Vertrouwen op Gods vaderlijke leiding.
Je een kijk op de wereld laten aanzeggen.
Om zo luisterend te leven.
Dat Gods plan door alles heen volvoert wordt
en dat Hij heel zijn schepping tot volmaaktheid zal leiden.

Zondag 32 door het JAAR – Mt 23,1-12 – zo 12/11/2017
Wijze en domme meisjes
In de laatste weken van het kerkelijk jaar krijgen we heel wat parabels onder ogen: voor inzichten die wat moeilijker onder de aandacht te brengen zijn maakt Jezus gebruik van dit genre. En Hij blijkt daarbij een geboren verteller te zijn.
Een parabel lijkt wat op een sprookje, maar de situaties zijn meer herkenbaar, geplukt uit het dagelijkse leven. Een verhaal met een dubbele bodem. Onder een gekend gegeven tracht de verteller iets dat minder voor de hand ligt begrijpelijk te maken. Eén centraal gegeven wordt daarbij ingekleed en als dat duidelijk uit de verf is gekomen kunnen er nog wel vragen open blijven. Eigenlijk worden wij een beetje in een val gelokten verwacht de parabel een stellingname.
Zo belanden wij vandaag op een bruiloft. Vanuit een ander bruiloftsverhaal, dat van Kanaän weten wij dat daar in het oosten heel de omgeving bij betrokken was. En zo is het ook hier: de mensen stromen samen in afwachting van de komst van de bruidegom. De ouders regelden toen de huwelijken, en de bruidegom moest dus nog wel bij de schoonouders langs om de laatste puntjes te regelen rond bv. de bruidsschat: dat hoorde allemaal bij het ritueel. De bruid heeft haar bruidsmeisjes uitgekozen tussen haat goede vriendinnen en ondertussen komt het feest al op gang. Er wordt gedanst en muziek gemaakt om het wachten aangenamer te maken.
Deze keer heeft de bruidegom wel echt veel vertraging en, moe van het dansen, vallen de gasten bij valavond een in slaap. Tot er bij de klok van middernacht plots roep weerklinkt; “Daar is de bruidegom, trekt hem tegemoet!”
En meteen rijst er een probleem: vijf van de meisjes hadden wijselijk hun voorzorg genomen en hadden ook wat reserve-olie meegebracht. De andere vijf waren er wat lichtvoetiger overgegaan en moesten vaststellen dat hun olie opgebrand was. Het vervolg kennen wij: bij de verstandigen moeten zij op geen begrip rekenen: ga er liever wat kopen bij de verkopers! En als ze latere terugkomen, staan ze voor de deur, die op slot is. Hun jeremiade helpt niet, ‘Ik ken u niet’ roept de bruidegom terug.
Waar het echt om gaat lezen wij in het laatste vers: “Wees waakzaam, want gij kent dag noch uur”.
Een verhaal met een dubbele bodem. Het gaat hier niet om materiële olie, maar om een innerlijke houding die verwacht wordt, een attitude, een bekwaamheid die we moeten aankweken om op alle onverwachte situaties op de goede manier te kunnen reageren.
Die houding van hoopvolle waakzaamheid komt van pas als de bruidegom op zich laat wachten.
Twee houdingen maken dat mogelijk: we hebben nood aan gemoedsrust bij het wachten, en daarbij een wakkere aandacht voor het juiste moment.
Na de dood en verrijzenis van Jezus verwachtten de leerlingen zijn wederkomst op korte termijn, misschien hadden zij deze parabel nog niet voldoende onder de knie gekregen. In het gebed na het Onze Vader in de eucharistie bidden wij o.m.: Heer, geef vrede in onze dagen, dat wij beveiligd mogen zijn tegen alle onrust, hoopvol wachtend op de komst van Jezus Messias, uw Zoon”. Ook wij moeten ons dus deze houding eigen maken.
