Vertrouwen op Gods vaderlijke leiding.
Je een kijk op de wereld laten aanzeggen.
Om zo luisterend te leven.
Dat Gods plan door alles heen volvoert wordt
en dat Hij heel zijn schepping tot volmaaktheid zal leiden.

33ste Zondag door het Jaar

Misschien eerst een opmerking vooraf: Omdat het dit weekend weer het tweede weekend van de maand is, hebben we gisteren weer een echte kinderviering gehouden. En omwille van een zekere gemakzucht, luiheid zou ik het niet durven noemen, maar laten we het maar houden op “omwille van efficiëntieredenen” heb ik slechts 1 homilie voorbereid, waarvan ik opnieuw hoop dat jong en minder jong er toch iets aan hebben.
Om te beginnen ga ik jullie iets vertellen, beste mensen, waarvan ik bijna zeker ben dat een gedeelte onder jullie dat nog niet weten. Het is bijna Nieuwjaar. Of anders gezegd, we bevinden ons nu in de eindejaarsdagen. Nu zie ik jullie denken: die Henk, ofwel is die zat, ofwel is die zot, ofwel heeft die een slag van de molen gekregen. Oudjaar, Nieuwjaar, dat is pas over anderhalve maand. Welnu, ik ben niet zat, ik ben niet zot, en ik heb ook geen slag van de molen gekregen. Ik heb jullie wel een klein beetje misleid. Jullie denken natuurlijk aan een kalenderjaar, dat loopt van 1 januari tot 31 december. En jullie kennen natuurlijk ook allemaal een schooljaar, dat loopt van 1 september tot 30 juni. Maar er is ook het kerkelijk jaar, het liturgisch jaar, om het mooie woord te gebruiken. En dit kerkelijk jaar begint steeds met de eerste zondag van de advent, dit is dus over 2 weken. En dit betekent ook dat volgend weekend, met het feest van Christus Koning, het laatste weekend is van het kerkelijk jaar.
Trouwens over volgend weekend gesproken. Volgende zaterdag is het weer een zeer bijzondere viering. We vieren dan de naamopgave van onze jongeren die op 1 mei hun vormsel zullen doen. Al die jongeren komen dan voor heel de kerk hun naam zeggen, en, ook al zeg ik het zelf, dit is altijd weer een zeer mooie, intense viering. Bij deze zijn jullie dan ook allemaal van harte uitgenodigd om deze viering bij te wonen.
Maar laten we dan eens terugkeren naar het evangelie dat we zojuist gehoord hebben. Je zou eigenlijk mogen verwachten dat het er wat vrolijk en opgewekt zou aan toe gaan, zo op het einde van het kerkelijk jaar. Net zoals we ook vrolijk zijn en feest vieren omdat het Nieuwjaar is of omdat het schooljaar gedaan is en de vakantie kan gaan beginnen. Maar niets is minder waar. We horen Jezus spreken van verwoestingen, hevige aardbevingen, hongersnood, oorlogen. Jammer genoeg allemaal vreselijke dingen die we vandaag nog steeds meemaken. Maar tegelijk zegt Jezus ons ook: we moeten blijven getuigenis afleggen, en we moeten standvastig zijn in ons geloof.
Niet gemakkelijk, is het niet? Wat wil Jezus daarmee bedoelen? Ik denk dat hij het volgende hiermee wil zeggen: Mensen vandaag, die kunnen bijna alles. We kunnen naar de maan vliegen. We kunnen met andere mensen die heel ver weg zijn, toch contact hebben via telefoon en mail. We kunnen met de auto in een tunnel onder de zee rijden. We bouwen wolkenkrabbers van 1 km hoog, stel je eens voor. Er zijn robots, die heel veel taken kunnen uitvoeren. En ga zo maar door. Maar, betekent dit dat alle mensen vandaag gelukkig zijn? Helemaal niet. “Alles kunnen”, “een superster zijn in de sport- of muziekwereld”, “heel rijk zijn om alles te kunnen kopen wat je maar wil”. Dit is geen garantie of geluk. Er is meer nodig. We kennen allemaal mensen die het heel moeilijk hebben, ook al hebben ze niet te maken met hongersnood of armoede of geweld. En zie maar hoeveel popsterren er niet zijn die verslaafd zijn aan alcohol of andere dingen, omdat ze zich doodongelukkig voelen.
Er is meer nodig om echt gelukkig te zijn. En hierbij kan Jezus ons helpen. We mogen het goed hebben, ’t is plezant dat je een spaarvarkentje hebt waar wat centjes inzitten, we zijn blij dat we genoeg te eten hebben. Maar echt gelukkig worden we pas, wanneer we niet alleen naar onszelf kijken, maar wanneer we dit alles kunnen delen met andere mensen. Wanneer we weten dat we op die manier ook andere mensen blij en gelukkig kunnen maken.
Hoezeer onze huidige wereld ook voorziet in zovele behoeften, de mens zoekt toch steeds naar een dieper fundament. De mens blijft een zoeker naar een diepere relatie. En voor ons christenen, is dit ook een stuk zoeken naar de levensbron, de bron die wij God mogen noemen.

Henk Corluy

Zacheüs

Lieve mensen,
Vandaag is het evangelie over Zacheüs, een tollenaar, een belastinginner.
Tollenaars hebben de naam van ‘sjoemelaars’, van oneerlijke mensen. Ze steken geld dat hen niet toebehoort in eigen zak en worden rijk op die manier. Het volk kijkt op hen neer, moet niets van hen weten. Nu, Zacheüs heeft gehoord dat er een man komt naar zijn stad, Jericho. Een man die, naar het schijnt, zieken geneest en andere wonderen verricht. Hij praat over God als Zijn Vader.
Zacheüs blijft er niet onverschillig onder. Misschien is hij gewoon maar nieuwsgierig en wil hij die man wel eens zien van dichterbij. Of misschien heeft hij nu al het verlangen Jezus te ontmoeten, God te ontmoeten om bevrijd te worden van zijn zonde, zijn oneerlijkheid, zijn gestolen rijkdom.
Waarschijnlijk was er het verlangen, want hij zet zich niet gewoon tussen de menigte. Nee, hij loopt heel hard en klimt in een vijgenboom.
Misschien is het toevallig, maar in het boek van Genesis is er ook een vijgenboom. De boom waar Adam en Eva een blad van hebben genomen om zich voor elkaar te verstoppen. Adam en Eva schaamden zich voor elkaar. Zacheüs verstopte zich misschien ook uit schaamte. Misschien schaamte voor de menigte? Of schaamte voor Jezus?
Dus Zacheüs wacht in de boom op Jezus. Hij is verstopt, maar heeft het oprechte verlangen Jezus te ontmoeten.
En dan gebeurt er voor Zacheüs een wonder. Jezus komt voorbij, kijkt op naar hem en spreekt hem bovendien aan met zijn naam. Moet je es voorstellen! Je verduistert massa’s geld, je wordt geminacht door je omgeving, je voelt je klein en beschaamd. Je verstopt je in de boom en kijkt stiekem naar beneden. En dan ineens wordt jouw naam gekozen uit de honderden mensen die zich rondom Jezus dringen. Jezus kijkt niet neer op jou, Hij kijkt letterlijk zelfs op naar jou. Stel je voor! Dat moet overweldigend zijn! En daar houdt het niet bij op. Jezus noemt Zacheüs niet enkel bij naam. Hij vraagt hem te gast te mogen zijn in zijn huis.
Zacheüs had het oprecht verlangen Jezus te ontmoeten. En kijk, er is niet alleen een ontmoeting. Hij mag hem zelfs thuis ontvangen!
Ongeacht wie hij is en wat hij gedaan heeft… Het verlangen was genoeg. Jezus bevrijdt hem en vervult hem met blijdschap.
Wat met ons? Kunnen wij als Zacheüs zijn? Ons klein voelen, maar toch Jezus toelaten om bij ons thuis te komen in ons hart? Laten wij Hem toe ons te bevrijden van onze zonden?
Dat doet mij denken aan het sacrament van de biecht. Ik ga u een voorbeeld geven van een momentopname uit mijn leven waar ik me bevrijd voelde door Jezus in het sacrament van de biecht, intussen een paar jaar geleden.
Een aantal dagen voor ik zou gaan biechten bad ik om de genade mijn zonden te mogen zien. Ik had nog nooit geprobeerd zoiets te vragen aan God. En Hij beluisterde toen mijn gebed, want iets later kreeg ik het prangende besef dat ik mijzelf op een pied de stale zette, mij een beter mens waande dan anderen enkel en alleen omdat ik christen was. Dat besef heeft mij toen echt pijn gedaan. Ik ben letterlijk op mijn knieën gegaan en heb bij het kruis tranen met tuiten geweend! Met dit besef en verdriet en het vurige verlangen echt christen te willen zijn, ben ik toen gaan biechten. En dat was ècht zo’n bevrijdende en liefdevolle ervaring! Een beetje een Zacheüs-ervaring misschien…
Jezus kijkt naar ons op met liefde, noemt ons bij onze naam en vraagt bij ons binnen te komen.
Nu, we kunnen ons vereenzelvigen met Zacheüs, maar we kunnen ook eens kijken naar de menigte.
Stel je voor dat Jezus letterlijk terugkomt, hier in Westmalle. We gaan allemaal langs de straat staan, ’t is er zwart van het volk. Wij hebben ons hele leven gebeden, de bijbel bestudeerd, geprobeerd naar Zijn woord te leven en kijken ernaar uit Hem eindelijk eens te zien en te spreken. Jezus komt voorbij, gaat aan ons voorbij en stopt bij een boom langs de weg waarin één van de beruchtste kinderverkrachters verstopt is. En Jezus zegt aan hem: “Bij jou wil ik deze avond te gast zijn!”
Zouden wij misschien ook niet morren? Zou jij ’t kunnen verdragen? Ik zou toch eens even slikken, denk ik.
En dan is er nog Jezus. We zijn geroepen om te zijn zoals Hij.
Weer hetzelfde verhaal: hier in Westmalle, de straten, zwart van het volk. Allemaal staan ze te wachten om jou te zien, om jouw liefde te krijgen.
Voor vanavond zoek je nog een slaapplaats. Bij wie nodig jij jezelf uit? Bij Zacheüs, van wie iedereen weet dat hij steelt? Bij prostituees of andere marginalen?
Of kies je eerder voor de veilige weg en breng jij je avond door met mensen die op dezelfde golflengte liggen als jou?
We kunnen Zacheüs zijn, klein en zondig, vol verlangen Jezus te zien en zo blij Hem in ons hart te ontvangen.
We kunnen de morrende menigte zijn en neerkijken op wie in zonde leeft. Ingenomen door onszelf waarbij we de Liefde aan die andere niet gunnen of denken dat wij ze wel verdienen en de andere niet.
We kunnen ook als Jezus zijn: oog hebben voor kleine mensen, de Liefde doorgeven aan zwakkeren in de maatschappij. Ingaan op hun verlangen om liefde te krijgen. Durven thuiskomen bij hen.

Dorien Vanbel

28ste ZONDAG DOOR HET JAAR

De homilie die jullie vandaag gaan horen, is een homilie die eigenlijk meer naar kinderen toe gericht is. Ik wil hiermee zeker niet bedoelen dat ik jullie intellectuele eigenschappen niet hoger inschat, integendeel. Wel, de echte reden ligt in het feit dat we gisteren in onze kerk weer een echte kinderviering hadden. Elke tweede zaterdag van de maand doen we dit, en dan hebben we ook een heel tof en goed kinderkoor van ongeveer 15 jongens en meisjes die deze viering opluisteren. En ik heb voor de gelegenheid ditmaal de rollen omgedraaid. Waar het meestal een homilie op grote mensenmaat betreft, waar de kinderen zich vaak in verloren voelen, is het nu een homilie geworden op kindermaat, waarvan ik echt hoop dat jullie het toch de moeite waard zullen vinden. We hebben dan gisteren tijdens de homilie ook alle kinderen hier voor ons laten neerzitten, zodat we ze direct konden aanspreken.
En om jullie in de juiste sfeer te brengen, gewoon even dit: mensen, we zijn toch allemaal kinderen van God, niet?
Zo zijn we gisteren aan de homilie begonnen, luister maar:
Beste jongens en meisjes, we hebben nu de eerste en de tweede lezing gehoord, en daarnet heeft onze priester Bert ons het evangelie voorgelezen. En dan weten jullie wat er volgt, is het niet? Inderdaad, de homilie, de preek. Verschrikkelijk, zo lang stil moeten zitten, en zo saai. Trouwens, niet alleen kinderen vinden de preek vaak saai, ook soms grote mensen. Toen ikzelf nog een kind was, ging ik ook elke week met mijn ouders naar de mis. Weet je wat ik toen regelmatig heb gezien? Als de priester met zijn preek begon, gingen bij sommige mensen, en vooral bij de vaders, de ogen dicht en het hoofd omlaag. En dat was niet omdat zij heel aandachtig wilden luisteren, maar gewoon om tijdens de preek een slaapje te kunnen doen.
Nu, ik beloof jullie dat ik het heel kort ga houden, en ik ga mijn best doen om het niet saai te laten worden.
Want dat moet ik jullie wel vertellen. Als je nu echt goed probeert te luisteren naar het evangelie, is het meestal een heel boeiend verhaal. Zo is het ook met het evangelie van vandaag.
Jezus die is onderweg, en opeens ziet hij aan de kant van de weg tien melaatsen. Melaatsen, dat zijn zieke mensen. Doodzieke mensen, die niet meer kunnen genezen worden. En bij die tien is er één vreemdeling bij. En wat doet Jezus? Hij geneest ze allemaal. Maar slechts één van die tien komt naar Jezus om hem te bedanken. En die éne, dat is juist die vreemdeling. En natuurlijk is Jezus enorm ontgoocheld en bedroefd dat die negen anderen niets tegen hem komen zeggen, en er gewoon vandoor gaan.
Ik denk dat we zeker twee belangrijke punten uit dit evangelie moeten proberen te onthouden:
Eén: Jezus is er altijd voor ons. Hij helpt ons en geeft ons moed als we het moeilijk hebben. Eigenlijk is het juist zoals ouders die er altijd voor hun kinderen willen zijn. Maar Jezus is niet alleen bij ons, maar bij alle mensen. Dus ook bij mensen met een andere huidskleur, vreemdelingen. Jezus maakt geen onderscheid tussen mensen. Voor hem is iedereen gelijk.
En daarom vraagt hij aan ons, dat wij dat ook zouden doen. Iedereen helpen, voor iedereen proberen goed te doen, zonder onderscheid van ras en taal.
En twee: dankbaar zijn. Zoals die vreemdeling die Jezus komt bedanken omdat hij genezen is. ’t Is toch zo plezant om een “dank u” te krijgen als je iets voor iemand hebt gedaan. Of omgekeerd, als je tegen iemand “dank u” kan zeggen. En denken we maar eens aan hoe gelukkig we wel kunnen zijn wanneer onze kinderen ons zo eens “dank u” zeggen voor bijvoorbeeld het lekkere eten. “Dank u”, twee kleine woordjes, die echt heel belangrijk zijn, en die de wereld veel beter kunnen maken.
Dank u, jullie allemaal, dat jullie naar deze woorden wilden luisteren.

