want wij kinderen waren bij de goede – wij gingen naar de hemel, het was gewoon een kwestie om zo te blijven.
Nu zovele jaren later blijft dit een aansprekende en hoopgevende boodschap, maar de reden is een stuk dieper geworteld. Ik wil graag met jullie ontdekken waarom Jezus dit zo formuleerde. Als voorbereiding van deze eucharistie vroeg ik me af wat zijn de verschillen van een kind, een jongere tegenover een volwassene, of nog wat verrast mij als ik het gedrag van een jongere bekijk?
Allereerst is er ontvankelijkheid. Ze staan open voor alle nieuwe dingen, ze zijn nieuwsgierig en leergierig. Ze vragen honderduit, tot frustratie van de ouders die na hun laatste gegeven antwoord op een gestelde vraag, terug het woord ‘waarom’ horen.
Daarnaast is er het vermogen gemakkelijk verwonderd te zijn. Met een open geest hun omgeving aanschouwen, de natuur bewonderen, oog hebben voor de vele kleine mooie dingen, en dit in tegenstelling met vele volwassenen die alles als een evidentie beschouwen, de wereld en hun omgeving vooral in grijstinten zien.
Vervolgens is er de verbeelding, de fantasie, het creatieve, het speelse. Zowel in het spel, in het oplossen van probleempjes. Volwassenen vervallen al te vaak in routine, en betreden zelden nog nieuwe paden. Een kind denkt gelukkig nog niet in termen van efficiënt zijn, van de tijd nuttig besteden, van toegevoegde waarde.
Het gadeslaan van het spontane, het rechtuit zijn, onbevangen bloedeerlijk zijn mening geven, zijn gevoelens laten blijken bij jongeren, werkt vertederend. Teveel hebben vele volwassenen dit in hun dagelijks handelen weggecensureerd omdat dit niet staat in de normale omgang, of om zelf niet gekwetst te worden.
Tenslotte: een kind, een jongere is fysiek kwetsbaar, nog een stuk hulpeloos die beschermd, begeleid dient te worden. In deze fase van groei en ontplooiing geven ze dan ook het volle vertrouwen aan de mensen die hen omringen. Dit mag niet beschadigd worden.
Welnu Jezus, als kindervriend, steunt resoluut de zwakkeren in de maatschappij denken we maar aan de zaligsprekingen. Zo kiest hij voor de zieken, voor de armen, en vandaag laat hij dit ook merken door voor de kinderen te kiezen.
Vandaag doet Hij indirect een oproep dat wij onze kinderen koesteren, dat wij opkomen tegen kinderarbeid en kindermishandeling maar voor de kinderrechten. Onder andere door onze kinderen een degelijke opvoeding en onderwijskansen te geven. Tevens kunnen wij allen teruggrijpen naar de vele positieve kindeigenschappen die we allemaal in ons meedragen, maar een stuk in de vergeethoek geraakt zijn in onze groei naar volwassenheid. Als we ons nederig en dienstbaar met de ogen van een kind in het leven staan en onze naaste ontmoeten, zullen we de boodschap en opdracht van Jezus ten volle beleven.
En aan jullie eerste communicanten in spe, mag ik vandaag vooral herhalen, denk net als ik soms aan deze evangeliepassage, want Jezus houdt van jullie zoals je bent. En op deze dag van jullie naamopgave, voeg ik eraan toe en Hij kent jullie bij naam want zoals we kunnen lezen in de andere Bijbeltekst ‘jullie naam staat in Gods handspalm geschreven.’
Rik Wyffels
Zondag 27 door het Jaar – 4 oktober 2015
Het is niet goed dat een mens alleen blijft!
Na het horen van het evangelie van vandaag blijven we wellicht met verschillende gevoelens achter. Er zijn allereerst twee schijnbaar verschillende thema’s: eerst de scheidingsvraag nadien de afgewezen kinderen. De vraag omtrent het huwelijk is vandaag wellicht nog meer dan vroeger aanwezig in vele gesprekken. De uitspraak van Jezus ‘Wie het koninkrijk Gods niet aanneemt als een kind, zal er zeker niet binnengaan’ laat ons achter met de vraag hoe we dit vandaag moeten begrijpen. In dit korte tijdbestek zal ik beide thema’s proberen te kaderen.
Allereerst is er een verband, een rode draad in dit evangelie? Jawel – en in feite zijn er twee verbindingen te leggen: allereerst het huwelijk en het gezin bij uitbreiding, hierin maken zowel de vrouw als het kind deel van uit, en bij de problematiek van een scheiding zijn beide meestal de grootste slachtoffers. Daarnaast waren de vrouwen en de kinderen toen, en in sommige delen van de wereld is dit vandaag nog zo, de zwakke groepen in de samenleving. Jezus neemt het altijd voor deze groepen op. Het huwelijk wordt in de bijbel ook in figuurlijke betekenis gebruikt als de relatie tussen God en de mens, Jezus en christelijke geloofsgemeenschap, wij met onze naaste.
Wanneer we het eerste stuk beluisteren rondom scheiding, gaat Jezus terug naar de basisbedoeling van God zoals wij dit kunnen lezen in het scheppingsverhaal. Het samengaan van man en vrouw mag echter niet als een juk worden gezien, maar als een gave waar de liefde ten volle kan beleefd worden. Maar laten we duidelijk zijn nergens in de Schrift staat dat het huwelijksleven gemakkelijk en altijd prettig is. Het kan echter nooit Gods bedoeling geweest zijn dat een relatie kost wat kost in stand wordt gehouden als men niettegenstaande alle inspanningen en verdriet het geluk van de betrokken individuen hypothekeert. Velen stellen vandaag de vraag wat de houding van de Kerk zou moeten zijn bij de vele gebroken gezinnen en bij uitbreiding bij de nieuwe samenlevingsvormen? Dan menen we dat er naast het verkondigen van het evangelisch ideaal van liefde en trouw er tevens de opdracht is om Gods barmhartigheid te verkondigen en gestalte te geven in die situaties waar dit nodig is. God blijft ons ook in moeilijkheden aanvaarden, steunen, kortom lief hebben. Voor de Kerk betekent dit concreet in crisismomenten er als gemeenschap pastoraal aanwezig zijn, voorgaan in mildheid en erbarmen. Wij hopen dat de bisschoppensynode, vorig jaar opgestart en die dit weekend hervat wordt, met als thema ‘de roeping en zending van het gezin in de Kerk en de wereld vandaag’, enkele duidelijke stappen in deze richting zet.