Daar hebben wij ook een breed actieterrein voor. Als de ontmoeting met God in het bidden niet goed wil lukken, komt dat van pas. Heel wat heiligen onder wie ook Moeder Theresa spreken van een lange, periode van dorheid in het gebed.
Die vertrouwvolle, hoopvolle houding is ook nodig bij het opgroeien van kinderen. Met waakzaam vertrouwen hun evolutie volgen zonder ons onnodig ongerust te maken als niet alles verloopt zoals we het in gedachten hadden. Wij hebben er ook nood aan als wij ons inzetten voor de kerk: niet zo vanzelfsprekend in een omgeving die geloof wil bannen uit het publieke domein. Het vraagt moed om toch niet op te geven en om onze lampen toch brandend, te houden.
Maar ik zei al dat bij een parabel meestal één idee centraal staat, en dan kan er ook één of zelfs enkele vragen open en onbeantwoord blijven: de parabel laat die buiten beschouwing.
Een eerste vraag is dan: hadden de wijze dames hun oliereserve dan toch niet moeten delen met hun dwaze collega’s? Dat valt buiten de intentie van deze parabel die alleen de idee van waakzaamheid wil aanprijzen. De olie is dus niet materieel hier, het gaat om de aangekweekte houding, de spirituele achtergrond die in de loop van de jaren gegroeid is en die we ons eigen hebben gemaakt. En dat is niet mededeelbaar, dat is eigen aan de persoon.
En een laatste open vraag: Is de houding van de bruidegom niet te hard? Mochten wij van hem niet wat meer barmhartigheid verwachten?
De parabel wijst in zijn geheel op onze eigen verantwoordelijkheid die wij al dan niet opgebouwd hebben tijdens ons leven. Als wij daar niet aan gewerkt hebben, ja, dan hebben zij ze niet en riskeren wij het ‘gulden’ moment mis te lopen.
We werken dus maar best aan die waakzame, hoopvolle verwachting van de Heer.
Bert Taeymans
Mt 23,1-12 – zo 6/11/2017
Het leiderschap van de nederige dienaar
Hoe actueel kan een evangelie zijn? Als we terugblikken op het nieuws van de afgelopen weken, dan stellen we vast dat een aantal mensen, onze zogenaamd wereldse sterren, die hoog aangeschreven staan in de kunstwereld, politiek en bij uitbreiding sport op een bijzonder negatieve manier in media komen. De maskers van schone schijn vallen af, de media kritiseren meedogenloos wantoestanden en de sociale media fungeren als hedendaagse schandpaal. De veralgemeningen zijn nooit ver weg en een genuanceerd standpunt formuleren wordt niet echt geapprecieerd.
Inderdaad we kijken op naar mensen met kennis, macht, geld en aanzien. De roddelboekjes staan er vol van en we lezen gretig hun oneliners, in de TV programma’s worden ze frequent opgevoerd en hun standpunten gaan er als zoete broodjes in. Maar zowel het evangelie van vandaag als de actuele berichtgeving waarschuwen ons om niet te focussen op de façade maar vooral oog te hebben voor de kern, het diepere.
Als we kijken naar het recente verleden in onze kerk, dan werden ook wij diep geraakt door negatieve onthullingen. In 2010 schreef toenmalig bisschop Jozef De Kesel in een mea culpa: “Pastorale verantwoordelijkheid betekent dat men gezag uitoefent. Maar het is niet goed als gezag zich tegenover niets of niemand moet verantwoorden. Pastoraal mag niet beleefd worden als een soort vrijbrief om zijn eigen gangen te gaan en zich door niets of niemand te laten gezeggen. Niemand is onaantastbaar. We moeten werken aan een klimaat waar we elkaar helpen en steunen, ook door elkaar te bevragen en te corrigeren” Het evangelie vraagt om te leven in waarheid. “Het allerbelangrijkste dat ons te doen staat, blijft het samen zoeken naar wat het evangelie voor ons concreet en reëel betekent, ook in onze eigen levensstaat en roeping. Dat moet onze grote zorg zijn. Ook alle kerkelijke en pastorale agenda’s moeten daaraan ondergeschikt zijn. Het betekent een diepe innerlijke bekering, een zuivering van het hart, een grotere verbondenheid met Christus.”