Henk Corluy

27 ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Heer, geef ons meer geloof”. Met deze woorden van de leerlingen begon het stukje evangelie vandaag. Maar zo’n zondagsstukje evangelie valt niet uit de lucht, het hangt samen met een ruimere context, het maakt deel uit van het hele evangelie.
De vraag is dus: hoe komt het dat de leerlingen die toch al enige tijd met Jezus op stap zijn, toch bij Hem komen met de vraag om meer geloof? Wat was eraan voorafgegaan en hoe kwamen ze tot de bevinding dat het met hun geloof toch maar pover gesteld was? Wat heeft hen zo onzeker gemaakt? Hoe zijn ze de vaste grond onder hun voeten kwijt geraakt?
Het kan dus nuttig zijn even een bladzijde terug om te slaan bij Lucas hier. En wat vinden we daar?
Na het Lazarusverhaal van vorige zondag volgen er twee aanbevelingen van Jezus. Hij zegt: “Het is onvermijdelijk dat er mensen ten val komen, maar wee degene die daarvoor verantwoordelijk is, let dus goed op jezelf”. En Hij voegt eraan toe: “Als je broeder zondigt en berouw heeft, vergeef hem dan. En als hij zeven maal op een dag tegen je zondigt en zeven maal naar je terugkeert en tegen je zegt: ‘ik heb berouw’, dan moet je hem vergeven”.
Dat was het dus dat de leerlingen nog niet aankonden, waar ze over struikelden, daar waren ze niet op voorzien. Klaar staan om te vergeven als iemand je ergernis geeft, tot zeven keer op een dag toe, en er vooral op letten dat je zelf geen ergernis geeft. Dat lijkt hun helemaal niet eenvoudig als opgave. Want zoiets kan diep graven. Met ‘oog om oog, tand om tand’ waren ze vanuit hun achtergrond meer vertrouwd. Hoe begin je dan aan zo’n tegendraadse opgave? Zo’n totale ommekeer?
Ze zien meteen in dat geloven meer is dan optrekken met die nieuwe rabbi, meer dan een handje toesteken om brood uit te delen wanneer een grote menigte te eten moet krijgen, meer dan hopen op een goed zitje dicht voor later, bij de Heer. Geloven is ook meer dan een aantal zaken met het verstand aanvaarden, meer dan een kwestie van weten, het heeft te maken met je diepe levensoriëntatie, het is een kwestie van zijn en doen. Als iemand fout gaat en je ergert, dan klaar staan om te vergeven en vooral zorgen dat je zelf geen ergernis geeft. Het is een tweesnijdend mes.
Om aan vergeving toe te komen moet je gaan graven in je eigen hart. In het Oude Testament laat de Heer door zijn profeten zeggen: “Ik zal je hart van steen wegnemen en het vervangend door een hart van vlees”. Wie volgeling van Jezus wil worden, moet dus de hardheid van zijn eigen hart aanpakken. Het is een kwestie van groeien op de weg van barmhartigheid. En dat schrikt de leerlingen toch wel wat af, ze voelen zich daartoe niet bekwaam als ze louter op zichzelf aangewezen zijn: daarvoor rekenen ze op Jezus zelf. “Heer, geef ons meer geloof”.
Met drie herkenbare situaties uit hun omgeving gaat Jezus dat nu verduidelijken: het mosterdzaadje, de moerbeiboom en de knecht.
Jezus maakt hun duidelijk: je zou er van opkijken als je besefte waartoe zelfs een klein geloof in staat is. Daartegen heeft zelfs de moerbeiboom met zijn wijdvertakte wortels om in droog gebied te kunnen overleven, geen verweer. En wat gebeurt er trouwens met die moerbeiboom? Wie een sterk geloof heeft beschikt over de kracht om hem in zee te werpen, het beeld van de oneindigheid, van God. Geloven is zich in Gods handen geven, zich aan Hem toevertrouwen, je laten opnemen door Hem. Jezelf laten ontwortelen en misschien sommige vertrouwde aantrekkelijke dingen loslaten om zich in God te nestelen.
En de hoeveknecht? Die mag niet verwachten dat hij als eerste mag aanschuiven voor het avondmaal, nog vóór zijn meester. Hij heeft gedaan wat hem was opgedragen hij heeft alleen maar zijn plicht gedaan. Hij kan geen rechten laten gelden. Maar ons maatschappelijk klimaat is er meer een van rechten dan van plichten. Zo was het ook bij de vader met de twee zoons: de oudste, die altijd trouw meegewerkt had, kon toch geen rechten laten gelden. Hij kon er alleen op rekenen te mogen delen in de volle liefde van zijn vader. Zo is het ook tegenover God: wij kunnen geen rekening presenteren, geen werkingskosten aanrekenen. Wij kunnen alleen rekenen op de liefde die Hij ons meedeelt.
De leerlingen vragen om meer geloof. En hoe worstelen wijzelf met ons geloof ? Kennen wij ook niet dat gevoel van onmacht? Ervaren wij ook niet die onzekerheid?
Vooral de laatste maanden stond dat geloof erg onder druk. Een paar weken terug kreeg ik op een avond een telefoontje van een oud-leerling. Hij zei: “De laatste week heb ik veel aan u gedacht, want na al wat er de laatste tijd zoal naar boven gekomen is, dat moet u toch ook pijn gedaan hebben”. Dat telefoontje deed mij deugd, want ja, wat er gebeurd is heeft mij pijn gedaan en zoals het ons allemaal pijn heeft gedaan. Wat sommigen ervan gemaakt hebben, maakt ons beschaamd, wij zijn toch ook een levend deel van die kerkgemeenschap, wij behoren tot de club. De Kerk moet daarin haar weg zoeken, conclusies trekken en verantwoordelijkheid opnemen.
Waar loopt dan onze weg uit de tunnel? Zoals de leerlingen bidden wij dat ons geloof sterk genoeg mag zijn om dat alles te trotseren. Daarbij kunnen wij elkaar tot steun zijn, dat helpt, net zoals het telefoontje dat mij verraste.
En ondertussen houden wij ons vast aan het woord van de Heer, want onze club is geen louter menselijke club, het is de club van Jezus zelf “Ik zal met u zijn tot aan het einde der tijden.” Wij zullen Hem nog hard nodig hebben.

Bert Taeymans

26 ste ZONDAG DOOR HET JAAR

In het evangelie van vandaag klinkt het lot van de ‘rijke’ ons wel bijzonder hard in de oren. Die man had niet eens misdaden gepleegd waarvoor we hem wel naar de hel zouden kunnen wensen; hij had Lazarus ook niet mishandeld of zelfs niet uitgescholden…. Hij had hem gewoonweg niet ‘gezien’… en daarom komt hij in de hel terecht! Eigenlijk vinden we dit wat overdreven.
We hebben het als maar moeilijker met het woordje ‘hel’, tenzij als beeldspraak dan.
Trouwens, onze generatie heeft de duivel al afgeschaft, dus logischerwijze bestaat de hel ook niet. We kennen allemaal het zinnetje: ‘de hel bestaat wel maar hij is leeg’. We laten het allemaal liever over aan ons geweten ( we oordelen zelf over goed en kwaad ) en aan ons gezond verstand ( als wíj niemand echt naar de hel willen sturen , waarom zou God dit dan doen? ) En daarmee is de kous af.
Of toch niet?
Kunnen we zomaar de vele verwijzingen van Jezus naar het ‘verloren gaan’ van de zondaars afdoen als ‘stok achter de deur’? De heiligen zijn hier heel erg mee begaan en bidden hartstochtelijk voor de bekering van zondaars en voor hun heil. In haar vele boodschappen bij verschijningen drukt Maria ons ook telkens weer op het hart te bidden voor de zondaars.
En een vraag die ons , christenen, vaak wordt gesteld is : ‘Wat zal het lot dan zijn van de mensen die nooit van Christus hebben gehoord of een andere godsdienst belijden? ‘
Met al deze bedenkingen hebben we het bijzonder moeilijk. En het zal voor ons mensen tijdens ons aardse leven altijd wel een mysterie blijven.
Enkele overwegingen kunnen ons op weg helpen om er een beetje wegwijs in te geraken.
Ten allen tijde hebben de mensen een systeem bedacht waarbij diegenen die ‘verkeerd’ handelden werden beoordeeld en veroordeeld tot een straf ter vergelding van het kwade dat ze hadden aangericht tegenover iemand of tegenover de gemeenschap. Dit gevoel van rechtvaardigheid is universeel en blijkt eigen te zijn aan het menselijk bestaan. We zijn gemaakt naar Gods evenbeeld. Hoe zou het dan in Gods Rijk anders kunnen zijn ? Wordt God niet de Rechtvaardige Rechter genoemd? Op de één of andere manier die wij niet begrijpen moet ‘rechtvaardigheid geschieden’.
Vanuit een psychologisch standpunt bekeken wordt dikwijls de volgende redenering gemaakt.
Van iemand die heel zijn leven hardvochtig en zelfzuchtig is geweest zegt men dat hij een ‘hart van steen’ heeft. Wanneer zo’n ziel voor God verschijnt, die één en al Liefde is, zal deze niet in staat zijn deze liefde te beantwoorden.
Zo zal ook een hooghartig en machtslustig persoon die heel zijn leven resoluut Gods vergiffenis en barmhartigheid heeft geweigerd ook niet op het ultieme moment in staat zijn om schuld te bekennen en Gods barmhartigheid te ontvangen.
In het evangelie staat ook duidelijk dat zelfs het zien van mirakelen -‘ zelfs niet iemand die uit de doden is opgestaan’ zegt het evangelie – de mens niet kan verplichten tot geloven in God en tot bekering.
Waar het uiteindelijk allemaal om draait is dit : God heeft de mens geschapen met een vrije wil en laat het dus aan de mens zelf over om in God te geloven en zijn liefde met liefde te beantwoorden en zijn barmhartigheid te ontvangen.
Liefde is de uiteindelijke maatstaf. Sint Paulus zegt het duidelijk: al bezit ik alle deugden, als ik de liefde niet bezit, ben ik niets. Liefhebben en liefde geven ligt in ieders bereik, christen of niet. God heeft in ieder mens dezelfde vonk van zijn Liefde geplaatst. Het komt de mens toe deze vlam aan te wakkeren tot een laaiend vuur.
En hier is dan het goede nieuws.
God mag dan de rechtvaardige rechter zijn, Hij is ook één en al Barmhartigheid.
Dat is ons geluk : Gods hart is zachtmoedig en beïnvloedbaar. Wij kunnen Hem a.h.w. van gedachte doen veranderen door onze gebeden, voor onszelf, voor onze naasten, voor de mensen van de hele wereld, en zelfs voor hen die al gestorven zijn. Zij die vertoeven in wat we het vagevuur hebben genoemd en die, zoals het goud uit het erts wordt gezuiverd, door de Liefde worden verteerd totdat ze, getooid in wit gewaad, in staat zijn in Gods glorie te treden.
We hoeven geen helden, martelaars of asceten te zijn om het Rijk Gods binnen te gaan. God zal enkel aandacht hebben voor onze liefde, liefde voor Hem en voor onze medemens. Het ligt dus in ons bereik zelf te bouwen aan ons heil.
En ten slotte kunnen we ook onze verantwoordelijkheid opnemen en het goede nieuws brengen aan hen die het nog niet gehoord hebben. Daarvan zullen we ook rekenschap moeten geven, want : van wie veel gekregen heeft, zal ook veel gevraagd worden.
Met deze drie simpele opdrachten kunnen we meteen aan de slag: bidden, liefhebben en het goede nieuws ronddragen. Laten we vandaag nog opnieuw kiezen voor het leven, en zelfs… voor het eeuwig leven.