Dan is er de passage van de kinderen. Zoals aangegeven in het begin is de houding van Jezus duidelijk: resoluut opkomen voor deze zwakke groep. Toen waren deze jongeren echt ‘klein volwassenen’ zowel in hun kledij maar ook in hun behandeling en gedrag, maar hadden geen rechten zoals die bij ons pas vanaf begin vorige eeuw geleidelijk tot stand gekomen zijn. Ook vandaag worden we opgeroepen om onze kinderen te koesteren, op te komen tegen kinderarbeid en kindermishandeling maar voor de kinderrechten. Dit laatste door te ijveren voor een degelijke opvoeding en onderwijskansen aan te bieden. Maar daarnaast maant Jezus ons aan ook de attitude van kinderen ons terug eigen te maken. Dit betekent in eerste instantie zich nederig opstellen, en dus afstand nemen van typisch volwassen gedrag: focus op geld, status of macht. Persoonlijk denk ik dat we daarnaast ook een stuk terug moeten grijpen naar de vele positieve kindeigenschappen die we allemaal in ons meedragen, maar een stuk in de vergeethoek raakten in onze groei naar volwassenheid. Om er enkele op te sommen:
- Het openstaan voor nieuwe dingen, een gezonde nieuwsgierigheid maar ook het in vraag stellen van vertrouwde dingen, de kinderlijke waarom-vraag durven stellen.
- Het vermogen gemakkelijk verwonderd te zijn: eenvoudig kunnen stilstaan bij de mooie kleine dingen en niet te gemakkelijk alles als evident te beschouwen
- De fantasie, de verbeelding, het creatieve zowel in het spel maar ook in het oplossen van problemen
- Het spontane, het eerlijk zijn mening geven, zijn gevoelens laten blijken en dit zonder de continue bezorgdheid om anderen te kwetsen of de vrees gekwetst te worden
- Het vertrouwen hebben in anderen, het vertrouwen schenken aan anderen
Als we ons dus nederig en dienstbaar met de ogen van een kind in het leven staan en onze naaste ontmoeten, zullen we de boodschap van Jezus ten volle beleven. Voor hen die op hun relatieboot het soms niet zien zitten, weet dan dat liefde een goede wind kan zijn, zelfs als er woelige baren opsteken.
Rik Wyffels
Zondag 25 door het Jaar – 20 september 2015
Waar hebben jullie onderweg over getwist?
Waar hebben jullie onderweg over getwist?”. Betrapt als schooljongens staan de leerlingen er wat beteuterd bij.Want er was geen reden om fier te zijn over wat er onderweg gebeurd was. En nu de baas blijkbaar gehoord of vermoed heeft waar het over gegaan was…
Het kan best een gesprek geweest zijn met nogal wat animo en allicht waren de decibels wat hoger opgelopen door de opwinding.
Wat een contrast met wat er aan voorafgegaan was! In de intimiteit van de kleine groep leerlingen was Jezus begonnen met hen voor te bereiden op wat hun te wachten stond Er was duidelijk een spanning tussen hun dromen en wat Jezus zag als zijn onontkoombare opdracht: overgeleverd worden, ter dood gebracht.
Hebben zij na al die weken en maanden dat zij samen met Jezus opgetrokken zijn nog altijd niet begrepen hoe Jezus de dingen ziet? Zo zijn dan wij geneigd te denken. En wat kwamen de leerlingen er kleintjes uit toen Jezus zijn toevlucht nam tot wat wij een beetje oneerbiedig zouden kunnen noemen: ‘de truc met het kind’.
Ja, hadden de leerlingen na al die maanden Jezus nog altijd niet begrepen? Zo verstrikt als ze zijn in hun kleinmenselijke berekeningen.
En waarom hebben wij na 20 eeuwen christendom nog altijd last om er iets van terecht te brengen? Is drang naar macht en prestige niet iets van alle tijden, heel diep in de mens ingebakken?
Economie is belangrijk en levert jobs op. En elke dag worden er gevechten geleverd om de sterkste, de grootste te zijn. Want wie stilstaat, gaat achteruit en verdwijnt van het toneel. Maar wat als het er soms erg genadeloos aan toegaat en de weerslag op de kleine stielman of boer hier of in het Zuiden ervoor moet wijken?
Sport is mooi en kent gezonde wedijver. Een ronde van Frankrijk of een voetbalmatch brengen spektakel en dramatische momenten. Maar wat als het spelplezier verdrongen wordt en drang maar macht en geld achter de schermen de bovenhand haalt?
En minder in het oog springend: naijver en jaloersheid zijn toch ook niet weg in de betrekkingen van mensen onder elkaar? Wat ellebogenwerk komt soms wel van pas en een voetje dwars zetten is vlug gebeurd, zeker als het onopvallend, kan gebeuren, niet in het volle daglicht.
Hadden de leerlingen het nog altijd niet begrepen? En zijn wij er ook nog niet mee klaar?
Jezus wijst ons de weg van het kind. Aandacht voor het kind en zelf de eenvoud van het kind bewaren of terugvinden. Dat is een andere weg dan die van de eerste en de grootste te zijn. Dat is de weg van de dienstbaarheid: zich kwetsbaar weten, en soms ook ons onvermogen moeten ervaren. ten dienste staan. Dat gaat niet om uitzonderlijke prestaties, opvallend anders dan gewoon, maar wel: doen wat je vindt dat op dat moment gedaan moet worden; Dat vraagt een open oog, vindingrijkheid, alert zijn, inspelen op wat er op ons afkomt.
Onze samenleving zit vol competitie, de wil om de eerste, de beste te zijn. Dat is de weg van Jezus niet: Wie de eerste wil zijn, moet de laatste worden, om zo de beste te kunnen worden in het dienst bewijzen.
“Wie het kind opneemt in mijn Naam, neemt Mij op”. En wie is dat kind op onze dagen? Is het de vrouw of de man in de onzichtbare armoede? Of wie er om welke reden ook gediscrimineerd wordt? Of misschien de onbegeleide minderjarige vluchteling uit oorlogsgebied?
Uitdagingen, noden zijn er genoeg vandaag. En soms zijn ze erg onoverzichtelijk: hoe en waar eraan beginnen, hoe er greep op krijgen?
Als de problemen groot en ongrijpbaar zijn, dan zijn er geen eenvoudige oplossingen.