Als we dan iets verder terugblikken naar evolutie van onze Kerk in de afgelopen decennia, dan bevinden we ons zowel door een golf van secularisatie, maar tevens door de vaststelling dat de Kerk niet steeds het christelijk geloof in zijn essentie voorgeleefd heeft, in een crisisperiode. Opvallend profetisch zijn de woorden die paus Benedictus, toen nog professor, ruim 45 jaar geleden in 1971 schreef, “Uit de tegenwoordige crisis zal een Kerk te voorschijn treden, die veel verloren heeft. Ze zal klein worden en in vele opzichten helemaal opnieuw moeten beginnen. Veel gebouwen uit de tijd van de hoogconjunctuur zal ze niet meer kunnen vullen. Met het getal van haar aanhangers zal ze ook veel voorrechten in de maatschappij verliezen. Het zal een verinnerlijkte Kerk zijn, die niet prat gaat op haar politiek mandaat en net zo min flirt met links als met rechts. Ze zal het zwaar hebben. Want het proces van kristallisatie en zuivering zal haar menige goede kracht kosten. Ze zal zichzelf arm maken, een Kerk der kleinen worden. De ontwikkeling zal des te moeilijker zijn, omdat ze zowel dient te waken tegen sektarische bekrompenheid als tegen brutale eigengereidheid.”
Maar wat betekent het evangelie voor ons? Ook wij worden vandaag uitgedaagd om in de spiegel te kijken. Ook wij worden opgeroepen in ons dagdagelijkse leven om niet hoogmoedig te worden door onze status. Hoe meer talenten we toebedeeld werden hoe groter immers dit gevaar. Soms staan we er niet altijd bij stil. Zo hebben we altijd onze mening klaar: de armen doen niet genoeg inspanning om hun situatie te veranderen, mensen in een relatiecrisis spannen zich onvoldoende in, de zogenaamde ongelovigen of andersdenkenden hebben ongelijk. Handelen we wel echt als christenen met respect voor onze naaste? We geven van onze overvloed voor een goed doel, een bedelaar geven we vlot een fooi. Maar is dit een echte gift van mens tot mens? Hoe zouden we bijvoorbeeld reageren als een dakloze onze fooi vanuit zijn zelfrespect zou weigeren? Zou niet vooral ons ego zich dan gekwetst voelen? Zouden we zo’n afwijzing niet snel veroordelen als totaal ongepast? Zouden we de tijd nemen om te luisteren naar de echte noden van deze medemens of eerder verbolgen doorstappen?
Misschien volgen we wel als de Farizeeër de voorgeschreven regels, maar beleven we ons geloof ook daadwerkelijk tijdens de week? En dan weten we vanuit Jezus’ boodschap dat onze wereldse regels niet gelden maar radicaal omgekeerd worden: de eersten zullen de laatsten zijn, zalig de armen, de grootste moet dienaar van allen worden, medemensen die even afdwalen van het rechte pad worden niet veroordeeld maar krijgen steeds nieuwe kansen. Kortom het is een oproep om vooral nederig te zijn in hart en geest, dienstbaar voor de andere waarbij echte liefde een eeuwige bron van energie is. Laat ons dus werken aan onze christelijke missie, een dienende Kerk te zijn. Dan pas zullen we met zijn allen de Kerk van Jezus zijn.
Rik Wyffels
ALLERHEILIGEN 1 november ’17
BERGREDE
Mozes bestijgt de Sinaï om de twee stenen tafels met de wet uit Gods hand te ontvangen. Jezus gaat de bergflank op om zijn wet van de liefde aan zijn toehoorders mee te geven: de zaligsprekingen.