Claudine Gunzburg

25 ste ZONDAG DOOR HET JAAR

“Goeie middag allemaal!” Een rentmeester wordt aan de deur gezet omdat de boekhouding niet klopt en zit met de handen in het haar over zijn eigen toekomst. Plots ziet hij het licht “Ik weet al wat ik moet doen om te zorgen dat ze me, na mijn ontslag als rentmeester, in hun huis ontvangen”. Zijn oplossing lijkt voor ons absurd: “hij wordt een nog slechtere rentmeester, hij gaat nog meer oneerlijk zijn” toch prijst de heer deze oneerlijke rentmeester en zegt Jezus hierop: “Maak vrienden met behulp van de valse mammon, het geld, als die je dan ontvalt zullen ze je ontvangen in de eeuwige tenten”.
Dit antwoord van Jezus komt mij wat vreemd over. Waar normaal gezien geld en macht taboe is in de Bijbel, wordt er nu letterlijk gezegd dat we geld of macht mogen gebruiken om vrienden te maken en zo onszelf te redden, is dat niet tegen de algemene filosofie? Maakt geld dan toch gelukkig? Bovendien draait het op het einde toch weer naar de andere kant wanneer gezegd wordt dat men maar één heer kan dienen; er staat: “jullie kunnen niet God dienen én de mammon”.
Toch kunnen al deze schijnbare tegenstrijdigheden een boodschap vertegenwoordigen, maar misschien niet de boodschap die het meest voor de hand ligt.
Een citaat uit de film “la meglio Gioventu”, heeft voor mij hierbij als wegwijzer gediend: “Ben je gelukkig? Wees dan mild.”
Hoe kan “een kind van de wereld”, zoals het gezegd wordt, mild zijn voor zijn naaste, zijn naaste liefhebben, tijd maken voor de Ander en God, tijd maken voor iemand in nood als hij tot over zijn oren in zijn eigen zorgen zit, en daar al zijn aandacht voor nodig heeft? Als hij maar geen job vindt, als hij zijn rekeningen niet kan betalen? Als hij het gevoel heeft door iedereen verlaten te zijn en helemaal alleen op de wereld te staan, als hij nergens naartoe kan?
Wij zijn allemaal mensen, met onze eigen grenzen, bij iedereen liggen die grenzen anders, maar het blijven wel grenzen. Uitgerekend daarvan is Jezus zich ook bewust. Wij zijn kinderen van de wereld.
Als we goed willen doen voor iemand anders, moeten we ons eerst zelf goed voelen, wat reservecapaciteit opbouwen om er de zorgen van de mensen die we tegenkomen er ook nog bij te kunnen pakken en te kunnen helpen, op welke manier dan ook.
Even een karikatuur om het belang van deze reservecapaciteit te illustreren. Iedereen kan zich wel een moment herinneren waarop hij, slecht geslapen had, te laat op zijn werk kwam uitgerekend een dag waarop geen seconde te verliezen viel en een aantal belangrijke dingen moesten gebeuren. Dan wordt de verleiding groot om net iets te bitsig of iets te hevig te reageren op een collega die het allemaal wel goed bedoelde. Als die collega dezelfde vraag gesteld had op een dag die minder grijs begonnen was, toen u met de fiets in de ochtendzon naar het werk kon gaan en fluitend achter uw bureau kon gaan zitten, had u met veel plezier een handje toegestoken en naast het antwoord op zijn vraag nog een babbeltje gedaan over de kinderen.
De kinderen van de wereld worden tegenover de kinderen van het licht geplaatst.
Wie zijn dan die kinderen van het licht? De mensen die erin slagen om, net zoals Jezus, zichzelf en hun eigen zorgen zodanig opzij te zetten om er voor de ander te zijn. Onze heiligen. Dit is en blijft het ideaal en hier moeten we zo veel mogelijk naar streven, maar dit is niet aan iedereen besteed, of moet ik zeggen dit is aan bijna niemand besteed”, we blijven mensen en dat is geen schande.
Jezus is realistisch genoeg om dat in te zien, daar zit nu de boodschap. Als u toch prachtige en indrukwekkende voorbeelden van kinderen van het licht wil zien, raad ik u aan van de film Des hommes et des dieux, die nu in de cinema speelt te gaan kijken. Deze film gaat over de 7 Trappistenmonniken die in 1996 vermoord werden in Algerije en zo hun leven gaven voor de mensen waar ze zo van hielden. Wat het mooiste is in deze film en wat de film zo indrukwekkend maakt zijn de redeneringen, die maken dat ze van “kinderen van de wereld”, elk met hun eigen zorgen en de zorgen om hun eigen leven, naar “kinderen van het licht” evolueren en hun leven letterlijk geven voor de ander…
“Je leven heb je al gegeven, je kan het niet meer verliezen, wat er ook gebeurt” De film is een prachtige getuigenis, ik maak er met plezier hier even reclame voor, hij speelt voor de moment in de UGC aan de Rooseveltplaats in Antwerpen!
We mogen “wat we in onze macht hebben” gebruiken om eerst onszelf bij te tanken, maar er wordt nog een belangrijke richtlijn meegegeven: Deze reserves mogen niet op eender welke manier aangesterkt worden… “Wie betrouwbaar is, is betrouwbaar in het klein en in het groot, en wie in het klein onrecht doet, doet het ook in het groot.” We moeten op een wijze manier handelen, met een lange termijnvisie. We moeten ons geweten respecteren, en dat houdt in de eerste plaats ook in dat we de regels van onze godsdienst en de regels van de maatschappij zeker niet aan onze laars mogen lappen.
De reserves mogen niet ten ALLEN prijzen opgekrikt worden. We mogen wel onze creativiteit gebruiken om onszelf veilig te stellen, maar het moet een MIDDEL blijven en mag geen DOEL worden. Want “Je kunt niet tegelijk God dienen en de mammon”. We mogen er niet afhankelijk van of verslaafd aan worden. Het ultieme doel blijft nog steeds “onze naaste liefhebben zoals onszelf”; onszelf én de naaste, beiden.
Dit hoger, of zelfs hoogste doel heiligt in bepaalde omstandigheden een aantal middelen.
Moraal van het verhaal: We MOGEN en MOETEN de kerk in het midden houden, in de letterlijke en figuurlijke zin.

Eveliene Van Assche

24 ste ZONDAG DOOR HET JAAR

Beste mensen, de parabel van de verloren zoon, opnieuw zo´n verhaal dat ons heel bekend in de oren klinkt. De verloren zoon. Verloren. Het kan iedereen overkomen. Je hebt iets kostbaars verloren en je tracht er alles aan te doen om het terug te vinden. Het kan dan gaan om een voorwerp dat je heel dierbaar is, bijvoorbeeld een beeldje of een postkaart, en dat je bent kwijtgeraakt. Maar het kan evengoed gaan over het kwijtraken van een mens. Een kind verlaat zijn ouders, of je bent zelf op de dool, verdwaald in je eigen leven.
Dit is de rode draad doorheen het evangelie: verliezen, zoeken en vinden – of verloren gelopen, gezocht en gevonden worden. En dan de grote vreugde als alles of iedereen weer terecht is.
We lezen dat het schaap, het muntstuk en de jongste zoon verloren zijn. Stuk voor stuk duidelijke symbolen, duidelijke voorbeelden. Het schaap bijvoorbeeld. Afgedwaald en gekwetst. Het kan niet meer mee met de kudde, en moet op de schouders worden gedragen. We zien het dagelijks om ons heen gebeuren: de kudde die maar voortholt, en sommigen die niet meer meekunnen. Of de jongste zoon, ook zeer herkenbaar. Hij is misschien wel de zoeker, die op het eigen houtje wil waarmaken, maar zo van het ene naar het andere ongeluk sukkelt.
En opnieuw treft me de brandende actualiteit van dit verhaal. Het kan zo maar in onze huidige samenleving geplaatst worden. Hoeveel mensen zijn er vandaag niet die op de één of andere manier niet met de kudde, niet met de massa mee kunnen? Kansarmen, zieken, gehandicapten, mensen die niet kunnen lezen of schrijven … De trein dendert voort, en als je er niet in zit, zal je ongetwijfeld achterop raken, want het is haast onmogelijk om nog op een rijdende trein te springen. En soms is het nog erger, namelijk in situaties waarbij mensen andere mensen opzettelijk uit de samenleving uitstoten. Ze mogen gewoonweg niet in de trein instappen. Dit gebeurde vroeger, denken we maar aan de tijd van de slaven, en dit gebeurt vandaag ook. Vreemdelingen, mensen van een andere religie, mensen zonder papieren, illegalen, en ga zo maar door.
Of we nemen het voorbeeld van de jongste zoon, die denkt dat hij het wel alleen aankan en er zo op uittrekt. Ook vandaag, waar gezinnen vaak uit elkaar vallen en zo kinderen, of moeder of vader ervandoor gaan, hopend op het geluk elders. Dikwijls is dit het begin van nog meer ellende.
Maar dan is er de herder, die zijn kudde achter laat om het ene verloren schaap te gaan zoeken. Of de moeder, die de lamp aansteekt en haar hele huis overhoop haalt, om dat ene muntstuk te gaan zoeken. En de vader, die overloopt van vreugde en een feest geeft omdat zijn jongste zoon terug thuis is. Hier is Jezus weer bij ons. Hier maakt Jezus ons duidelijk dat ieder mens, ook hij die achterop is geraakt of hij die op een dwaalspoor terecht is gekomen, zo waardevol is, dat wij altijd moeten proberen hem opnieuw op te nemen. Pas dan kunnen we als gelukkige mensen met elkaar samenleven, zonder jaloezie, iedereen het geluk gunnen, mensen thuis brengen, doordat we bewogen worden door de armoede en het lijden van mensen. Elkaars fouten vergeven, zodat de jongste én de oudste broer, in eenheid met hun vader, feest zullen vieren.
Want beste mensen, hier komt het op aan. Deze parabel van de verloren zoon heeft een open einde. Het blijft een open vraag: zal de nukkige oudste zoon delen in de vreugde van zijn vader, of koppig blijven weigeren? Want dat is nu precies het bijzondere aan een verhaal met een open einde: je kan zelf beslissen hoe het verder zal lopen.
Echter, dit is de vraag die vandaag aan ons wordt gesteld: hoe zullen wij het verhaal laten verderlopen. Niemand van ons zal beginnen met de oudste zoon ongelijk te geven. We kunnen ons in hem herkennen. We proberen God te dienen, met vallen en opstaan. Het lukt ons niet altijd en we moeten vaak herbeginnen. Maar eigenlijk is dit niet het punt. Het punt is: zijn wij bereid het gezichtspunt van God tot het onze te maken? Hoe ver willen we met hem meegaan, met onze medemens omgaan zoals God dat doet?
Het is niet aan mij om in jullie plaats te antwoorden. Ik wil jullie wel uitnodigen om hierover goed na te denken. Amen.

Henk Corluy

15 MEI

Vandaag staan deze teksten naast elkaar: de lezing uit het Boek Openbaring van Johannes, en het verhaal waarin Lucas twee vrouwen samen brengt.In het visioen van Johannes staan er twee tekens aan de hemel. Het eerste noemt hij een indrukwekkend teken, het is geen engel, of ook geen man, maar een vrouw. Niet zomaar een vrouw, maar een die een band heeft met de hele kosmos: zon, maan en sterren horen erbij.
Zij staat voor de nieuwe Eva, moeder van het volk Gods, moeder van de Messias.
Tegenover haar staat de draak, symbool van het kwaad, van de krachten die het opnemen tegen God. Met zijn kracht lijkt hij wel alles aan te kunnen. De vrouw verschijnt op haar meest kwetsbare moment: zij staat op het punt een kind te baren, maar de draak staat klaar om het te verslinden om zo zijn macht veilig te stellen, want in het kind ziet hij een bedreiging voor zijn heerschappij. Maar voor de draak de kans krijgt toe te slaan, wordt het kind in veiligheid gebracht bij God. En de vrouw die trekt – zoals Israël voordien – naar de woestijn: want dat is de plaats om alles los te laten en God te vinden. En als we even verder lezen in de tekst dan klinkt er een stem uit de hemel: “Nu zijn de redding, de macht, en het koningschap van onze God werkelijkheid geworden en de heerschappij van zijn Messias”.
Lucas brengt twee vrouwen samen, en laat ze elk een loflied zingen. Elisabeth staat voor het Joodse volk, Maria voor het volk dat haar Zoon zal samenbrengen. Lucas schrijft zijn evangelie voor joodse mensen die christen geworden zijn, en wil duidelijk maken dat het nieuwe geloof zijn wortels vindt in het vertrouwde joodse geloof.
Johannes schrijft in een tijd dat de christenen vervolgd worden, Lucas in een periode dat de christenen uit de synagoge verdreven worden en door de Romeinen vervolgd worden.
Openbaring roept een beeld op van de uiteindelijke zegepraal, het lied dat Maria bij Lucas zingt, is een overwinningslied. Maar dan wel een overwinning die heel anders uitpakt dan onze menselijke verwachtingen, want God is degene die alles omkeert, Hij werkt naar een omgekeerde wereld toe. Het zwakke is sterk in zijn ogen, het kleine is groot. De boodschap die Jezus later zal brengen in de bergrede, is hier al in de kiem aanwezig.
Maria zingt over verdrukten die bevrijd zullen worden, over armen die welstellend zullen worden en over heersers die hun macht zullen verliezen. Omdat God kiest voor het kleine en weerloze: Hij vraagt haar medewerking voor zijn plan waarbij het kleine groot moet worden en het grote klein. Wie onder zware lasten gebukt gaat, zal Hij oprichten en wie anderen doen lijden, zal Hij hard aanpakken. Het is een lied dat de strijd aanbindt met alles wat Gods bedoelingen met de mensen wil dwarsbomen. Elisabeth is iemand van aanzien, haar man is aan de tempel verbonden; Maria een eenvoudige vrouw, haar man is timmerman. Elisabeth herkent in haar kleine nichtje de moeder van haar Heer.
Voor dat alles dankt Maria, omdat ze zo gelukkig is dat God naar de kleintjes omziet, niet om ze wat moois voor te spiegelen voor na dit aardse leven, maar omdat Hij met zachte hand de armen kan benaderen en tegelijk ook met harde hand aanpakken wie anderen verdrukken. Omdat er een tijd komt waarin de rollen omgekeerd zullen worden, een tijd waarin het rijk Gods vorm zal krijgen. Het gaat niet over iets dat van bovenuit neerdaalt, nee, God wil daar mensen voor nodig hebben.
Vandaag vieren wij dat Maria omwille van haar onvoorwaardelijke beschikbaarheid ook verheerlijkt is: zij is de eerste die deel krijgt aan de overwinning van haar Zoon. Bij de laatste regels van deze homilie schoten mij wat flarden van een marialied te binnen dat wonderwel past bij deze dag: “Hoe schoon zijt gij vandaag, mijn lieve maagd Maria. Ik zie u o zo graag, Maria! Dicht bij u voel ik mij veilig, moeder, sta mij altijd bij.”
Als er één dag is waarop wij Maria ‘schoon’ mogen noemen, dan is het wel vandaag.
Schoon is zij, omdat zij de volheid is binnengetreden, omdat zij bereikt heeft waartoe zij geroepen was.