Alleen eerlijk onszelf bevragen, in het licht van Jezus’ boodschap kan ons op weg zetten.
Bert Taeymans
Zondag 19 door het Jaar – 9 augustus 2015
Het brood uit de hemel – Joh 6, 41-51
Nadat Jezus de menigte gevoed heeft met vijf broden en twee vissen, ontwikkelt zich in het Johannesevangelie een lange dialoog tussen Jezus en het volk, de zogeheten ‘broodrede’. We lazen daaruit vorige zondag al, ook vandaag en de volgende twee zondagen . De toespraak van Jezus, die niet eenvoudig is en wordt herhaaldelijk onderbroken door kritische opmerkingen van de toehoorders. Die kritiek bereikt zijn hoogtepunt bij het begin van de evangelielezing van vandaag met woorden: ‘De Joden morden over Hem.’ Met deze vermelding en de verwijzing naar het manna iets verderop wordt een verbinding gemaakt met het Oude testament.
Maar laten we proberen de tekst iets beter te begrijpen. Jezus zegt: ’Ik ben het levende brood uit de hemel, als iemand van dit brood eet, zal hij leven in eeuwigheid.’ Waarom wordt de symboliek van het brood gebruikt, wat heeft Jezus ons te bieden dat Hij zo onmisbaar is, en hoe kunnen we die beeldspraak begrijpen?
Brood staat symbool voor datgene wat een mens dagelijks nodig heeft om te overleven en dit zowel fysisch als bij uitbreiding geestelijk. Jezus van zijn kant schenkt ons het geloof. Het geloof in een God, die ons onvoorwaardelijk lief heeft en die ons wil laten delen in zijn eeuwig leven. Het geloof is echter een tweerichtingsverhaal: wij moeten ons enerzijds hiervoor open stellen, bewust deze keuze maken maar anderzijds is het ook een gave van God. Het woord van God is als voedsel voor onderweg, het wijst ons de goede richting aan. Als we ons laten aanspreken, begeesteren door het Woord van God dan kunnen we daarin ook de kracht putten om voort te gaan, ook in moeilijke momenten. Qua beeldspraak moeten we misschien denken aan de moeder die haar kind knuffelt, en liefdevol zegt ‘ik zou je kunnen opeten’, dit in tegenstelling met het omgekeerde wanneer we het hebben over een verwerpelijk gedrag waarbij we deze persoon figuurlijk kunnen uitspuwen. Concreet nodigt Johannes ons uit om Jezus volledig te volgen, iedere dag onze talenten te gebruiken in de geest van Jezus.
Maar hoe ervaren we dit alles vandaag: herkennen we ons een deel in de morrende, kritische of betweterige massa zoals sommige joden destijds? Of voelen we ons als Elia, zoals we hoorden in de eerste lezing, enigszins onmachtig, moedeloos, berustend?
We moeten terug naar de kern van ons bestaan, we zijn ontstaan uit liefde en ons leven is ontstaan uit het lichaam en bloed van een lieve medemens. We hebben alles belangeloos ontvangen, en we mogen ons leven dan ook niet zien als ons eigendom, want dan worden we minder mens. Uit deze boodschap van vandaag kunnen we de nodige kracht, energie, een portie dagelijks manna vinden om terug met vertrouwen in het leven te staan. In ons moet de echo weerklinken van de anderen, waardoor ook wij weer anderen leven kunnen schenken. Belangstelling te hebben in de ander, verwonderd te zijn in de vele mooie en tedere dingen van iedere dag, maar daarnaast ook oog hebben voor de kwetsbare mens, ons in de ander verliezen in blind vertrouwen, mekaar een toekomst scheppen.. Een Arabisch spreekwoord zegt: ‘Kom naar me toe met je hart, en ik zal je mijn ogen geven’. Als je hart kan kloppen in de ander, zal je met zijn of haar ogen kunnen zien en de wereld zal groter en diepzinniger worden. Hierin ligt de kiem van het beloofde eeuwig leven.
Rik Wyffels.
Zondag 18 door het Jaar – 2 augustus 2015
Broodrede
Als je iets nieuws begint, dan kun je wel eens met onvoorziene moeilijkheden af te rekenen hebben en dan zit de kans erin dat je gaat twijfelen. Dat overkwam het Joodse volk bij de uittocht uit Egypte. Ze waren vertrokken met de droom van het Beloofde Land voor ogen: gedaan met de slavernij, de vrijheid zou weldra binnen handbereik komen!
Maar de tocht is lang en moeilijk en honger en dorst beginnen te kwellen, de frustratie en de ontgoocheling slaan toe: “Waren we maar bij de vleespotten van Egypte gebleven, daar hadden we ook volop brood!” Er komt gemor van.
Maar als het donkerste dieptepunt bereikt is, komt er voor die hongerende mensen dan toch licht: dan is er het manna voor het oprapen, brood uit de hemel, brood des levens! De tekenwaarde is belangrijk: voor de levenshonger van de hongerende mensen is er dan toch een God die leven biedt!. Dat roept het gebeuren bij het brandende braambos in herinnering met Gods boodschap aan Mozes: ‘Ik zal er zijn voor u”. En ook na deze diepe ervaring kon het volk de Heer opnieuw erkennen als de bron van leven.
Vorige zondag was er dan het wonder van het brood voor 5000 mensen, waarmee Jezus herhaalde wat God voor zijn volk gedaan had in de woestijn. Met Jezus komen we in een periode van overvloed, Hij komt tegemoet aan de levenshonger van alle mensen. En de twaalf korven overschot verwijzen naar de toekomst: als Jezus verdwijnt zullen de twaalf apostelen zijn werk kunnen verder zetten
Maar de mensen hebben moeite met de diepere tekenwaarde ervan, dat begrijpen zij niet. Zij blijven steken bij die materiële voldoening aan een nood en willen Hem tot koning, maar Jezus trekt zich terug. Daarom moet Jezus erop terugkomen.
Want de menigte blijft Hem achternalopen. Zij gaan alleen maar op zoek naar het onmiddellijke gewin, ja een soort verzekering voor de komende dagen.
“Niet omdat Gij de tekenen gezien hebt zoekt ge Mij, maar omdat gij van de broden hebt gegeten tot uw honger was gestild”, Jezus komt geen voedselbank oprichten, geen ‘resto du coeur’! Er is het voedsel dat vergaat en het voedsel dat blijft tot eeuwig leven.