Bijbelvertalers hebben wat moeite met dat woordje ‘zalig’. Want geef toe: er zijn beminnelijke uitspraken bij: zalig de zachtmoedigen, de zuiveren van hart… maar er zijn er ook bij die toch wel schokkend zijn: zalig ben je als je vervolgd wordt, zalig de armen, de treurenden…
En dan zoeken zij naar andere formuleringen: ‘Gelukkig ben je als…, Proficiat zeggen ze als…”. De bijbel in gewone taal zegt: ‘Het échte geluk is er voor mensen die…’ Dat wijst al op een diepere beleving. ‘Een Franse vertaling zegt: ‘En avant les miséricordieux..’ Vooruit, barmhartigen., vredestichters… Het klinkt als een steuntje, een aanmoediging om verder te gaan op de gevolgde weg. Het geeft meteen weer dat we er nog niet zijn: het besef dat, te midden van al de donkere ervaringen van onze tijd, van alle tijden, er nog heel wat werk te doen valt. Een aansporing om je niet te laten vastpinnen op wat er misgaat in je leven en in de wereld. En er gaat inderdaad nogal wat mis in de wereld. Maar er zijn ook nog mensen die, elk op zijn manier, leven van de blijde boodschap en onverstoord en vindingrijk talloze wegen opzoeken van navolging.
In de eerste lezing lazen we het visioen van Johannes. Het geeft de vreugde, de blijheid weer die er in de hemel heerst, het gezang van de engelen om dat wondermooie plekje schepping; om de kinderen van God die beantwoorden aan wat Jezus hun geleerd heeft. Als woorden niet voldoen dan kunnen liederen dankbaarheid, verwachting en hoop uitzingen.
De zaligsprekingen drukken de bewondering uit voor wie het levensprogeamma van Jezus in hun leven hebben waargemaakt. Je vindt er de eerbied voor Gods lievelingen, de armen, de vervolgde minderheden, de vluchtelingen, de vechters voort gerechtigheid. Zij drukken ook onze onvrede, ons verweer uit over de gang van zaken in de wereld, tegenover de gangbare waardeschalen, situaties die wij geroepen zijn om met de liefde te counteren.
Zij drukken ook onze verwachting en onze hoop uit: ‘Zalig zijt gij als… want…Die ‘want’ verwijst naar God, die aan de zijde staat van wie te lijden hebben, in die ‘want’ zit Gods antwoord.
Wat doen wij ermee? Hoe kunnen wij ermee omgaan? Voor ons is de taak weggelegd van het bemoedigen, het opbeuren van elkaar. Er ligt uitnodigende, vruchtbare aarde klaar voor zoveel kiemende mosterdzaadjes, het is een oproep om samen op weg te gaan naar het Beloofde Land. Wij kunnen een rol spelen in Gods plan, om te leven in de geest van Jezus zoals de eerste leerlingen dat hebben kunnen ervaren.
In de plaats van te aanvaarden zonder meer, ons neer te leggen bij het bestaande, gaat er van de zaligsprekingen een vraag, een oproep uit om heilbrengend aanwezig te zijn, als Gods medewerkers.
Zalig de treurenden, want zij zullen getroost worden, die hongeren naar gerechtigheid, want zij
zullen verzadigd worde. In het ‘want’ en het “worden’ lezen wij dat Gods hand niet ver weg is, dat Hij ons niet in de steek laat.
Bert Taeymans
Zondag 21 d/h jaar / 27 augustus ’17
Wie zeggen de mensen?
Er is één onfeilbare manier waarop wij allemaal onmiddellijk herkenbaar zijn: door ons nummer in het Rijksregister. Voeg daarbij nog het nummer van onze IK, van onze bankrekening waarop ons loon of pensioen komt en dan zijn er daar bovenop nog een aantal pincodes waarmee wij door het leven gaan. En toch zeggen al die nummers eigenlijk niets over wie wij zijn.