Bert Taeymans

18de ZONDAG DOOR HET JAAR

De pachter uit het evangelie had alles netjes uitgekiend en bedacht: een probleem van overvloed is een luxeprobleem dacht hij bij zichzelf, en dus gemakkelijk op te lossen. En de oplossing die hij uitgedacht had zou hem lange jaren van onbedreigde rijkdom kunnen opleveren, hij had immers veel meer dan alleen maar zijn schaapjes op het droge. Eén besluit drong zich op, en daar verlustigde hij zich in: “rust nu uit, eet en drink en geniet ervan”.
Maar Jezus doorprikt deze mooie dromen in dit verhaal van de rijke man. “Geen enkel bezit kan uw leven veilig stellen”, zo zegt Hij, “al die voorzieningen die je getroffen hebt, voor wie zijn die dan”, als je eenmaal aan het einde van je parcours bent gekomen.
Lang voordien had ook de schrijver van het boek Prediker dit begrepen: “Alles is ijdelheid”, schrijft hij, “en wat heeft de mens tenslotte aan al zijn geploeter en aan de zorgen waarmee hij zich op aarde kwelt”.
Af en toe worden wij geconfronteerd met gebeurtenissen die alle uitgeknobbelde plannen doorkruisen en op de helling zetten. Dat gebeurde nog pas vorige week in Duisburg: men had er alle vertrouwen in, met alle scenario’s had men rekening gehouden. Maar het zwakke punt kan zich schuilhouden op een heel kleine plek. Soms is er niet veel nodig om alle plannen als een kaartenhuisje in elkaar te laten storten. De Duitse documentaire die deze week op TV kwam eindigde na al de drukte en de spanning met de pijnlijke zin: “Nu is het onheimelijk stil in Duisburg, maar heel wat ouders weten nog niet of hun kind het overleefd heeft”.
Elk jaar wanneer ik in Armenië toekom en wanneer ik terug in ons land terug ben, stoot ik op dezelfde dieperliggende realiteit: zoveel dingen en situaties die wij als vanzelfsprekend en broodnodig ervaren, zijn dat plots niet meer in een andere omgeving. Dat raakt je scherp als je een warenhuis binnenstapt, als het tenminste niet een van de gesloten Carrefours is
Meteen ben je dan geconfronteerd met een heel andere levenswijze. Ik heb in Armenië geen honger geleden en daar is ook geen gevaar voor, maar het verloopt allemaal veel eenvoudiger.
Ja, laat ik het even over het eten hebben. Voor de warme maaltijden is de basis meestal pasta of rijst. En voor de boterham krijg je een afwisselend spel met slechts enkele elementen: een ei, tomaat, komkommer, kaas, salami. Als je die afwisselend gebruikt kun je elke dag al een ander ontbijt voorzetten. En met een beetje goede wil kun je er ook een paar verschillende koude schotels mee uitproberen.
Maar dan is er een van de kleuters die verjaart, en dat moet toch gevierd worden! Wat doe je dan ? Dan maak je feestelijke hapjes met hetzelfde brood als basis en je laat je fantasie de vrije teugel met hetzelfde vijftal beschikbare ingrediënten.
En wat doe je als je een afscheid wilt vieren? Dan bak je toch een pizza met jawel, dezelfde elementen.
Dat doet me denken aan de creativiteit en de vindingrijkheid van onze oorlogsmama’s: met een heel schraal palet konden zij soms wel toveren.
Twee kindjes uit het huis in Yerevan zijn in deze periode geadopteerd: Ignace, die ik sinds mijn eerste verblijf al ken is met nieuwe ouders naar Amerika vertrokken. En Stella zou kort na mijn vertrek ook die weg opgaan. Zijn nieuwe mama vertelde mij dat zijzelf ook als kind geadopteerd werd en dat wil zij nu ook aan andere kinderen gunnen. Zij heeft twee eigen kinderen en enkele andere geadopteerd uit verschillende landen. Ook zo’n afscheid wordt door allen meegevierd.
Met de zusters ben ik op hun vrijde enkele oude kerkjes gaan bezoeken: je vindt er heel wat die dateren uit de 7de eeuw. Sommige zijn verwaarloosd en bouwvallig na 71 jaar sluiting tijdens het communisme, andere zijn terug in gebruik genomen.
In het lege romaanse kerkje van Saghmossavank hebben de zusters die dag dan hun vespers gezongen: het was erg mooi, die heldere stemmen in dat eenvoudige landelijke kerkje. Ik zal het niet vlug vergeten, en de stemmen zal ik altijd blijven horen.
Paulus zegde ons vandaag: “Als gij met Christus verrezen zijt, zoek dan wat boven is”. Dat korte, mooie moment bracht ons daar erg dichtbij.

Bert Taeymans

17de ZONDAG DOOR HET JAAR

Het evangelie van vandaag gaat integraal over bidden – een thema dat in de geseculariseerde wereld van vandaag en zeker bij de jongere generatie met de nodige scepsis en een vragende blik wordt beluisterd. Graag wil ik met jullie het hebben over de waarde van het gebed ook in deze tijd.
Het is duidelijk dat Jezus zelf veel belang hecht aan het gebed. Herhaalde malen wijzen de evangelisten erop dat Hij zich afzondert om te bidden. Zo lezen we in het eerste hoofdstuk van Marcus, het oerevangelie, hoe een dag van Jezus eruitziet. Dit moet begrepen worden als een exemplarisch model voor alledag: het volk onderrichten, mensen moed inspreken en hun goeddoen, en bidden want er staat: “Vroeg, nog diep in de nacht, stond Hij op, ging naar buiten en begaf zich naar een eenzame plaats waar Hij bleef bidden.”
Als de apostelen op een persoonlijke en geëngageerde manier vragen:” Heer leer ons bidden”, dan gaat Hij in op hun vraag en geeft hun zijn overbekende antwoord. Via het onze Vader, geeft Hij ons aanwijzingen, een houvast van wat bidden voor Hem betekent. Wat ons allereerst opvalt is de aanspreking, Abba, wat vader betekent. Hiermee duidt Jezus op het persoonlijke, intieme aspect van het gebed. Nadien zien we twee facetten – eerst is er de dankzegging, het lofprijzen, nadien volgt er het vertrouwvolle smeekgebed gevolgd door een vraag naar barmhartigheid en een oproep tot standvastigheid.
Net zoals we de taal geleerd hebben om te spreken, worden we regelmatig geconfronteerd met ons onvermogen bij het communiceren in geloof. Ook nu moeten we de taal van het gebed leren en onderhouden. Hierbij is het meest effectief het persoonlijk gebed , maar ook het gemeenschappelijk gebed tijdens onze bijeenkomsten en in gezins- en groepsverband hebben hun waarde en plaats. Het kan met woorden maar evengoed woordeloos – in gedachten over mensen en dingen die je bekommeren en luisterend naar je diepste wensen en verzuchtingen. Door het gebed gaan wij een rechtstreekse dialoog aan met onze Vader, laten we Hem in ons hart binnen. Evenwel blijven veel mensen met de vraag en een stuk frustratie: worden we wel gehoord, krijgen we wel een antwoord? Ook hierop geeft Jezus zijn mening “Vraag en het zal gegeven worden. De Vader –die U lief geeft, zal de Heilige Geest geven aan wie Hem erom vragen”. Met andere woorden God schenkt ons zijn Geest, zijn levensadem – zijn manier van denken, voelen en handelen, zijn aanwezigheid in ons. Deze Geest brengt ons rust, vrede, geloof, liefde, vertrouwen, vreugde, hoop, moed, kracht en wijsheid. Inderdaad we krijgen niet altijd dat wat we vragen en verwachten, maar we krijgen dat wat goed voor ons is. God belooft ons geen reis zonder stormen, maar wel een behouden aankomst. Wij moeten God niet voorschrijven wat Hij moet geven. Hij weet beter dan wij wat we nodig hebben.
Bij dit alles onthouden we vooral dat bij het bidden niet de vorm, maar voornamelijk de inhoud en onze ingesteldheid –met name bidden met aandrang en vertrouwen – belangrijk zijn. Vooral dit laatste – bidden zonder ontmoediging, blijven kloppen op de deur, durven we niet zozeer: in ons smeken willen we niet ongemanierd overkomen, zijn we soms een beetje bang om duidelijke vragen te stellen. Ten slotte menen we dat God onze vraag toch niet kan beantwoorden. God heeft wel compassie met ons lijden, maar mirakels doet Hij niet meer. Georges Bernanos schreef in zijn dagboek van een dorpspriester in 1936: ” De ergste onvoorzichtigheid is de overvoorzichtigheid, want ze maakt de weg klaar om God niet meer nodig te hebben.” Als je niets meer durft vragen aan een geliefde, met aandrang, ben je al afstand aan het nemen.
Door te bidden verander je de wereld niet, zei Albert Einstein. Je verandert jezelf, en zo verander je de wereld.
Graag wil ik afsluiten met een tekst van een lied dat vandaag wel heel toepasselijk is.
Heer, leer ons bidden –innig en teer,
Bidden in geest en waarheid, o Heer
‘k Wens U te kennen, Uw wil en wet;
Geef me dan leiding bij mijn gebed.
Gij kunt versterken mijn zwakke wil,
Maken mijn hart zo wonderbaar stil.
Leer mij te bidden in donk’re nacht;
En ’t overwinnen in Uwe kracht.
Maak mij een werktuig van Uw genâ,
Schenk mij een blik op Golgotha.
Waar Gij eens bad voor zondaars als wij;
O, leer mij bidden Heer, zoals Gij.
Refrein:
O, leer mij bidden, Heilige Geest,
Gij Die mij steeds tot Gids zijt geweest.
Zwak is mijn harte, traag mijn gemoed.
O, leer mij, arme, hoe ‘k bidden moet
(uit Zangbundel “Glorie Klokken”, nr 183)

Rik Wuyffels

11de ZONDAG DOOR HET JAAR

Beste mensen, het evangelie van vandaag is opnieuw een verhaal dat we allen heel goed kennen. Ik vind het persoonlijk dan ook een zeer waardevol verhaal, waar wij vandaag ook heel veel mee kunnen doen. Ongetwijfeld ligt de kernboodschap vandaag bij Jezus die tegen de zondares zegt: “Uw zonden zijn u vergeven, al zijn ze nog zo talrijk, want je hebt veel liefde betoond.”
Bij het lezen van dit evangelie ben ik blijven stilstaan bij een aantal punten, die ik toch even met jullie wil overlopen.
Vooreerst denk ik, gaat het over oprechtheid, over waarachtigheid. In de tekst hebben we te maken met enerzijds de farizeeër Simon, die Jezus inviteert voor een etentje, veeleer bedoeld om op goede voet te staan met hem of om zijn eigen geweten te sussen. Anderzijds hebben we de overspelige vrouw, die duidelijk blijk geeft van haar spijt. Jezus beseft dit zeer goed, en omdat ze uit het diepste van haar hart berouw toont, zal Jezus haar vergeven. Ook wij worden heden ten dage met zulke situaties geconfronteerd. Hoe dikwijls doen mensen niet iets “met voorbedachte rade”, zoals die farizeeër. Het heeft dan niets te maken met een open, eerlijk, openhartig gesprek, maar wel met een berekende, vooraf overwogen discussie met het oog op het bereiken of verkrijgen van iets. Dit is niet het type van gesprekken of bezoeken waarbij je van binnen een warm gevoel krijgt en je zoiets hebt van: dit heeft echt deugd gedaan, ik kan weer verder. En gelukkig kunnen we dat voelen, die momenten waarbij mensen in volledig vertrouwen met elkaar kunnen omgaan, die diepgemeende gesprekken tussen mensen, die momenten waarop je jezelf helemaal kan en mag blootgeven. Heel dikwijls hoeven hier zelfs geen woorden bij te pas te komen, het is er gewoon.
Vervolgens denk ik vanzelfsprekend aan vergeving. Stel je eens voor dat mensen niet in staat zouden zijn om elkaar te kunnen vergeven. Ons leven zou ondraaglijk worden. Ook hier krijgen we vandaag van Jezus een wel heel bijzonder voorbeeld. Hij vergeeft een zondares, een overspelige vrouw, iemand die door de maatschappij totaal verstoten is. Moeilijk, bijzonder moeilijk. Kijken we maar eens naar onszelf. Hoe dikwijls komen we in situaties dat we de kans hebben om te vergeven, en hoe dikwijls doen we dat ook echt ? Maar denk eens aan het gevoel dat je hebt wanneer je tegen iemand kan zeggen: kom, zand erover, het is goed zo. Of anders, wanneer iemand tegen je komt zeggen: sorry, ik was verkeerd, ik heb je pijn gedaan, kan ik het weer goedmaken? Heerlijke momenten zijn het, als dan mensen elkaar opnieuw de hand kunnen geven. Toch zijn er vaak redenen te over om niet op een uitgestoken hand in te gaan. De gevolgen hiervan kennen we, denken we maar aan burenruzies, familietwisten, of nog erger als situaties volledig escaleren. En dikwijls blijven we dan met het gevoel achter van “had ik het maar bijgelegd, hadden we maar opnieuw kunnen praten”, maar zoals we allen weten, komt spijt meestal te laat.
Tenslotte ontdekte ik ook een boodschap van hoop in dit verhaal. We krijgen van Jezus alle kansen, zoals de zondares die een nieuw leven kan beginnen ondanks haar zeer talrijke zonden. Wij zijn niet perfect en we leven niet in een perfecte wereld. Ongetwijfeld zullen we fouten maken en hebben we zonden op onze kerfstok. Maar ook hier is het moeilijk voor te stellen dat, wanneer je een fout zou maken, dit niet meer hersteld zou kunnen worden zodat je deze last altijd zou meeslepen. Neen, zegt Jezus, als onze bedoelingen goed zijn, zullen we altijd nieuwe kansen krijgen.
Beste mensen, straks zullen we in het onze vader weer aan God vragen dat hij onze zonden vergeeft. Maar als gelovige mensen worden we ook opgeroepen om te doen zoals hij heeft gedaan. Laten we dit meenemen als een oproep om altijd weer opnieuw ons hart voor al onze medemensen open te stellen. Amen.