Waar gaat het in feite om? Jezus stelt hier de mensen, en dus ook ons, voor de keuze. Kies je voor het voedsel dat vergaat, of ben je bereid op zoek te gaan naar de diepere betekenis van het broodwonder. Kies je voor Mij, zegt Jezus, of haak je af. Volg je Mij, of volg je Mij niet? Blijf je vasthouden aan het materiële, het ongewone van het brood tot iedereen verzadigd is, en zie je Mij alleen maar als de geluksbrenger in materiële noden? Of wil je met mij op weg gaan? Dan is dit de aanloop naar het Laatste Avondmaal, een weg die gaat over lijden en dood naar opstanding. Dan wordt het brood een beeld van de God die ons draagt over alle wederwaardigheden heen naar de voleinding, het gaat om dezelfde God die aan Mozes verzekerde: “Ik zal er zijn voor u”.
We zien hier een goddelijke pedagogie, die ons stap voor stap meeneemt, vanaf het manna in de woestijn langs het brood van Elisa over het broodwonder van Jezus om langs het Avondmaal doorheen de dagen van pijn, de verlatenheid van de Olijfhof en het kruis tot de verheerlijking te komen.
Wat moeten wij dan doen, vragen de toehoorders. “Geloven in Degene die God gezonden heeft”. Hij is het échte brood dat uit de hemel neerdaalt. Het brood des levens, Wie tot Mij komt, zal geen honger meer hebben, heeft meer gekregen dan het materiële brood.
Ons antwoord ligt besloten in de manier waarop we met Jezus omgaan, hoe we Hem aan plaats gaan geven in ons leven.
Bert Taeymans
Zondag 14 door het Jaar – 5 juli 2015
De zondag van de communicatiestoornis: zo zouden we deze zondag vanuit de lezingen kunnen noemen.
De profeet Ezechiël ziet het niet zitten wanneer hij Gods boodschap moet gaan brengen aan een volk dat hem eigenlijk liever niet ziet komen. Paulus botst op zijn eigen beperkingen en Jezus heeft af te rekenen met na-ijver en kortzichtige dorpsmentaliteit.
Jezus heeft pas een tournee achter de rug langs een aantal dorpen waar Hij goed ontvangen werd. Zo hoorden we vorige zondag nog over het zieke dochtertje van Jaïrus en over de vrouw die aan bloedvloeiing leed: in de twee gevallen leidde dat tot genezing.
Hier, in zijn eigen thuisbasis, loopt het voor Jezus heel anders. Aanvankelijk luisterden de synagogegangers nog met belangstelling en zelfs met waardering naar hem: er groeide zelf een zekere fierheid: dat is er toch één van ons! Maar daar zit meteen ook het addertje onder het gras, want op een dorp kent iedereen iedereen. En dan duiken ook de vragen op: allemaal goed en wel, maar waar heeft hij die kennis dan vandaan gehaald? Van huisuit heeft hij dat toch niet meegekregen! Hij is toch uit hetzelfde hout gesneden als wij allemaal?
Er is iets dat de mensen nog niet begrepen hadden: de genezingen die hij verricht en de woorden die hij spreekt verwijzen naar een andere oorsprong. En hier in Kafarnum zijn ze nog niet in staat die band met God te aanvaarden. Gods aanwezigheid en zijn tussenkomst zijn ook voor ons niet zo gemakkelijk te herkennen. Ja, hier nemen de mensen aanstoot aan.
En daarop volgt daan eigenlijk een kortsluiting. Marcus vertelt: “Hij kon hier geen enkel wonder doen, behalve dat hij een aantal zieken genas en die Hij de handen oplegde”. Hoezo, geen wonderen doen? Hijzelf is toch niet veranderd, Hij is zijn bijzondere krachten toch niet kwijtgespeeld! Gunt Hij het hun dan misschien niet?
Nee, het gaat hier niet over tovertrucjes zoals die waarmee een of andere mentalist op TV kan uitpakken. Waarom kan het dan toch niet? Ja, waarom moeten zijn dorpsgenoten, het stellen met een paar ‘kleine genezingen’, wat ‘borrelnootjes’, terwijl het ‘grote werk’ er blijkbaar niet komt…
Wat zegt Marcus hierov er? “Hij stond verwonderd over hun ongeloof”. Hoe heel anders was het gegaan in de verhalen van vorige zondag! De overste van de synagoge wasl Hem te voet gevallen en had gesmeekt om de genezing van zijn dochtertje, en de oude vrouw had zo’n sterk vertrouwen dat zij al op genezing durfde rekenen als ze te midden van het gedrum alleen maar zijn kleed zou kunnen aanraken!
Maar dat ontbrak hier helemaal. Hier vond Hij geen goede voedingsbodem, geen goede aarde om te zaaien en te planten. Want Jezus wil openheid en aanvaarding vinden om daaropverder te kunnen verder bouwen. Maar als je twijfel en vraagtekens rondstrooit, dan is de weg geblokkeerd.
De dorpsgenoten in Kafarnaum hadden Gods werking in Jezus nog niet herkend en ingezien. In onze zoektocht naar God en Jezus kunnen er altijd wel hindernissen opduiken. Want hoe zien wij God? Als iemand die altijd klaar moet staan om alle moeilijkheden op te lossen? Een soort EHBO-man? Als het geen meid is, dan toch een man-voor-alle-werk?
Marcus leert ons hier hoe we naar Jezus kunnen leren kijken, naar wat Hij zegt, naar wat Hij doet. En hoe we daar zelf ook moeten op afgestemd zijn.
Misschien kan de vakantie ons daarbij ook een handje helpen. In minder gewone omstandigheden, ver van ons eigen ‘Kafarnaum’ kunnen wij mogelijk wat gemakkelijker over spontane vooroordelen en vastgeroeste ideeën heen stappen. Tijd om wat ‘bezinksel’ weg te werken om wat opener te kunnen staan tegenover mensen en stuaties..
Een russtige avond op een vergeten bankje, een zonsondergang in de bergen, een zitje bij het meer: tijd voor wat rust en bezinning, om vragen een kans geven, om wat te kunnen doordenken, keuzes maken. Misschien een gesprek op gang brengen waar in de dagelijkse drukte weinig ruimte voor te vinden was. Kortom: een tijd om de kansen te benutten die zich aandienen.