Bij het doopsel vraagt de priester of de diaken aan de ouders welke naam zij voor hun kind gekozen hebben, en bij het vormsel vraagt de bisschop aan de vormeling zelf zijn naam te zeggen. Want een naam zegt al iets meer over de persoon die hem draagt. In de naamkeuze hebben de ouders dikwijls al iets van hun verwachtingen over het kind gelegd. Een naam zegt zoveel meer dan een nummer.
Jezus vraagt vandaag aan de leerlingen niet naar zijn nummer in het Rijksregister, of ook niet naar het nummer waaronder Hij is opgeschreven bij de volkstelling in Bethlehem.
Eigenlijk vraagt Hij een beetje naar de roddels: wat vertellen de mensen zoal over mij? De antwoorden zijn wat uiteenlopend, maar zij zitten toch allemaal in de religieuze hoek. En dan vraagt Hij op de man af: en hoe zit het met jullie, wie ben ik voor jullie? “Gij zijt de Christus, de Gezalfde, de Zoon van God” Petrus neemt het initiatief, de andere leerlingen riskeren zich er niet aan, de andere leerlingen riskeren zich er niet aan, geven zich nog niet bloot: Petrus spreekt in aller naam.
Met te spreken van ‘De Christus’, heeft Petrus eigenlijk ook de taak, de roeping van Jezus aangegeven. ‘Proficiat”, Petrus, zegt Jezus. Ik heb je de naam Petrus, steenrots, kei gegeven: op jou zal Ik mijn Kerk bouwen. In de naam Petrus, kei, zit iets van zijn karakter, zijn temperament. Zo kent Jezus hem, zo kennen ook de leerlingen hem. Als Petrus de term ‘Gezalfde’ gebruikt, dan bedoelt hij daarmee dat Hij in Jezus de gezondene van de Vader herkent. Want bij een zalving hoort ook een opdracht: koningen en profeten werden gezalfd. En wij gebruiken de zalving bij het doopsel, het vormsel, de priesterwijding. En bij zieken dient ze als steun en troost. En als Jezus spreekt over het bouwen van zijn Kerk, dan zit daar ook het voortzetten in van wat Jezus op aarde begonnen was.
Maar zij kennen hem ook met zijn wisselvalligheid, zijn wispelturigheid. Volgende week zullen we Jezus zijn eerste lijdensvoorspelling horen uitspreken. Maar dat is dan zonder Petrus gerekend, want die steigert al meteen : dat verhoede God, Heer! Hij is weer de eerste, hij kan het niet laten! Dat kruis is er te veel aan. Maar Jezus zal hem meteen op zijn plaats zetten: “Ga weg van mij, satan”!
Meteen wordt daardoor duidelijk: hier komen wij bij of wij het willen of niet, bij de kern van ons christen-zijn: geen Christus zonder kruis, het kruis mogen en kunnen wij niet wegcijferen, ook al zit dat ons een beetje in de weg. Maar dat gaat slechts om een tussenstadium, de aanloop naar de verrijzenis, de verheerlijking. Hier ligt het geheim van zijn grenzeloze liefde. Daar ligt de betekenis van onze verlossing; de liefde die de sterkste is de krachtigste, die vergeeft.
De vraag aan de leerlingen is ook de vraag aan ons: kunnen wij, net zoals Petrus, vanuit het diepste van ons hart spreken over Jezus? Geven wij hem de plaats die Hem toekomt?
In de naam Petrus, kei, zit meteen ook zijn roeping, zijn opdracht: wat is hij voor de andere leerlingen, voor de mensen, voor de latere Kerk? Hij komt hier naar voor als woordvoerder, als het fundament van Jezus’ Kerk.
Hij zal moeten zegenen bezegelen, , bevrijden van onrecht, ontbinden op aarde en in de hemel. Die taak is ook in onze handen gelegd, hebben ook wij mee te dragen, dat is het priesterschap van alle gedoopten: te verenigen en te bevrijden, te zegenen en te bemoedigen, opte roepen tot trouw en inkeer, tot eenheid en verzoening.