Henk Corluy

DRIEVULDIGHEIDSZONDAG

In onze kerkgemeenschap leven wij van feest naar feest. Zonder feesten zou het leven eentonig zijn; zonder christelijke feesten zouden we ontworteld raken.De tocht doorheen het landschap van de feesten leidde ons van aswoensdag naar Pasen – vanuit de verrijzenis van Christus naar Zijn hemelvaart; zo naar Pinksteren. Vandaag vieren we de Heilige Drie-eenheid.
De Heilige Drie-eenheid is een heet hangijzer. Niet wetenschappelijk te bewijzen. Rond de vijfde eeuw wou Augustus hierover een boek schrijven.
Als hij met een probleem worstelde, wandelde hij langs de zee om na te denken. Daar speelde een knaapje. Met een emmertje haalde hij het water uit de zee en goot het uit in een klein putje.
Augustus stond het glimlachend te bekijken en zei: “Ga jij heel die grote zee leegscheppen in dat kleine putje?” en het knaapje antwoordde: “En ga jij het grote mysterie van de Heilige Drie-eenheid uitleggen met uw klein koppeke?”
Om maar te zeggen dat ook ik dat niet kan. Maar toch geloof ik in deze Drievuldigheid.
Wat is geloven? Van Daele zegt: geloven is voor waar aannemen op basis van getuigenis van anderen.
Als Heilige Bodifee, de grote Vlaamse wetenschapper, zegt dat de hele groep melkwegstelsels zich op 50 miljoen lichtjaren van ons bevinden en 1 lichtjaar is 65.000 + 12 nullen. Dan is onze reactie: “Allee! Dat is niet te geloven”. En toch geloven we dat, omdat die mens geloofwaardig is.
Persoonlijk geloof ik in de Heilige Drie-eenheid, omdat Jezus dat 2000 jaar geleden gezegd heeft en ik in Jezus geloof. Ik neem voor waar aan hetgeen Hij gezegd heeft.
Zo spreekt Hij herhaaldelijk (en dat weten we via het evangelie) over Zijn Vader.
In Johannes lezen we:

  • want de Vader zelf heeft u lief, omdat gij Mij hebt liefgehad.
  • ik ben van de Vader uitgegaan en in de wereld gekomen, weer verlaat ik de wereld en ga naar de Vader.
  • hoe dikwijls zegt Jezus ook – vrees toch niet, Uw hemelse Vader in de hemel weet wat je nodig hebt.
  • en over de Geest schrijft hij:
  • de Helper, de Heilige Geest, die de Vader in mijn naam zal zenden; Hij zal u alles leren en alles in herinnering brengen wat Ik u gezegd heb.
  • wanneer de Helper komt, de Geest der waarheid, die van de Vader uitgaat.
  • ij het doopsel van Jezus – duif – stem van de Vader
  • In onze kerken is de liturgie geënt op het geloof in de Heilige Drie-eenheid.
  • we worden gedoopt – in de naam
  • we ontvangen de Geest bij de vormselviering
  • voor en na onze samenkomsten maken wij het kruisteken
  • herhaaldelijk wordt een gebed besloten met de woorden: “Glorie zij de Vader, de Zoon en de Geest”
  • In de vierde eeuw werd dit mysterie onder woorden gebracht in de geloofsbelijdenis. Bij de Paaswake hernieuwen we ons geloof plechtig met heel de kerkgemeenschap.

Dus deze God is niet ver en hoog van ons vandaan. Neen. Hij is heel concreet op ons betrokken. Hij is onvoorstelbaar dichtbij ons. Dat is de boodschap van de Heilige Drie-eenheid.
Het mysterie van de Heilige Drie-eenheid is dus geen vreemd verschijnsel dat we eens van dichtbij willen onderzoeken.
Aan het mysterie van de Heilige Drie-eenheid kunnen we niet zomaar achteloos voorbijgaan, omdat we er geen interesse zouden voor hebben.
De Heilige Drie-eenheid is niet alleen erin geloven.
Neen, het mysterie van de Heilige Drie-eenheid heeft alles met ons te maken, heel ons doen en laten is ermee verbonden.
De Heilige Drie-eenheid is de ruimte waarin wij leven en bewegen en zijn.
De Heilige Drie-eenheid is onze nabije God.
In die ruimte worden we uitgenodigd om te groeien in mens-zijn, naasteliefde en in geloof. Het is de ruimte om te knielen en bidden. Zijn naam is driemaal goedheid.
God is, in zijn Heilige Drie-eenheid, één en al wederkerigheid, het is een gebeuren van liefde tussen Vader, Zoon en Geest. De Drie-eenheid is gemeenschap en Zijn naam is driemaal liefde.
In die liefde ontmoet de mens Zijn God –wij ontmoeten elkaar- want we zijn ziel van dezelfde stof.
Zo komen alle mensen en heel de schepping met Hem, door Hem en in Hem, samen in grote dankbaarheid en in een onvoorstelbare liefdesgemeenschap.
Amen.

Paula Van den Eynde

ZEVENDE PAASZONDAG

Het evangelie dat we vandaag horen is het derde deel van het hogepriesterlijk gebed van Jezus. Nadat Jezus voor zichzelf en voor de apostelen gebeden heeft, bidt Hij voor de gelovigen van alle tijden. De evangelist Johannes schrijft woorden neer, die hij Jezus bij zijn afscheid laat zeggen, net voor Hij gaat lijden en sterven. Hier horen we met andere woorden Jezus’ testament waarvan de kern luidt: eenheid, verbondenheid en onderlinge liefde. Tevens is het een sterke oproep om in tijden van tegenslagen, van persoonlijk lijden en crisis de weg van de eenheid, solidariteit en liefde te volgen en niet die van versplintering, conflict en haat te kiezen.
Hoe actueler kan een evangelie klinken in een land, waarvan haar spreuk luidt –éénheid maakt macht, maar waar de laatste tijd vooral onze onderlinge verschillen beklemtoond worden. In een periode waarin de Belgisch katholieke kerk duidelijk een diepe crisis meemaakt, en waar zowel voorgangers als gelovigen met grote vertwijfeling de actuele toestand onder ogen moeten zien.
Jezus roept ons in eerste instantie op om verbonden te zijn met Hem, wat natuurlijk onderlinge verbondenheid veronderstelt. Deze verbondenheid, deze eenheid realiseren, bewaren en versterken, kan door gebed, solidariteit en liefde.
Allereerst door gebed: via het gebed, gaan we een relatie met God aan, laten we Hem in ons hart binnen. Dit geeft een verzachtende invloed –zeker in periodes van persoonlijk fysisch of geestelijk lijden – en het maakt ons milder van geest. Gebed geeft ons ook de moed en kracht geven om ons christelijk engagement daadwerkelijk vorm te geven, om over te gaan tot actie. Dus niet enkel bidden om vergeving maar ook werk maken van verzoening. Niet louter bidden voor de noodlijdenden maar ook perspectief schenken aan de minsten en eerbied hebben voor de zwaksten, de weerlozen. Hier komen we op het terrein van de solidariteit. We kunnen er niet aan voorbij dat we leven in een periode van economische crisis. Wanneer we weten

  • dat anderhalf miljoen Belgen vandaag in armoede leven – dit betekent bijvoorbeeld dat een alleenstaande moet
  • rondkomen met minder dan 900€ per maand
  • dat bijna 15% zegt niet rond te komen met hun inkomen
  • dat ruim één derde van de huurders leeft in slechte omstandigheden,..

dan kunnen we niet anders dan vaststellen dat de maatschappelijk kwetsbaarste groepen de hoogste prijs betalen van de crisis. Dan vergen thema’s als sociale zekerheid, de problematiek van zorgverstrekking bij bejaarden en zieken, de vierde wereld bij ons vooral een solidaire aanpak, met een open geest van verbondenheid.
Ten slotte is er het fundament van verbondenheid – de liefde. De liefde versterkt eigenschappen als broederlijkheid, eerbied, genegenheid en vriendschap. De liefde erkent verschillen, waardeert deze en laat ze tot hun recht komen. Ja, wij mogen, moeten authentiek, christenen zijn met onze eigen talenten. Onze christelijke liefde moet God handen en voeten geven en aldus een getuigenis zijn voor onze omgeving van onze inspiratiebron, Jezus. Hierdoor werken we verder aan onze zending een eenheid te realiseren niet ondanks maar veeleer dankzij en door verscheidenheid.
Jezus wordt door Johannes, het licht van de wereld, genoemd. De wereld, dat zijn wij – en Jezus is voor ieder van ons, als een levende waakvlam voor het venster van ons leven. Met Christus in ons hart kunnen we een levende en lichtende waakvlam worden voor mensen, die zonder perspectief vastzitten in onzekerheid en onmacht.
Graag wil ik deze bezinning afsluiten in deze periode van de Pinksternoveen waar we wachten en bidden om gesterkt te worden door de H.Geest en bij deze evangelische oproep tot eenheid met het slotgebed dat steeds gebeden wordt in de Net for God bijeenkomsten:
Heer Jezus,
Gij die gebeden hebt “opdat allen één zouden zijn”
wij bidden U voor éénheid onder de Christenen
zoals U het wenst en op de manier dat U het wenst.
Dat Uw Geest ons de pijn van de scheiding zou laten ervaren
Ons onze fouten aanwijst en in ons de hoop aanwakkert
Over alle wanhoop heen. Amen

Rik Wyffels

ZESDE PAASZONDAG

Beste mensen, Als we goed naar dit evangelie hebben geluisterd, dan moeten we nu toch een goed gevoel overhouden. Jezus zegt ons eigenlijk dat we er nooit alleen voorstaan, dat er altijd iemand is die ons zal helpen. In moeilijke momenten of als we bang zijn, zal er steeds iemand in de buurt zijn.
Laat ons eens eerst terugkeren naar het laatste avondmaal. Tijdens het laatste avondmaal spreekt Jezus zijn leerlingen aan. We kunnen dit beschouwen als het moment waarop Jezus zijn testament opent. En 3 elementen zijn hierbij zeer belangrijk.
Ten eerste gaat het over elkaar steunen in moeilijke omstandigheden. Vervolgens gaat het over thuiskomen, het opnieuw bij elkaar samenkomen na een periode van afscheid. En tenslotte is er de belofte dat we in de periode tussen het afscheid en het weerzien kunnen rekenen op iemand die ons altijd bijstaat.
En die iemand, die wordt vandaag bij zijn naam genoemd. Het gaat over de heilige geest. Maar deze figuur is voor ons mensen zeer moeilijk te vatten. We zouden hem kunnen omschrijven als de trooster, maar dit is niet helemaal juist, want hij is geen schouder om bij uit te huilen, want het elkaar helpen in nood is en moet het werk van de mensen zelf zijn.
We zouden hem ook kunnen omschrijven als een voorspreker, maar dit is ook niet helemaal correct, want dat krijgen we het beeld van iemand die een woordje voor iemand gaat doen, die zo snel iets zal gaan arrangeren, wat een beetje corrupt kan lijken.
Misschien kunnen we de heilige geest nog het best vergelijken met een raadsman. Hij die de mens verdedigt, hij die mensen kan bemoedigen door te zeggen: “Wees niet bang, ik ben bij je”. Een raadsman is ook iemand die je kalmeert als je onrustig bent, iemand die voor jou altijd een uitweg vindt wanneer je in de put zit. En vooral, een goede raadsman is iemand die kan bemiddelen om tot vrede te komen met anderen. Hij kan je helpen uit dilemma’s te raken, hij kan je helpen als er keuzes moeten gemaakt worden.
Automatisch gaan mijn gedachten dan naar de actualiteit. En zonder hierbij een persoonlijk standpunt in te nemen, denk ik de eerste plaats dan aan de huidige politieke impasse in België. Hoe je dit ook draait of keert – en iedereen zal er wel een andere mening op nahouden – één en ander heeft toch te maken met het feit dat mensen niet meer in staat zijn om met elkaar te kunnen praten, en vooral niet meer naar elkaar willen luisteren. We zitten in een situatie waarbij niemand bereid is een stap naar de andere te zetten. Iedereen blijft halsstarrig bij zijn eigen standpunt. Er is geen bereidheid om tot een consensus te komen. En dan krijg je de situatie die we vandaag hebben. En uiteindelijk, na de verkiezingen, zal er hoe dan ook toch weer met elkaar moeten gepraat worden. Laten we hopen dat de betrokkenen tegen die tijd zich hebben laten inspireren door onze raadsman…
Als we terugkeren naar het evangelie, getuigt Jezus niet alleen van een diepe verbondenheid met zijn vader, maar ook van een sterke bekommernis voor de eenheid onder alle mensen. En ja, ieder mens heeft het recht om zijn eigen weg te zoeken. Maar ook hier zullen we toch moeten leren om in verbondenheid met elkaar samen te leven. Zo geldt het ook voor elke kerkgemeenschap. Elke kerkgemeenschap heeft haar eigen kleur en verscheidenheid. Iedereen in deze gemeenschap heeft het recht authentiek christen te zijn op zijn of haar wijze, maar in verbondenheid met de gemeenschap.
Beste mensen, op de weg naar de hemelvaart van de heer wens ik jullie de nabijheid van die goede raadsman toe, en dat deze weg een weg mag zijn in verbondenheid met de medemens. Amen.