En ook eentijd om Jezus niet achter te laten in ons eigen Kafarnaum, maar Hem mee op weg te nemen, Hem terug te vinden en te herkennen in de stille rust van een landelijk kerkje, in een eenvoudige zondagsviering in een dorpskerk, in de mooie natuur of door een of ander kunstwerk te gebruiken als een opstapje. Ga maar op zoek, je kunt Hem zo op het spoor komen!
En vooral: geniet ervan!!!
Bert Taeymans
Zondag door het Jaar – 14 juni 2015
Het Rijk Gods – de twee parabels -MC 4,26-34
Zonet hebben we twee gelijkenissen gehoord, waarin Jezus aan de menigte uitlegde hoe ze zich het Koninkrijk van God konden voorstellen. Wellicht was dit sterk ontnuchterend, immers zijn volgelingen waren ongeduldig, hun voorstelling van het rijk Gods was er één van een plots en spectaculair gebeuren en dat op relatief korte termijn. Het beeld dat Jezus schetste ging daar volledig tegen in, de evangelist Marcus beperkt zich in zijn relaas tot de essentie waardoor wel enige extra duiding hier op zijn plaats is.
Allereerst is er de parabel van het zelfkiemende zaad, sommigen noemen het ook de parabel van de boer. Er kunnen twee levenslessen uit dit verhaal gepuurd worden. De zaaier bewerkt het land en zaait. Hij heeft het nodige geduld en vertrouwt op de kracht van het zaad en de vruchtbaarheid van de grond. Zelfs als hij zou willen, kan hij hier geen extra resultaten aan toevoegen, hij snapt het niet maar berust en accepteert. Er is een onbenoemde kracht aan het werk die het zaad laat kiemen, groeien en vruchten oplevert en dit los van het alledaagse patroon van dag en nacht, van werken en slapen. Voor Westerlingen van vandaag, die alles willen begrijpen, die alles onder controle willen houden, klinkt dit tamelijk confronterend, zaai en vertrouw, maak je geen zorgen, laat de controle los en geef je over, laat een kracht toe die jullie inspanningen, die jullie bijdrage ver overstijgt. Geduld is een teken van wijsheid en het kenmerk van een goede zaaier. Of zoals Sint Augustinus zei: ‘in geduld ligt uw kracht’.
Nadien is er de gelijkenis van het Rijk Gods met een mosterdzaadje. Niet een vergelijking met een statige ceder uit Libanon zoals bij de profeten, maar wel met het toenmalig bekende kleinste zaadje. Dit zaad dat wel doorgroeide tot een grote maar bescheiden struik. Deze huis-tuin keukenstruik kan overal groeien op de akker maar ook in de moestuin, en als dusdanig is het Godsrijk dichterbij en veel gewoner dan dat we het ons wellicht voorstellen. Hier is er de wet van de disproportionaliteit, de oogst staat niet noodzakelijk in verhouding tot het zaaisel. Dus zaai en let niet op de kleinheid van het zaadje, maar droom van en geloof in grote dingen.
Hoe kunnen we deze parabels in onze tijd plaatsen? In de tijd van Jezus was de groep volgelingen een kwetsbare groep. Vandaag verwijzen velen naar deze beginperiode, een periode waar we terugkeren naar kleine kwetsbare geloofskernen, waar christenen hopen dat het kleine zaad tot een gastboom voor velen mag uitgroeien. Hierbij kunnen we ons optrekken aan klein gestarte initiatieven die groots werden als vrucht van een lang en vrij anoniem rijpingsproces met doodlopende pogingen maar gezegend met de groeikracht van Gods liefde. We denken bijvoorbeeld aan de Ark, het werk van Jean Vanier ontstaan uit zijn samenleven met twee gehandicapte personen, aan het werk van Cicely Saunders die op basis van een gift van een Pools vluchteling haar levenswerk startte dat na 20 jaar resulteerde in een beweging om hospices op te richten en een huiselijke palliatieve zorg aan terminaal zieken aan te bieden. En natuurlijk is Jezus als kiemend zaad ons voorbeeld bij uitstek, waarvan de oogst twee duizend jaar later nog altijd impressionant is.
Hebben wij persoonlijk voldoende geduld en vertrouwen in Gods liefde, aanvaarden we het niet-weten, durven we ons aan Hem overgeven? Dit is niet gemakkelijk, in het drukke leven betekent dit dat we naast de actie de nodige tijd maken voor contemplatie, voor stilte. Echt mens worden vergt ook een stuk stilte, een stuk in de eenzaamheid staan, soms ook door een woestijn gaan. Maar net dat biedt kansen om een diepe verbondenheid en solidariteit met onze medemensen te ervaren. Door het open staan voor het onbekende laten we God toe, kan het zaad kiemen in ons hart. En wie liefde zaait, wekt liefde op bij andere mensen. Overal waar mensen goed zijn voor mekaar en Jezus proberen na te volgen, daar is God. in de kleine zaadjes van een toevallige ontmoeting die deugd doet, een welgemeend geschenk, een goed woord, een opbeurend gebaar, een teken van medemenselijkheid. Gods Rijk gebeurt iedere dag in heel eenvoudige dienstbaarheid. In het gewone, alledaagse leven. Verder hoeven we het Koninkrijk Gods niet te zoeken.
Rik Wyffels
Pasen – De Heer is verrezen, Hij leeft! – 5 april 2015
‘Op de eerste van de week kwam Maria Magdalena, vroeg in de morgen, het was nog nog donker… ’ zo begint de openingszin van het paasevangelie dat we zonet hoorden. Het kondigt een nieuw begin aan na een periode van duisternis, een periode van stilte en leegte na het verlies van een geliefde. We krijgen het relaas van drie mensen die een leeg graf aantreffen en hoe ze dit elk op hun eigen manier ervaren en beleven.
Allereerst is er Maria Magdalena. Aangekomen bij het graf, doet ze niet eens de moeite om het graf binnen te gaan. De steen is weggerold, dit kan niet. Ze is verrast, ontredderd. Ze maakt de snelle hypothese van lijkroof- ze zoekt een natuurlijke verklaring: ze hebben de Heer uit het graf weggenomen. Dan is er Simon Petrus: hij constateert, verifieert en analyseert: ‘Hij ziet de zwachtels en de zweetdoek afzonderlijk opgerold liggen. Maakt geen hypotheses en trekt ook geen directe conclusies. Hij wordt geconfronteerd met het paasgebeuren van Christus. Ten slotte is er Johannes. Hij gaat binnen, we lezen ‘hij ziet en gelooft’. Johannes, de geliefde leerling, zag alles niet met de blik van het verstand maar met de ogen van het hart, dit was voldoende om in te zien, om te begrijpen. De filosoof Wittgenstein verwoordt dit als volgt: “alleen de liefde kan in de opstanding geloven.”