Daardoor gaan wij voor in het beleven van ons geloof, geven wij uitdrukking en invulling aan het antwoord van Petrus:; ‘Gij zijt de Christus, de Zoon van de Levende God.
Bert Taeymans
Patroonsfeest 22 januari 2017
Dit weekend, het weekend van ons patroonsfeest volgen we niet strikt de liturgische kalender, maar nemen we de tekst die Jezus als een gebed uitspreekt net voor zijn vertrek naar de hof van Olijven, dit gebed wordt ook soms het hoge priesterlijk gebed genoemd.
Deze tekst is niet zo eenvoudig te begrijpen, maar wat ons opvalt is dat op dit moeilijk moment van afscheid, Jezus in dit gebed tot zijn Vader vooral bekommerd is om de ander, het gebed wordt geen klaagzang waarbij de eigen persoon centraal staat maar wel horen we ook nu nog de bekommernis om de ander. Daarnaast verwoordt Jezus in deze laatste woorden wat hem echt bezielt. Hij richt zich hierbij tot zijn Vader omdat enkel Hij dit ook ten volle kan begrijpen. Zo’n moment herkennen we, bij een afscheid, bij een naderend sterven, verwoorden geliefden aan mekaar wat hen het meest bekommert, waar ze het meeste om geven. Jezus roept op tot eenheid onder zijn leerlingen en in een bredere context eenheid onder allen die hen toevertrouwd zijn, met name zijn volgelingen. De eenheid waarnaar Jezus verwijst, is een eenheid van het hart, een diepe verbondenheid die enkel geliefden kunnen ervaren. Deze eenheid is er niet alleen één horizontaal onder de mensen maar ook verticaal een verbondenheid met Hem.
Wat is nu het verband met Paulus, onze patroonheilige? Na zijn bekering is hij overtuigd van Jezus oproep en in zijn brieven schrijft hij dit ook meerdere malen. Ik citeer uit zijn brief aan de Efeziërs: “Als gevangene in de Heer, leidt een leven dat beantwoordt aan de roeping die gij van God ontvangen hebt, in alle deemoed en zachtheid, in lankmoedigheid, liefdevol elkaar verdragend. Beijvert u de eenheid van de Geest te bewaren door de band van de vrede: één lichaam en één Geest..”, of nog in zijn brief aan de Galaten: “Want gij allen die in Christus zijt gedoopt, zijt met Christus bekleed, gij allen zijt één persoon in Christus Jezus.”
Wij als volgelingen van Jezus zijn in feite zijn testamentaire uitvoerders. Maar wat houdt deze opdracht precies in?
Eenheid en verbondenheid omvatten een breed spectrum. Allereerst de weg naar binnen, de interne dimensie. Verbonden zijn met jezelf en met God betekent trouw zijn aan en leven volgens je eigen kern, verbonden zijn met het hart, verbonden met je diepere bron kan onder meer via het gebed. Dit was wat Jezus bij grote beslissingen en in momenten van beproeving ons voordeed: zich herbronnen in het gebed. God neemt dan niet het stuur over maar bezielt ons en ondersteunt ons. Dit is de innerlijke weg naar eenheid. Daarnaast is er ook de weg naar buiten, de externe dimensie. De verbondenheid met je gezin en naasten, het zich goed voelen op het werk met de collega’s, zich opgenomen voelen in je leefgemeenschap (je buurt), je geloofsgemeenschap (onze parochie). Inderdaad met gelijkgestemden en in onze nabije omgeving lukt ons dit nog aardig maar het wordt iets moeilijker als we deze cirkel vergroten. Jezus werd geraakt door en nam het op voor de zwakken en gekwetsten in zijn omgeving. Zijn wij voldoende verbonden met onze naasten, nemen we onze verantwoordelijkheden op voor de kwetsbaren of blijven we eerder onverschillig en koesteren we vooral het eigenbelang?