Henk Corluy

HEMELVAART van de HEER

Voor de leerlingen was met Kruispasen een hele wereld ingestort, maar met Verriijzenispasen hadden zij een nieuwe oriëntatie gevonden voor hun leven: de opeenvolgende ontmoetingen die duidelijk maakten dat alles niet verloren was, maar dat hun zo geliefde Heer en Leraar aanwezig bleef en hen steunde. Die nieuw gevonden paasvreugde is zo intens en ingrijpend, dat ook wij ze over enkele opeenvolgende feesten spreiden: van Pasen over Hemelvaart tot Pinksteren.
En hier vinden wij bij de leerlingen een heel herkenbare, diep menselijke ervaring: na een periode van gezichtsverlies en duisternis breekt er weer licht door aan het einde van de tunnel. We herkennen dat vanuit heel wat vertrouwde menselijke situaties.
Misschien gaat het om een periode van uitzichtloosheid en twijfels binnen een relatie waarbij de oorspronkelijke openheid en warmte tijdelijk verduisterd raakten, maar die uiteindelijk toch omslaat in hervonden gemoedsrust en zekerheid.
Of een tijd waarin de ziekte een gezin in zijn greep houdt: dan zijn het lange dagen van onzekerheid en afwachten in vertwijfeling tot er toch weer licht doorbreekt.
Of misschien blijkt een altijd vrij openhartig kind bij het opgroeien toch een zorgenkind te worden en wordt het een angstig zoeken naar de beste manier om met die situatie om te gaan, tot er zich dan toch een weg begint af te tekenen naar hervonden vertrouwen.
Vandaag beleven wij met de leerlingen een ervaring waarbij droefheid en innerlijke vreugde diep met elkaar verstrengeld zijn.
Bij het eerste afscheid bij de kruisdood vochten heel diepe gevoelens om de boventoon: er was ontgoocheling, droefheid, rouw en vertwijfeling. En de leerlingen zelf raakten verspreid toen ze hun heil zochten in de vlucht. Zo lieten de Emmaüsgangers Jeruzalem achter zich, ze hadden er genoeg van.
Maar bij het tweede afscheid dat we vandaag mee beleven is de sfeer heel anders: het gaat weliswaar om een afscheid dat een periode duidelijk afsluit, maar de droefheid om het vertrek gaat gepaard met een intense vreugde om wat er in het vooruitzicht is gesteld: de Heer zal een Helper sturen en zelf eens terugkomen. Nu blijven de eens overal verstrooide leerlingen samen in hoop en trouw, en met een grote vreugde in hun hart keerden ze naar Jeruzalem terug.
Lukas gebruikt in zijn evangelie slechts tweemaal die woordkoppeling: een grote vreugde. Bij het begin van zijn evangelie luidt de boodschap van de engel aan de herders: “Ik verkondig jullie een grote vreugde”. En nu sluit hij zijn evangelie af met de zin: “Zij keerden met grote vreugde naar Jeruzalem terug en zij verheerlijkten God”. want die stad wordt opnieuw het centrum van het heil, de stad van de paasvreugde.
Heel Jezus’ leven was immers een opgang geweest naar Jeruzalem: daar hoorde Hij uiteindelijk te zijn. Zo is het nu ook voor de leerlingen. Vanuit de Heilige Stad werd Jezus naar de Olijfberg geleid, vandaar gaan de leerlingen ook weer naar de stad. In de bijbel is alle heil gericht op Jeruzalem en het komt ook tot stand vanuit Jeruzalem.
Bij leven was Jezus al weldoende rondgegaan: zo had Hij mensen als zieken en zondaars weer de kans gegeven om deel te hebben aan een waardevol leven, kregen zij een nieuwe toekomst, een stuk levensvervulling. Zijn leerlingen leerde Hij ontdekken dat God gebeurt en aanwezig is waar mensen anderen helpen, er zijn voor anderen.
Dat is ook de opdracht die de leerlingen meekrijgen: door hun manier van leven zullen zij getuigen dat Jezus de Messias is en dat Hij eens zal terugkeren, dat is de basis van onze hoop.
Van nu af neemt Jezus het risico de volle verantwoordelijkheid voor het vorm geven van het Godsrijk in mensenhanden te leggen.
En zo is Jezus ook vandaag aanwezig in mensen die hun best doen om de geest van het evangelie herkenbaar te maken, afleesbaar uit hun doen en laten, in alle mensen die proberen zo goed als ze kunnen solidair te zijn met anderen.
Het heilsverhaal bij Lukas begint bij de aankondiging van de geboorte van Johannes de Doper aan zijn vader Zacharias terwijl die een wierookoffer brengt in de tempel. En vandaag lezen wij hoe hij het afsluit met de leerlingen: “Zij hielden zich voortdurend op in de tempel en zij verheerlijkten God”. De cirkel is rond.

Bert Taeymans

5de ZONDAG NA PASEN

In het evangelie van vandaag horen we hoe Jezus vóór zijn heengaan de laatste hand legt aan de oprichting van Zijn Kerk. Ten slotte geeft Hij hen Zijn voornaamste opdracht : ‘ Zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben.’
Tweeduizend jaar later wordt deze Kerk zwaar in vraag gesteld. In naam van ‘gelijke kansen’ zou iedereen priester mogen worden, kerkverantwoordelijken zouden democratisch moeten worden verkozen, enz.
En wij, gelovigen, zitten ook vol vragen deze dagen. ‘Zou het niet beter zijn als … ? Zou het geen tijd worden dat …?’
Hierbij vertrekken we allen van een verkeerd uitgangspunt.
De Kerk is geen ‘instelling’, geen instrument van mensen. De Kerk werd door Jezus gewild om Zijn heil aan de mensheid te brengen. Hij is de Bruidegom en de Kerk is Zijn bruid en Hij is verantwoordelijk voor haar en leidt haar, door goede en kwade dagen.
Priester zijn is geen beroep, maar een roeping. God neemt het risico ‘gewone’ mensen uit te kiezen om van hen ‘bijzondere’ mensen te maken, die Hem bij zijn volk zullen tegenwoordig maken.
Vanaf ons doopsel, over vormsel en huwelijk, tot aan het laatste sacrament, komt Christus ons tegemoet, door toedoen van de priester. Tijdens het eucharistisch gebed daalt Christus vanuit de hemel om aanwezig te zijn in een simpel stukje brood. En Hij doet dit op eenvoudige vraag van zijn priester.
Voor de gelovigen is Jezus’ genade altijd, onder alle omstandigheden, ten volle aanwezig in alle sacramenten, die door de priester worden toegediend.
Christus heeft zijn priesters ook bestemd om zijn kudde te weiden. De pastoor van Ars, patroonheilige van de priesters, stelt het heel duidelijk: ‘Het is in de mate dat de priester zelf heilig is, dat hij ook zijn broers tot de Heer kan brengen en hen tot heiligheid zal aanzetten. De priester is geroepen om een ‘andere Christus’ te zijn op aarde. Dit kan enkel door een intens gebedsleven, waardoor de priester steeds meer groeit in de liefde van Christus.’
Een pater die in Nigeria een arme vrouw wat eten en kleren gaf, vertelt hoe deze begon te dansen en te zingen. Op de vraag waarom ze dit deed, antwoordde ze: ‘Ik dank God’.De pater vroeg nog: ‘Geloof je ook in Jezus Christus?’ Ze ging toen vóór hem staan en zei : ‘ Jezus Christus, dat ben jij voor mij vandaag!’ Dat zinnetje zou hem later bemoedigen, in de moeilijkere momenten van zijn priesterschap.
‘Heb elkaar lief, zoals Ik u heb liefgehad.’
Sommige priesters geven zelfs letterlijk hun leven voor hun schapen. Denken we maar aan de heilige Maximiliaan Kolbe, de Poolse priester, die in de concentratiekampen, vrijwillig de plaats innam van een vader met een kroostrijk gezin, om in een bunker aan de hongerdood te sterven.
We zijn allemaal verantwoordelijk voor onze broeders, dus ook voor onze priesters.
Hoe zit het dan met onze liefde voor onze priesters?
Laten we onze priesters toe priester te zijn?
Na het tweede concilie werd de leken een grotere rol toebedeeld in het parochieleven. Dit gaf aanleiding tot mistoestanden, waardoor menig priester door kerkraden, diakens, of ijverige parochianen in een hoek werden geduwd,
Zijn we wel realistisch in onze verwachtingen?
Sommige pastoors zijn zo overladen door vergaderingen en administratie …. dat er amper tijd overschiet om de parochianen pastoraal te begeleiden, laat staan voor persoonlijk gebed.
Een parochie is een gemeenschap. Hoe begaan zijn we met onze pastoors?
Vroeger waren ze met twee of drie, maar de dag van vandaag loopt één pastoor vaak van de ene kerk naar de andere.
Wordt hij in onze gezinnen genodigd, ook als we geen troost of raad behoeven? Zomaar, voor de gezelligheid en het delen van een maaltijd?
En ten laatste, bidden we voor onze priesters?
Heilige Theresia van Lisieux steunde een missionaris met haar gebed en deze wist heel goed dat hij de vruchten in zijn missie te danken had aan haar gebeden.
Kloosterlingen bidden voor priesters. En wij?
Ik denk aan wat een jonge priester onlangs vertelde. Samen met twee andere jonge priesters werd hij uitgezonden naar een grote parochie in Lyon. Het vlotte langs geen kanten. Contact met de parochianen werden afgewezen, ieder initiatief werd tegengewerkt. Na een tijdje vroeg hij ontmoedigd aan de oude vrouw die als sacristein dienst deed : ‘ Lieve dame, zoudt gij, samen met uw vriendinnen, a.u.b. voor ons willen bidden?’ En de vrouw antwoordde: ‘ Maar lief pasoortje toch, daar zijn we al maanden mee bezig!’
Als pastoor en gelovigen elkaar in gebed dragen, elkaar liefhebben zoals Jezus ons liefheeft, en samen één gemeenschap vormen, dan zal het geschieden naar Jezus’ wens: ‘Hieruit zullen allen kunnen opmaken dat gij mijn leerlingen zijn.’
Zo, en alleen zo, bouwen we aan de Kerk van nu…. en morgen.