Vandaag worden ook wij aangesproken. Met welke blik kijken wij: als zoekende mens, als rationele denker of als gelovige? De Tsjechische theoloog Halik schrijft in dit verband: ‘ De opstanding van Christus moet een provocatie blijven, dwaasheid in de ogen van de ‘wijsheid van deze wereld’. En hij vervolgt: ‘als we proberen dit centrale mysterie van ons geloof te bewijzen door middel van onze ratio en er iets van te maken dat probleemloos aanvaardbaar is voor allen, ook voor de ‘wijzen en voorzichtigen’ van deze wereld dan zouden we het , dit opstandingsmysterie, van zijn kracht beroven. ‘
De afgelopen dagen beleefden we een turbulente week: er is was de weg naar het kruis, nu is er de opstanding: twee elementen uit ons christelijk geloof onafscheidelijk met elkaar verbonden. We stellen vast dat het centrale symbool van het christendom het kruis is en niet het opstandingstafereel. Dit kruis dat we vinden in onze kerken en huiskamers daagt ons uit om het vervolg van het verhaal te vertellen. Over onze opstanding, hoe wij leven… Geloven in Christus’ opstanding betekent veel meer dan een mening, een theorie onderschrijven dat iets echt gebeurd is. Ons geloof in de opstanding zou zonder veel zin zijn, zou leeg aanvoelen als het blijft steken in een mening in een overtuiging en geen invloed heeft op ons leven. Ons geloof in de opstanding wordt bevestigd door onze deelname aan deze gebeurtenis, aan onze mede-opstanding – dit is onze paas-ervaring. Het verrijzenisgeloof zegt dat er altijd licht is, altijd een open deur langs waar een mens licht, waarheid, schoonheid .. kan zien, zelfs voor ieder van ons, ook voor mensen die geestelijk gekwetst zijn en hulpeloos. Dit verrijzenisgeloof moet ons helpen ons leven en dat van onze naasten positief te transformeren. Ons wordt gezegd : nu ben jij uitgekozen om getuige van de opstanding te zijn, jij moet getuigen van die manier waarop Jezus in de wereld aanwezig is en hoe levend Hij is. Verrijzenis kunnen ook wij nu reeds concreet beleven in elke levengevende ontmoeting. Een ontmoeting waarin God een mens weer levend maakt, en dit reikt veel verder dan geloven in een leven na de dood.
Ik wil graag afronden met de slotparagraaf van Bisschop Bonny in zijn Paasbrief:
En toch’ is Pasen ook voor jou bedoeld. Ik weet niet wie jou dit jaar uitnodigde om Pasen te vieren. Misschien doe je het uit gewoonte, misschien spraken vrienden of iemand uit de parochie je aan. Alleen al hiervoor is Pasen een gezegende dag: om even dat ‘en toch’ te voelen, waaraan jij nu behoefte hebt. In dat ‘en toch’ komt Jezus ons telkens opnieuw tegemoet, zoals op de eerste Paasmorgen.
Rik Wyffels
Zondag 4 in de 40-dagentijd – 15 maart 2015
Nicodemus is een goedmenende man uit de leidende joodse kringen. Toch laat het optreden van Jezus hem niet los, hij is er door geboeid. Maar hij voelt zich afgeremd door een stevige dosis menselijk opzicht. Je kunt toch niet op klaarlichte dag samen gezien worden met die man die bij sommige gelegenheden echt geen blad voor de mond neemt! En toch wil hij Jezus zelf wel eens aan de tand voelen. Want hij wil niet zijn zoals zovelen in Israël die geen oor hebben voor wat de profeten verkondigen.
Daarom wacht hij de avond af, en wanneer de duisternis gaat invalt waagt hij het er op. Het gesprek tussen die twee vinden we bij Johannes juist voor de passage die wij vandaag lezen.
Nicodemus is Jezus goedgezind: hij erkent dat Jezus van Godswege gekomen is, wat duidelijk wordt uit de tekenen die Hij verricht.
Maar het gesprek dat hoop vol begon, eindigt minder hoopvol. Nicodemus heeft er moeite mee wanneer Jezus hij zegt: “Alleen wie opnieuw geboren wordt, kan het koninkrijk Gods zien”. Opnieuw geboren worden, dat heeft te maken met de Geest, het leven leren bekijken vanuit God.. Maar dat is een brug te ver voor de man en het gesprek loopt vast.
In de passage die volgt is Jezus dan alleen aan het woord en met een verrassende boodschap, een eerste lijdensvoorspelling. “De Mensenzoon moet omhoog geheven worden, zoals Mozes het deed met de slang in de woestijn. Iedereen die in Hem gelooft, zal eeuwig leven hebben in Hem”.
Jezus neemt inderdaad geen blad voor de mond, ‘Omhoog geheven worden’, wijst bij Johannes op de kruisdood, maar evenzeer op de verheerlijking die er op volgt: de twee zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden, leggen in elkaars verlengde.
Leven vanuit God. In Jezus zien we de duidelijkste weergave van wat God wil. Omdat zijn liefde geen grenzen kent, sterft Hij aan het kruis. Aan Nicodemus had Jezus nog gezegd: “God heeft zijn Zoon naar de wereld gezonden opdat de wereld door Hem zou worden gered. Durf te geloven dat Ik het Licht ben voor de wereld, durf je toevertrouwen aan het Licht”.
De vastentijd nodigt ons uit om die stap te zetten naar het Licht, verder te gaan waar Nicodemus geen doorkomen meer zag. De keuze tussen duisternis en licht, de keuze voor de ‘nieuwe morgen’.
Drie weken zijn we al onderweg in deze 40-dagentijd, deze zondag is ‘Laetarezondag’, de zondag van de vreugde. Vreugde om de afgelegde weg, vreugde omdat Pasen dichterbij komt. Maar zijn we daar ook klaar voor? Hebben we wat meer aandacht gehad voor het evangelie? Wat bewuster een plaats gegeven aan het gebed? Wat meer aandacht gehad voor meer soberheid? In solidariteit leren delen met mensen uit het Zuiden? Ons leren vinden in het ‘genoeg’? De weg van Jezus mee opgaan schenkt vreugde, geeft een bevrijd gevoel, opent nieuwe horizonten. In Peru speken de mensen van ‘het goede leven’: dat houdt in een harmonieuze relatie met de gemeenschap en met de natuur, het juiste evenwicht en de wederkerigheid in alle richtingen.