In de wereld van vandaag is het niet eenvoudig om steeds de juiste keuzes te maken. Enkele fragmenten uit de media van deze week: 1% van de rijksten bezit 99% van de wereldrijkdom, in enkele Afrikaanse landen is er het vasthouden aan de macht door enkele politieke leiders waarbij geweld tegen eigen volk niet uitgesloten wordt, in een vluchtelingenkamp in Duinkerke is er de realiteit van een zwangere vrouw die kort na haar bevalling terug in erbarmelijke omstandigheden met haar vier dagen oude zuigeling naar haar shelter, een mensonwaardig hok, wordt teruggebracht. In de inauguratietoespraak van de nieuwe Amerikaanse president wordt opgeroepen tot eenheid van Godswege, maar de inkleuring is totaal anders en tekent Trump een decreet om het klimaatbeleid van zijn voorganger te veranderen.
Bij dit alles is het belangrijk dat onze gevoelens van onzekerheid en soms angst onze gedachten en houding niet sturen, maar objectieve analyses en een basishouding van solidariteit ons en de politici helpt goede oplossingen aan te reiken. Een dienende kerk en dienende gemeenschap waarbij het zich openstellen voor de ander in een houding van eerbied en respect, het bereid zijn te luisteren en in een constructieve dialoog gaan met de ander zijn hierin basisvoorwaarden. De grote wereldproblemen kunnen we niet zelf oplossen, maar we mogen echter niet zwijgen over het onrecht in de wereld, we moeten goede rentmeesters zijn voor onze aarde en pleiten voor een verantwoord omgaan ermee. Met Christus in ons hart kunnen en moeten we een levend en lichtend voorbeeld zijn als individu, maar dit kan ook door deel te blijven uitmaken van onze geloofsgemeenschap Sint Paulus die binnenkort deel uitmaakt van de pastorale eenheid ‘Maria en Marthe’ waar we als Christen het zout zijn voor de aarde en zo ons steentje bijdragen de weg naar vrede vorm te geven.
Rik Wyffels
Kerstmis 25 december 2016
Vier weken zijn we onderweg sinds het begin van de advent. Week na week kregen we teksten te horen die spraken van verwachting en hoop, van meewerken aan een nieuwe wereld. In de straten verschijnen nu meer en meer kerstbomen vol lichtjes, en voor wie nog zou twijfelen: de kerstmarkten vertellen ons dat er geen ontkomen meer aan is: het wordt weer Kerstmis!
En ja, met graagte grijpen we terug naar het aandoenlijke verhaal van de ene nacht die geschiedenis schreef. Een mooi verhaal waar niemand koud voor blijft.
En toch: al bij al is het een verhaal dat zich in de rand blijkt af te spelen, er is zelfs geen plaats voor in de herberg en de eenvoudige ouders moeten al snel op de vlucht omdat grote politieke belangen op het spel staan. Een mooi en aandoenlijk verhaal dat ons aangrijpt, maar dat bij de huidige wereldgebeurtenissen ook een wat wrange bijsmaak krijgt. De heilige familie kon destijds met het ezeltje nog naar Egypte vertrekken, maar vandaag worden zelfs de bussen die de burgers van Aleppo moeten evacueren nog in brand gestoken. Wat doen we met dit verhaal als het journaal ons om de oren slaat met berichten over aanslagen die onschuldige slachtoffers maken en over mensonwaardige vluchtelingenkampen?
Wij kennen die verhalen van bij Matheus en Lucas.
Johannes pakt het heel anders aan: hij is de laatste in het rijtje evangelisten Hij heeft veel nagedacht en gemediteerd en beseft ten volle dat de menswording veel meer is en dieper graaft dan een mooi verhaal.
Bij hem gaat het om het Woord, het Woord dat God spreekt, want God spreekt en is op zoek naar contact.
Dat was al zo ‘in den beginne’, in het verhaal van genesis: “God sprak en het werd licht, het werd avond en het werd morgen”. Er is het Woord dat God sprak door zijn profeten, ‘Hoe lieflijk zijn de voeten van de bode die komen van over de bergen!’ schrijft Jesaja. Aan de Hebreeën, schrijft Paulus: “God heeft eertijds door de profeten gesproken, en nu door zijn Zoon, die ons de afstraling bracht van Gods heerlijkheid”.