Claudine Gunzburg

3de ZONDAG NA PASEN

Goeienavond lieve mensen,
Het evangelie van vandaag is lang, maar boeiend!
De apostelen zitten bij elkaar, nu zo’n 2 weken nadat Jezus verrees. Vorige week verscheen Hij hen al 2 keer. Vandaag doet Hij dat opnieuw. Hij geeft ze tekenen van leven, van bemoediging en blijft ze op missie sturen.
Ik overloop met u het verhaal.
Een aantal leerlingen zitten samen en besluiten te gaan vissen. Heel de nacht vissen zij zonder enig succes. Er staat daar een man op de oever, die hen aanspreekt van ver met de vraag: “Vrienden, hebben jullie soms wat vis?”
Maar de leerlingen moeten teleurgesteld ‘neen’ zeggen, ze hebben niet één vis gevangen!
De man antwoordt hen: “Werpt uw netten uit rechts van de boot, daar zult ge iets vangen.”
De leerlingen luisteren en vangen wel 153 vissen! Toch scheurt het net niet.
Het is op dat moment dat zij in de man Jezus herkennen. Petrus vliegt ernaartoe, water of geen water, hij wil naar Jezus.
Nu kunnen we dit verhaal heel letterlijk nemen en het als een wonder zien voor vissers in die tijd of we zouden de achterliggende betekenis ervan kunnen onderzoeken, wat ik graag met u wil doen. De leerlingen gaan vissen. Weet u nog dat, bij de eerste roeping van de apostelen, Jezus aan hen zei: “Ik zal u vissers van mensen maken?”
Nu, Jezus is verrezen. De apostelen zijn nog bang, ook al hebben ze al 2 keer een bewijs gekregen dat Jezus leeft. Toch besluiten ze te gaan vissen, mensen te gaan vissen, te verkondigen dat Jezus leeft, liefdevol om te gaan met de mensen, hen gerust te stellen van het feit dat zij kind van God zijn en geliefd!
Ze gaan het proberen, maar het lukt hen niet. Misschien schiet het hen tekort aan vertrouwen? Of zijn ze teveel op zichzelf gericht? Of hebben ze geen oog voor wat Jezus zei? In elk geval vangen ze helemaal niets die nacht.
Dan staat die man daar. Jezus, maar hun hart staat niet open, want ze herkennen Hem niet. En Hij zegt: “Gooi die netten rechts van de boot uit!” Nu moet u weten: De netten rechts uitgooien voor vissers in die tijd, was pure nonsens. Want rechts, stuurboord, was de gevaarlijke kant van de boot. Met andere woorden: Jezus zegt hen risico’s te nemen. Als zij zouden voortdoen zoals ze bezig zijn, zouden ze niets vangen. Ze moeten geen andere dingen doen, ze moeten de dingen anders doen. Vertrouwen op Zijn woord, risico’s nemen, loslaten wat ze kennen, het anders aanpakken…
De leerlingen doen het, ze luisteren naar Hem, vertrouwen op Hem, zelfs zonder dat ze doorhebben dat Hij het is. En ze vangen 153 vissen. Een beetje een vreemd getal, maar in die tijd was men ervan overtuigd dat er in totaal 153 soorten vissen in zee bestonden. Dus met andere woorden: Alle vissoorten zitten in het net! En het net, dat is Gods liefde, dat is de gemeenschap, de Kerk met een hoofdletter. Alle vissoorten, dus alle soorten mensen zijn welkom en geborgen in Gods liefde. En het net scheurt niet, Gods liefde ontbreekt nooit.
Het is dan dat de leerlingen Jezus herkennen. Petrus springt als een gek in het water en loopt naar Hem toe, Hij wil bij Hem zijn. Jezus vraagt aan zijn leerlingen vis en maakt daarmee een maaltijd. Hij vraagt aan de leerlingen niet meer dan naar Hem toe te komen met wat ze hebben, in dit geval de vis, en dit maakt Hij tot hun voedsel. Met andere woorden wij geven Hem onze talenten, onze tekorten, ons vertrouwen, ons wantrouwen. Hij maakt het voor ons tot brood en wijn, voedsel van nieuw leven.
Na het ontbijt is er dat gesprek tussen Jezus en Petrus.
Jezus vraagt hem “Petrus, houdt gij van Mij?” En Petrus antwoordt heel overtuigd: “Ja, Heer, Gij weet dat ik U bemin.”
Een tweede maal vraagt Jezus “Petrus, houdt gij van Mij?” En weer antwoordt Petrus overtuigd “Ja, Heer, Gij weet dat ik van U houdt.”
En dan nog een derde maal vraagt Jezus “Petrus, houdt gij van Mij?” En Petrus begint te huilen, denkt misschien weer aan 2 weken geleden, dat Hij 3 keer zei dat Hij Jezus niet kende of nooit gezien had. Het stemt hem bedroefd, maar Hij zegt “Heer, Gij weet alles, Gij weet dat ik U liefheb.”
En Jezus zegt hem wel 3maal: “Hoed mijn schapen.” Hij duidt Hem aan als herder voor Zijn leerlingen. Op het meest belangrijke moment heeft Petrus Jezus laten vallen, toch verandert Jezus niet van gedachte, Hij zegt hem niet: Waarom was je er niet toen Ik u nodig had? Hij zegt alleen: Hoed mijn schapen. Hij geeft hem al Zijn vertrouwen! Jezus weet dat Petrus Hem verlaten had, maar Hij weet ook Petrus Hem ten diepste wil beminnen.
Ik hoop dat Jezus u met dit evangelie vandaag mag raken. Dat u uzelf als apostel ziet, bereid om Jezus te herkennen en zijn instructies te volgen. Bereid om vissers van mensen te zijn, van meer dan 153 soorten mensen. Bereid om het soms misschien over een andere boeg te gooien, open te staan voor veranderingen en risico’s met de liefde als drijfveer.
Ik hoop dat u ook een beetje Petrus mag zijn vandaag.
Luister naar wat Jezus u vraagt vandaag: “Houdt gij van Mij? Hoed mijn schapen!”
Het kan pijn kan doen om Jezus niet de volle 100% te beminnen zoals Hij dat verdient. Maar weet dat Jezus toch vertrouwen in u stelt en u zijn Kerk met een hoofdletter toevertrouwt.
U bent geborgen in Zijn liefde.

Dorien Vanbel

1ste ZONDAG NA PASEN

Vandaag vieren we het feest van de Barmhartigheid. Johannes Paulus II schreef hierover in 1980 een encycliek en ik had graag enkele gedachten hieruit met U doorgenomen.
Het wezen van God is ‘Liefde’. Maar, omdat, sinds de val, het leven van elk mens getekend is door lijden en zonde, drukt Gods liefde zich voornamelijk uit door zijn barmhartigheid. Johannes Paulus bekijkt Gods ‘barmhartigheid’ in het licht van een ander kenmerk: ‘gerechtigheid’ of ‘rechtvaardigheid’.
Het Oude Testament belicht vooral Gods rechtvaardigheid.
Het Nieuwe Testament staat in het teken staan van Gods liefde, maar ook hier treffen we het begrip ‘rechtvaardigheid’ aan.
Jezus begint zijn openbaar leven met de passage uit Jesaja:

  • ‘ Hij heeft me gezonden om aan armen de Blijde Boodschap te brengen, aan gevangenen hun vrijlating bekend te maken, en aan blinden, dat ze zullen zien; om verdrukten te laten gaan in vrijheid, om een genadejaar af te kondigen van de Heer.’ ( Luc. 4, 18-19 )
  • De fysische en morele miserie van de mens verlichten, dat is zijn programma. Barmhartigheid dus.
  • ‘ Wie Mij ziet, ziet de Vader.’, zegt Jezus.
  • Hiermee wordt meteen duidelijk dat God de Vader ook barmhartig is.
  • Veel van zijn parabels gaan over barmhartigheid, maar, voor wie goed luistert, is het element ‘rechtvaardigheid’ er wel aan vastgekoppeld.
  • ‘ Zalig de barmhartigen, want zij zullen barmhartigheid ondervinden.’ (Matt.5,7)

M.a.w. : als wij een ander niet vergeven, zal God ons ook niet vergeven. Hetzelfde horen we in de parabel van de onrechtvaardige rentmeester.
Volgens Johannes Paulus gaat het met barmhartigheid in wezen over het herstel van de menselijke waardigheid en Jezus legt dit het best uit in het verhaal van de ‘verloren zoon’.
De zoon keert terug naar zijn vader omdat hij honger heeft. En hij heeft een hele uitleg klaar, die zijn vader ervan moet overtuigen om hem als dienaar te nemen zodat hij zijn buik zou kunnen vullen. Van berouw en schuldbesef is hier nog geen sprake.
Zijn vader echter laat niet toe dat hij zich vernedert: hij omarmt hem onmiddellijk en herstelt hem in zijn waardigheid als zoon des huizes.
Hij verheugt zich over het feit dat ‘zijn zoon dood was en nu terug leeft’ en dat ‘hij verloren was en nu teruggevonden’.
Het is pas dán dat de zoon in waarheid zijn erbarmelijke toestand inziet en beseft hoe laag hij gevallen was en hoe hij zijn vader verdriet heeft aangedaan. Het is de liefde van zijn vader, die hem brengt tot het ‘bekeringsmoment’. En nu voelt hij zich, niet vernederd, maar bevrijd, verlost, herboren… als zoon.
Barmhartigheid is nooit een éénrichtingsverkeer, van hoog naar laag, maar altijd een wederzijds gebeuren, dat beide partijen verheugt en menselijke waardigheid herstelt.
Het lijden en sterven van Christus blijft het grootste bewijs van Gods barmhartigheid.
Gods liefde is zo mateloos dat door de passie ook de dood wordt vernietigd.
Met de Verrijzenis van Christus worden ook de poorten van de hemel heropend en het eeuwig leven een werkelijkheid.
Hiertoe heeft Jezus het sacrament van de verzoening en de eucharistie ingesteld.
Zo kan voortaan de mens reeds op aarde leven vanuit Gods genade en ten volle deelnemen in Gods heerlijkheid. Belangrijk is hier wel het woordje ‘kan’.De bal ligt volledig in het kamp van de mens. Hij moet er zelf naar vragen en naar verlangen.
God is een oneindige bron van liefde, en meer bepaald van barmhartigheid. Zijn hart is een fontein van genade, waaraan elk mens zich kan laven.
Maar wij gaan er verstrooid aan voorbij en zoveel genade gaat verloren, terwijl de mensheid van dorst vergaat.
Daarom verscheen Jezus in een visioen aan zuster Faustina in Polen in 1931, gekleed in een wit gewaad, één hand zegenend, en met stralen als bronnen van genade ontspringend van zijn Heilig Hart.
Hij verlangde dat het Feest van Barmhartigheid op de 1ste zondag na Pasen zou worden ingevoerd, dat de christenen Gods barmhartigheid zouden vragen, voor zichzelf en voor de wereld, en deze wereldwijd zouden verkondigen.
In ’93 verklaarde de paus zr. Faustina heilig en voerde hij het feest in.
De Kerk is de bewaakster van ‘de Barmhartigheid’ en dat is een unieke verantwoordelijkheid.
En paus Johannes Paulus geeft aan waarom dit vandaag zo belangrijk is.
Vandaag de dag wordt het begrip ‘barmhartigheid’, samen met ‘liefdadigheid’ en ‘mededogen’ op het schap van de verouderde spullen gezet. Te christelijk. Te betuttelend.
Vandaag gaat het allemaal om ‘rechtvaardigheid’ en ‘herstel van onrecht’, en dat is hoog nodig.
Alleen geven de recente feiten uit onze geschiedenis en de actualiteit duidelijk aan dat dit niet voldoende is.
Wie handelt vanuit de wil ‘onrecht te herstellen’ vervalt al gauw in iets anders: vergelding, wraak, haat en een verlangen om de andere, die dan ‘de vijand’ is geworden, te onderwerpen, zijn vrijheid te ontnemen of hem te vernietigen.
Denken we maar aan wat gebeurt in fascistische en communistische regimes en aan de ontsporingen van het islamitische fundamentalisme.
Rechtvaardigheid wordt pas menselijk als het wordt toegepast met veel liefde en barmhartigheid. Pas dan zal de mens volledig zijn menselijke waardigheid terugvinden en zich door de andere aanvaard en bemind voelen.
En daar moeten wij als christenen resoluut blijven het voortouw nemen.
In de politiek en de sociale sector, in de ontwikkelingshulp. Maar ook in onze eigen omgeving.
Barmhartig zijn, dat is : vergevingsgezind, verdraagzaam, mekaar respecteren en telkens weer een nieuwe kans geven.
‘Wat ge voor de kleinsten onder de mijnen hebt gedaan, dat hebt ge voor Mij gedaan.’, zegt Jezus.
Zo krijgen we zelfs de kans ook Gods hart te verheugen. Ook dat is barmhartigheid.

C. Gunzburg

PAASWAKE

Donderdag hebben we het avondmaal de Heer herdacht. Maar bij dat paasmaal van de Heer met zijn leerlingen, hing er al een schaduw over: de schaduw van het verraad.
Sinds het begin van zijn openbaar leven was Hij zijn weg consequent gegaan: Hij had heel die tijd volledig in dienst gestaan van de mensen en van zijn Vader, had zich verzet tegen de blinde toepassing van al te verstarde regels die voorbijgaan aan de concrete mens en was daarmee in botsing gekomen met de leidende religieuze kringen.
Die avond was alles in een versneld tempo gegaan, het leek op een complete mislukking uit te lopen, een doodlopend verhaal. Er was inderdaad haast bij geweest, want de sabbat stond voor de deur en vóór het komende feest moest alles geklaard zijn. De kringen rond de tempel wilde er nu maar eens korte metten mee maken. En ja, nog voor de sabbat inging was het lichaam weggevoerd. En dan viel de stilte en de duisternis in.
Vanavond zijn wij vertrokken bij invallende nacht, maar met de ogen van een nachtwaker keken wij uit naar het eerste morgenlicht dat de duisternis zal doorpriemen, het nieuwe licht. Wij weten immers dat het meer is dan spelen met symbolen, hier gaat om het vieren van een werkelijkheid die aan ons geschiedt.
Daarbij laten wij ons leiden door het evangelie. In de prille morgen terwijl het eerste zonnelicht opkomt, trekken de vrouwen naar het graf. Omwille van de naderende sabbat hadden ze het dode lichaam niet de eer kunnen geven die het verdiende. Zij wilden nu goedmaken waarin zij hun Heer tekort hadden gedaan.
Er zijn alleen enkele vrouwen die op weg gaan, van de leerlingen is er geen spoor. Zij zijn te zeer ontredderd en ontgoocheld door de gebeurtenissen.
Maar voor de tintelende lentemorgen hebben de vrouwen nu geen oog: ze zijn zo gefocust op dat late eerbetoon, dat ze zelfs geen rekening hebben gehouden met de zware steen die voor het graf was gerold, dat zien ze pas onderweg als een probleem.
Ze staan dan ook perplex als ze zien dat die weggerold is en het graf leeg. Daarmee is het laatste wat van Hem overbleef nu ook verdwenen. En ze weten geen weg met wat de twee jonge mannen in het wit hun vertellen in het graf. “Waarom zoekt ge de levende onder de doden? Hij is niet hier. Hij is verrezen”!
Bij zijn dood kunnen zij zich nog neerleggen, dat hebben zij zelf moeten vaststellen. Maar een leven daarna? Met die boodschap durven zij dan ook bij niemand aan te komen. Waar God onze menselijke paden en voorstellingen doorkruist, staan we verbaasd en bedremmeld te kijken. Wij zijn er niet klaar voor als God uit een onmogelijke situatie het meest onmogelijke tevoorschijn haalt.
Deze avond hebben we ingezet met de wijding van het vuur en de paaskaars. Ingrijpender dan de sterkste spots die hier onze kerk verlichten, eist het dansende vlammetje van de paaskaars onze aandacht op: het verwijst naar diepere werkelijkheid die vanavond aan ons geschiedt: dat de levende Heer ook hier onder ons aanwezig is en in ons leven een plaats wil krijgen. Teken dat Hij leeft, en bron van hoop op onze weg.
Als de vrouwen uit hun verdoving ontwaakt zijn, gaan ze toch opgetogen het nieuws aan de apostelen overbrengen. Maar ook die lopen niet dadelijk over van enthousiasme, zij vinden het maar vrouwelijke beuzelpraat. En toch gaat Petrus vlug naar het graf, om daar vast te stellen dat de vrouwen gelijk hadden. Maar hij is even overdonderd als zij, ‘verbaasd nadenkend’ gaat hij terug. In de volgende dagen zweven de leerlingen tussen verbazing en geloof, maar stilaan gaan ze ervaren dat Hij aanwezig blijft, dat Hij niet weg is, dat Hij hen ondersteunt en sterkt.
Hoe vernemen wij vandaag die paasboodschap, hoe gaan wij er mee om, wat doen wij ermee?
De Verrezen Heer is niet te zoeken waar mensen mekaar het leven onmogelijk maken of mekaar doodzwijgen, of waar mensen geen oog hebben voor anderen in moeilijkheden. Hij is wel te vinden overal waar dood en ontbinding aan het kortste eind trekken, overal waar mensen kiezen voor het leven, voor warm menselijk contact, daar wordt het Pasen.
Verrijzenis is immers niet alleen verleden, niet alleen toekomst. Verrijzenis gebeurt, maken wij hier en nu, wij kunnen er elke dag aan werken om de droom tastbaar te maken. De trouw van God komt tot uiting waar mensen het voor mekaar opnemen, mekaar recht helpen uit eenzaamheid, uit pijn en verdriet, waar mensen mekaar tot troost en opbeuring zijn en zich inzetten om tot stand te brengen wat goed is. Dat brengt Gods menslievendheid dichterbij, zo werken wij zelf mee aan opstanding, dat is verrijzenis, want “Het rijk Gods is midden onder u.”
De kaarsvlammetjes van deze paasnacht staan symbool voor de vele kernen van hoop die mensen tot stand kunnen brengen.
Die hoop kunnen wij zelf mee voeden.
Zalig Paasfeest!