Paus Franciscus is nu juist twee jaar bezig en hij tracht met de Kerk nieuwe wegen op te gaan. Vanuit een sterk meeleven heeft hij al initiatieven genomen voor de daklozen: douches op het Sint-Pietersplein, regenschermen bij slecht weer, elke week staat er op één dag een gratis kapper voor hen klaar. Meer dan symbolische gebaren vormen zij een uitnodiging, een oproep.
Blijven wij nu alleen maar toekijken vanop de eerste rij? “Die paus pakt toch wel wat aan die durft toch! Zullen we hem de zaak alleen laten opknappen? Maar de paus kan op zijn eentje de Kerk niet hervormen; in Rome kan hij wat orde op zaken stellen, maar hij rekent ook op ons! Hij neemt het voortouw, aan ons om mee te gaan. Ik kan me voorstellen dat hij af en toe eens achterom kijkt en zich afvraagt; volgen zij nog wel? Het gaat voor de Kerk in het Westen om los te komen uit vermoeidheid en lusteloosheid, verstarring doorbreken.
In ‘Evangelii Gaudium’ schrijft hij: “Ik nodig iedere christen uit om vandaag nog zijn persoonlijke ontmoeting met Jezus te hernieuwen, of tenminste de beslissing te nemen Hem elke dag zonder ophouden op te zoeken.’ Dat is ook de weg om uit droefheid, innerlijke leegte of eenzaamheid los te komen’.
Drie weken zijn we nu onderweg, elke zondag met een ander aandachtspunt. Vandaag wordt het : HANDELEN! Vorige zondag hadden we de 1e omhaling voor Broederlijk delen, vandaag kunnen een bol soep genieten om de mensen in Peru vooruit te helpen!. Laat het je smaken!
Taeymans Bert
Patroonsfeest 25 januari 2015
Het hogepriesterlijk gebed – Joh 17,11b,18-19,20-23
Vandaag, op het einde van de gebedsweek voor de eenheid onder christenen en in het weekend van ons patroonsfeest, horen we het afscheidsgebed van Jezus, ook wel het hogepriesterlijk gebed genoemd.
Bij een moment van afscheid nemen, verwoorden mensen vaak dat wat hen het meest bezighoudt. Jezus roept op tot eenheid onder zijn leerlingen en in bredere context onder allen die hen zijn toevertrouwd, zijn volgelingen.
Eenheid en verbondenheid omvatten een breed spectrum: verbonden zijn met je zelf en met God dit betekent trouw zijn aan en leven volgens je eigen kern, verbonden zijn met je gezin en naasten, zich goed voelen op het werk met de collega’s, zich opgenomen voelen in je leefgemeenschap (buurt), je geloofsgemeenschap (onze parochie). Verbonden zijn met God met je diepere bron kan onder meer via het gebed. Dit was wat Jezus bij grote beslissingen en in momenten van beproeving ons leerde: zich herbronnen in het gebed, God neemt dan niet het stuur van ons over maar bezielt en ondersteunt ons. Dit is de innerlijke weg naar eenheid. Daarnaast is er ook de weg naar buiten.
Even belangrijk, als christen deelnemen aan het leven, staan in de wereld van vandaag. Jezus werd geraakt door en nam het op voor de zwakken en gekwetsten in zijn omgeving. Zijn we verbonden met onze naasten, nemen we onze verantwoordelijkheden op? Het wordt iets moeilijker als we denken aan de brede gemeenschap. De recente gebeurtenissen in de wereld: verdrukking van minderheidsgeloofsgroepen, de toegenomen radicalisering waarbij geloof soms als een vals voorwendsel wordt gebruikt, de groeiende polarisering tussen bevolkingsgroepen waarbij sommige media soms mee het voortouw nemen… Belangrijk is dat angst onze gedachten en houding niet stuurt, maar objectieve en genuanceerde analyses en een basishouding van solidariteit ons en de politici helpt de juiste oplossingen aan te reiken. Misschien moeten we durven in zo’n moment afvragen: wat zou Jezus doen? Ja ook vandaag worden we opgeroepen tot het streven naar een actieve verbondenheid.
Op religieus vlak waren er ook in de eerste eeuwen na Christus verschillende geloofsgemeenschappen: zo was er de groep rond Petrus, de steenrots; anderen beriepen zich op Johannes, Jezus’ geliefde leerling en weer andere werden volgelingen van Paulus, de apostel der heidenen. Ook vandaag zijn er verschillende strekkingen, verschillende kerkbelevingen, maar we stellen toch vast dat er recentelijk een grotere luisterbereidheid bij diverse geestelijke leiders is. Ook op lokaal vlak zien we het afzwakken van lokale parochiegevoeligheden. Inderdaad, hier wil ik graag een link maken de actualiteit bij dit patroonsweekend met name ons project van geleidelijke groei naar een pastorale eenheid. Inderdaad, in 2012 heeft onze bisschop zijn visietekst voorgesteld, waaruit hij in 2014 op basis van vele gesprekken en inbreng van ons allen het voorstel lanceerde om te gaan voor pastorale eenheden. Concreet betekent dit het versterken van het netwerk van lokale christengemeenschappen. Centraal staan hierbij het behoud en stimuleren van leefbare vitale lokale geloofskernen, maar tevens het solidair samenwerken en mekaar ondersteunen waar het nodig of nuttig is. Deze aanpak beantwoordt ons inziens aan de reële nood om zoveel mogelijk bepaalde diensten als geloofsgemeenschap te kunnen aanbieden, maar ook een gerichte toekomstige keuze te maken. Zoals jullie weten is onze federatie Malle- Halle-Zoersel waartoe ook onze parochie Sint Paulus behoort één van de eerste projecten om dit te realiseren. Waar staan we vandaag concreet? Op diverse vlakken wordt er informatie uitgewisseld, zo worden er ook al gemeenschappelijke vieringen georganiseerd. Het is de bedoeling om dit ook in 2015 en de volgende jaren verder te versterken. Ons parochieteam heeft hierover vergaderd en is overtuigd dat dit de juiste weg is, en dat we aan dit project consequent en loyaal als parochiegemeenschap moeten deelnemen. Inderdaad zoiets houdt veranderingen in, dit houdt onder meer het afstaan van een deel van onze parochiale zelfstandigheid in, maar samenwerking kan vernieuwend en begeesterend werken. Het eindresultaat bepalen we zelf door met ons enthousiasme en inzet mee te werken aan deze nieuwe toekomst. Voor hen die er meer willen over weten of meer nog zelf willen meewerken aan dit project, voorzien wij nog een informatie-uitwisselavond in het Sint Paulus zaaltje in februari en is er op maandag 2 maart een informatiesessie georganiseerd door de federatie.