God komt van ver en Hij neemt zijn tijd, Hij heeft zijn stappenplan want grote dingen vragen tijd; maar in het Woord is Hij dichter en dichter genaderd. Hij wil niet overrompelen: zo werkt zijn goddelijke strategie,
niet zijn goddelijke pedagogie.
Maar nu is het zover; het Woord is vlees geworden. Wat onvatbaar, onstoffelijk, gans Anders en almachtig was naar menselijke begrippen verschijnt nu als kwetsbaar mensenkind. Hij is in onze menselijke huid gekropen, helemaal, Hij gaat veel verder dan een vaag immanent aanwezig zijn, een zweverige aanwezigheid. Hij kan pijn en honger en verdriet hebben,maar ook lachen en praten en liefhebben. Van in het begin was Hij bij God, Hij was zelf God. Hij zal nu het licht voor de wereld zijn: doorheen al die menselijke eigenschappen zal Hij ons de Vader leren kennen, zijn menswording is Godsopenbaring. Ook al zullen mensen zijn boodschap hooghartig en betweterig opzij schuiven.
In onze geloofsbelijdenis proberen wij te vatten wat er eigenlijk gebeurt: ‘Licht uit Licht, ware God uit de ware God, één in wezen met de Vader.”
Hij is een werkelijke mens in wie de werkelijke God tot ons komt. “Philippus, wie Mij ziet ziet de Vader, de onzichtbare”, zal Hij later zeggen.
En Hij gaat verder; “Neem en eet, mijn lichaam, mijn bloed”. Hem die wij de gans Andere noemen mogen wij ontmoeten en tot ons te nemen in een gewoon stukje brood.
Geboren, gestorven en verrezen, dat is de hele levensweg, de hele boodschap, er is de engel van het kerstverhaal en die bij het lege graf. Het vleesgeworden Woord dat onder ons heeft geleefd en dat voor ons een weg van liefde een barmhartigheid heeft uitgetekend, een remedie tegen een verharde wereld. Hij nodigt uit, daagt uit, in alle vrijheid wil Hij veel harten winnen. Maar dan moeten wij ons even kwetsbaar durven opstellen als het zo kwetsbare kind. Om ook nu Kerstmis te laten ‘gebeuren’.
Kerstmis is een aanklacht tegen al wat er misloopt in onze wereld, maar ook een remedie en een aanmoediging om er wat aan te doen.
En hoe kan Kerstmis weer gebeuren?
Waar mensen hun geschillen overwinnen en mekaar weer de hand reiken. Waar vluchtelingen de deur van de herberg niet op de knip vinden; waar in de warmste week vergeten goede doelen volle aandacht krijgen, waar daklozen in winterse avonden nachtopvang kunnen vinden, en overal waar in de kerstnacht mensen de wake houden zoals de herders, klaar om hulp te bieden: in de klinieken, bij de politie, de brandweer…, waar chauffeurs klaar staan voor de feestbussen. Dingen die wat tussen de vanzelfsprekende plooien vallen, maar die onze waardering verdienen. En dan mag ik zeker Mohamed El Bachiri niet vergeten. Hij verloor zijn vrouw Loubna bij de aanslag in het station Maalbeek. In Terzake getuigde hij dat hij van geen haat wil weten, hij leeft nog van de liefde voor zijn vrouw en kinderen. En hij riep op tot een jihad van liefde. Allemaal sterretjes aan de donkere hemel, remedies uit de kerstnacht tegen een verharde wereld.
Overal ook waar gewone mensen zoals wij de deur van onze herberg laten tegen staan zodat wie hulp zoekt zijn verhaal ook kan kwijtraken.
Voor u allen een zalig kerstfeest! Ook voor wie thuis moest blijven en er hier niet bij kon zijn.
Bert Taeymans