Zoals hiervoor gezegd, een pastorale eenheid vertrekt vanuit vitale geloofsgemeenschappen. En inderdaad onze Sint Paulus parochie mag zich nog steeds een vitale geloofskern noemen, met zijn vele vrijwilligers en zijn koor, de grote opkomst bij de kerkelijke hoogdagen,… Vandaag zetten we alvast ook een jubileumjaar in met name “50 jaar parochie”. Diverse initiatieven zijn reeds in voorbereiding en Miel zal hierop ten gepaste tijde op terugkomen. Volgend jaar hopen we dan ook dit jubileumjaar voor een parochie in verbondenheid en solidariteit op een gepaste feestelijke manier in deze kerk te mogen afsluiten.
Wyffels Rik
Zondag 3 in de Advent 14 december 2014
Vandaag hebben wij al een klein traject afgelegd in de advent, 3 kaarsvlammetjes markeren de afgelegde weg, tijd om eens te kijken waar we staan. Kerstmis is al niet zo ver meer af, en thuis beginnen de voorbereidingen al wat vorm te krijgen. Er hoort een kerstboom bij, en waar is die kerstversiering ook weer opgeborgen? Maar geen nood: alles komt wel terecht, dat zijn bekommernissen die ons innerlijk groeien naar het feest niet mogen verstikken.
In die eerste adventsweken gaven de vieringen ons aandachtspunten mee en en er was ook een vraag naar enige inspanning. Deze zondag brengt ons even verpozing: het accent ligt nu op de vreugde: de liturgie weet te doseren als ze ons wat vraagt.
Toch gaat het zeker niet om een zondag die tussen de plooien valt, eentje om vlug te vergeten. Paulus peilt naar de essentie van ons christen-zijn. “Wees altijd verheugd, bid onophoudelijk, dank God onder alle omstandigheden, doof de Geest niet uit en veracht niet de profetieën niet die Hij u ingeeft”. Eigenlijk wel een levensprogramma.
Diepe vreugde, ja, want als de hoop een christelijk gegeven is, dan hebben wij reden om blij te zijn. Hoop geeft uitzicht, doet leven. En waar mag die hoop dan wel op steunen? Op het feit dat God zich niet heeft afgewend van de mensheid, maar dat Hij heeft ingegrepen door ons Jezus te sturen, en dat geeft richting aan ons denken en doen. Hij zal een boodschap brengen die over de dood heen reikt. In het evangelie is het Johannes die zijn rol opneemt. Voor zijn tijdgenoten ligt dat heel anders dan voor ons. Wij weten over wie de Doper spreekt, wij kennen het verhaal van die Jezus, wij kennen de afloop en de betekenis ervan. Maar voor de tijdgenoten van Johannes was dat niet zo: hij moest zeggen: ik ben het niet waarop gij wacht, ik kan jullie alleen maar oproepen om de weg voor Hem klaar te maken. Van ons, die meer weten, wordt dan ook meer verwacht: hoe ver staan wij met dat timmeren aan de weg?
Wat weten wij meer, waar moeten wij dan klaar voor zijn? Omdat Hij iets met ons wil beginnen, Hij wil met ons aan de slag gaan om de wereld een menselijker gezicht te geven, om die schepping te respecteren en in goede staat door te geven, om iedereen kansen te geven.
“Bid onophoudelijk” geeft Paulus ons ook mee. Ja, hoe zit dat eigenlijk met ons bidden? Grijpen wij alleen maar naar het gebed als gunsten voor onszelf willen verkrijgen, als wij een beetje in de knel zitten en geen uitkomst zien? Of nemen wij in ons gebed heel ons leven mee, ons werk, onze familie, onze vrienden? Wordt al wat wij doen misschien een gebed? Want hoe spreken goede vrienden met elkaar: soms met heel weinig woorden! Maar God biedt ons zelf zijn vriendschap aan: zit dat ook in ons gebed? Durven wij dat met hem ook aan? Bidden ook om te danken, om wat we mogen zijn, niet alleen om wat te bekomen. Ook dat ligt Paulus aan het hart.
“Doof de Geest niet uit’. Dat hoort er ook bij. Wat doet die Geest dan wel? Die houdt ons wakker, maakt ons gevoelig, scherpt onze aandacht, inspireert ons, dringt soms aan. Hij roept ons op om goed uit onze ogen te kijken, rondom ons, te zien wat er te zien is, om er niet achteloos aan voorbij te lopen. Een goede speurneus ontwikkelen om durvende mensen te herkennen, om dingen op te sporen. Dingen die niet kloppen in onze maatschappij, leemten en gaten in de sociale zorg, leren opmerken waar die paraplu het niet echt doet. Een neus hebben ook voor mensen die er wel wat willen aan doen, samen op zoek gaan, samen aanpakken. Want alleen zij wij zo kwetsbaar. En al doende kunnen wij zelf de profetenrol opnemen door oog te hebben voor wat er gebeurt, goed of onvolmaakt, om dan verantwoordelijkheid op te nemen en het ter sprake te brengen.
Omdat wij klein en beperkt zijn, hebben wij steun nodig. Alleen op menselijk vlak rekenen, kan tot ontgoocheling leiden, tot moedeloosheid. Maar welke rol speelt Christus dan in ons leven? Is Hij degene die ons aanstuurt, waar wij op kunnen terugvallen als het wat begint te schemeren? Hij leert ons luisteren naar de Geest; Hij helpt ons groeien in spiritualiteit, als wij er voor open kunnen staan.
Nemen wij die gedrevenheid van Paulus mee voor deze week, voor ons leven. “Streef altijd naar het goede, wees altijd verheugd, bid onophoudelijk, dank God onder alle omstandigheden, doof de Geest niet uit en veracht de profetieën niet die Hij u ingeeft”.
Christen zijn is niet iets voor ‘alleen maar op zondag’, maar misschien nog veeleer iets voor in de week…
Bert Taeymans