Bert Taeymans

4de ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD

Daarnet hoorden we één van de mooiste parabels uit het nieuwe testament, deze van de verloren zoon. Het is de derde in de reeks na deze van het verloren schaap en het verloren geldstuk. Misschien vinden sommigen dat dit eerder de parabel van de barmhartige vader is, anderen de parabel van de nukkige, bedrogen zoon. In welke rol herkennen wij ons het best? Graag wil ik samen met jullie de dieperliggende boodschap van deze tekst proberen te doorgronden.
Wat is de historische context: de Farizeeën en schriftgeleerden morren over het feit dat Jezus omgaat en tafelt met tollenaars en zondaars. Aan de hand van de parabel stijlfiguur wordt door het gebruik van een voor de hand liggend voorbeeld de mening van de toehoorders getoetst. In feite worden ze onrechtstreeks gedwongen om hun mening te herzien. Het is duidelijk dat zijn toehoorders hier de rol van de oudere zoon innemen –die steeds de regels minitieus volgt en die problemen heeft met de vergevingsgezinde houding van zijn vader tegenover die jonge nietsnut en zichzelf het slachtoffer vindt van deze gehele situatie.
In het eerste deel van het verhaal krijgen we de jonge zoon, die resoluut wil gaan voor zijn eigen leven, een leven dat niet noodzakelijk beantwoordt aan de verwachtingen van zijn geliefden. Dit is een thema van van alle tijden: kinderen die verslaafd geraken aan drugs -games, die kiezen voor levenswaarden die haaks staan op deze die je hen wil meegeven. Je voelt het lijden de onmacht, je kan op verschillende manieren reageren. De vader maakt zijn vermogen en bezit ondergeschikt aan zijn relatie met zijn zoon. Hij gunt zijn zoon de vrijheid – heeft respect voor de eigenheid van zijn kinderen, legt zijn toekomst in hun handen Hij laat los zonder echter te vergeten.
Daarna lezen we het verhaal van het verval –waarbij de jonge zoon zelfs de schillen van het varkensvoer – voor Joden het meest onreine dier- niet mag eten. Vanuit deze desastreuse toestand, laat de honger hem geen ander keuze dan de berekende rouwmoedige terugkeer naar zijn vader. Hij bereidt zijn vergiffenistekst voor, en heeft een zakelijk voorstel: laat me als knecht bij je werken. Maar ook nu gaat de vaderliefde voor aan de ommekeer van de zoon: reeds in de verte ziet de vader zijn zoon, en snelt hem tegemoet. Hij laat zijn zoon niet eens uitspreken, integendeel hij laat alles klaar maken voor een groot feest. Deze zoon is de weg gegaan om ten volle zoon van zijn vader te kunnen worden. Maar door die liefde voor zijn jongste zoon riskeert de vader nu zijn oudste zoon te verliezen.
Deze laatste, heeft altijd zijn vader gediend, is steeds loyaal gebleven, heeft de waarden en normen vanuit zijn opvoeding trouw nageleefd. Bij het gadeslaan van wat nu gebeurt, voelt hij zich bedrogen, achtergestoken, onrechtvaardig behandeld. Wellicht kunnen velen ons meegaan in deze redenering: wie niets doet, het fortuin verbrast – krijgt nog een schouderklop. Degene die zich steeds ingespannen heeft, nooit echt in de bloemetjes werd gezet, moet dit nu nog accepteren. Dit is toch niet eerlijk, dit is toch niet rechtvaardig?
Ook hier komt de vader zijn tweede verloren zoon tegemoet, de zoon die oordeelt en veroordeelt. Ook nu respecteert hij de houding van deze zoon, een houding van berekening – enkel probeert hij hem liefdevol te overtuigen vanuit een perspectief van grenzeloze en onbaatzuchtige liefde. Een liefde die niet dwingt, die niet vermaant, die niet beschuldigt..De oudste zoon moet nog tot dieper inzicht komen, mist nog grootmoedige genade die de rechtvaardigheid overstijgt. En het verhaal eindigt dan ook met een open einde: gaat de oudste zoon op de uitnodiging in – gaat hij mee aan de feesttafel, komt er een verzoening tussen beide broers? Dit is het antwoord dat wij moeten geven.
Wellicht moeten we besluiten dat we ons gedeeltelijk herkennen in de drie types, drie houdingen: zonde en inkeer, vergeving en het niet kunnen gunnen.Deze parabel houdt ons een spiegel voor om anderen te respecteren in hun vrijheid, hen liefdevol tegemoet te gaan en het kwaad te bedekken met grootmoedige, warmhartige liefde. Tijdens deze veertigdagentijd krijgen we de kans om aan dit verhaal een positief einde te breien door letterlijk broederlijk te delen.
Vandaag ligt bij de Wipala een kleurige vlecht, die verwijst naar de vele kleuren die we aantreffen in Bolivia als de gemeenschap feest viert. Door de opwarming van de aarde en dus toegenomen droogte, is overleven op de barre hoogvlakte (3800m hoogte) niet eenvoudig. Ondermeer door financiële steun uit het westen heeft men een irrigatie systeem voozien voor Samuel en zijn familie. Dit laat hen toe tweemaal te oogsten, ervan te leven, en geld over te houden om zijn kinderen verder te laten studeren. Wij kunnen vandaag helpen hun droom verder te realiseren, zo’n bassin kost slechts 850€ en ondersteunt een 25-koppige familie. Dan kan ook daar gefeest worden omdat het water wat verloren was, teruggewonnen is. Tevens zal zoals aangekondigd ook een deel van deze 1e omhaling broederlijk delen gestort worden aan het zwaar geteisterde Chili..
In naam van deze broeders in nood dank ik jullie voor jullie milde steun ?

Rik Wyffels

3de ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD

Goeiendag lieve mensen,
Het verhaal van Mozes en de brandende braamstruik is best spectaculair, vind je niet?
Mozes is met zijn kudde op een berg. En plots ziet hij daar een laaiend vuur, een struik die in brand staat! Op zich nog niet zo bijzonder, ware het niet dat die struik niet opbrandt. Het vuur brandt, maar maakt geen enkele schade. Knap, vind je niet? Ook wel een beetje vreemd…
Wat wil dat verhaal eigenlijk zeggen? Heeft het iets te betekenen voor elk van ons, vandaag de dag?
Ik nodig jullie uit om het verhaal levend te maken vandaag en mee met mij na te denken.
Beeld je in: jij bent Mozes.
Je bent moeten vluchten van de farao uit Egypte, want je verkeerde in levensgevaar.
Op dit moment is je job schapen hoeden. Je leidt een rustig bestaan, houdt van wat je doet, maar denkt af en toe nog wel aan je volk dat afziet in Egypte.
Dan op een dag, een heel gewone werkdag: je bent in de woestijn. Waarschijnlijk is er niet veel eten voor je schapen en ben je niet in topvorm. ’t Is niet je beste dag.
Maar opeens zie je vuur branden, een struik staat in lichterlaaie! Ga je kijken? Of is je blik op de grond gericht?
Stel dat je zoals Mozes gaat kijken. Je ziet dat de struik brandt, maar niet kapotgaat. Er is vuur dat niets verbrandt. En opeens hoor je: “Mozes?”
Wat antwoord jij? Zeg jij zoals Mozes: “Hier ben ik?” Of eerder: “Ga weg, dit kan niet, dit kan niet bestaan.”
Stel: je doet zoals Mozes en zegt: “Hier ben ik!”
En je stelt geen vraag, maar wordt aangesproken. Je wordt gevraagd je sandalen uit te doen, want je staat op heilige grond, volgens die God. En die God noemt zich de God van Abraham, Isaac en Jacob m.a.w. de God die er altijd geweest is doorheen de hele geschiedenis en die er altijd zal zijn.
Doe jij je sandalen uit? Geloof jij? Of vind je ’t eigenlijk maar belachelijk? Of ervaar je toch immens respect voor deze plek waar God jou verschijnt?
En dan, alsof het nog niet straf genoeg is geweest, zegt die God aan jou: “Jij moet mijn volk uit Egypte leiden!” Een immense opdracht voor een herder zoals jij.
Wat antwoord jij?
God laat alvast aan je weten dat Hij jou zal bijstaan, altijd en overal. Hij is die is en zal zijn, dat is Zijn naam.
Is dat genoeg voor jou? Sputter jij tegen zoals Mozes tegensputterde? Of ga je enthousiast in op zijn roeping? Of speel je liever op veilig en blijf je je kudde hoeden?
Wat doe jij?
Ik heb jullie naar het verhaal van vroeger meegenomen, maar het kan gerust ook een verhaal van nu zijn.
Zoals Mozes is moeten vluchten voor de farao, misschien ben jij ook van iets moeten vluchten. Heb je misschien een vriendschap moeten stopzetten omdat het te moeilijk werd, of heb je jezelf moeten afsluiten omdat iets teveel pijn deed. Ieder van ons kan, denk ik, wel iets vinden waarvoor hij of zij moeten vluchten is.
Het dagelijkse leven van Mozes was schapen hoeden. Dat van jou vandaag de dag is misschien naar school gaan, gaan werken, kinderen opvoeden, thuis zijn…
En niet alle dagen zijn even vrolijk. Er zijn waarschijnlijk ook bij jou regelmatig woestijndagen bij.
Dan die brandende braamstruik. ’t Hoeft niet altijd even spectaculair te zijn als in het oude testament, maar ik ben er zeker van dat jij in jouw leven ook wel zo’n braamstruiken tegenkomt. Misschien iemand die je oproept het goed te maken? Of iemand die je oproept om een engagement te nemen? Of iemand in nood die jouw hulp vraagt? En misschien, als je goed kijkt, zie je in die mensen of gebeurtenissen of visioenen, wel het vuur van God branden? Het vuur van God dat niets beschadigt, maar dingen en mensen in lichterlaaie zet. Vuur dat kan branden in je eigen hart of in het hart van een ander. God!
Als die zogenaamde braamstruik jou heeft aangesproken, kan ik me voorstellen dat je niet altijd even enthousiast reageert of niet altijd ingaat op de roeping die ervan uitgaat. Het strookt niet altijd met waar je eigenlijk zin in hebt.
Een zuster uit één van de video’s van Net for God zegt het zo: “Wat je eigenlijk niet wil doen, maar waarvan je weet dat het goed is om te doen, dat is Gods wil! Dat is Gods roeping.”
Als ik naar mijn eigen leven kijk en naar brandende braamstruiken zoek, dan kom ik uit bij de relatie met mijn man. Het moment waarop we beslisten om samen een relatie te beginnen, zo’n 4 jaar geleden. Ik zat in een rustig leven, droomde van een eventueel leven in gemeenschap en genoot van mijn vrijgezellenbestaan. Mijn leven was rustig, maar eerder woestijn dan oase op dat moment.
Ik was 7 jaar tevoren al samen geweest met mijn man, voor 2 maanden. 6 jaar tevoren was ik met hem samen geweest weer voor 2 maanden. En één van mijn grote principes was al geworden: 2 keer OK, maar geen 3de keer een relatie met dezelfde man.
Nu, op die 6de januari 2006, was er een brandende braamstruik die mij uitnodigde, heel fel uitnodigde, om van dat principe af te stappen en Zijn roeping te volgen. Ik sputterde tegen en was vooral in gevecht met God en Zijn roeping. Want dit was niet waarvan ik had gedroomd, maar tòch was het dat dat ik moest doen en dat mij intens gelukkig zou maken, tot op de dag van vandaag.
Ik wil daar nog even bij toevoegen dat, eens je de keuze maakt om die concrete roeping te volgen, om bv een engagement op te nemen of om iemand te helpen, dat je dan niet vanzelf altijd blij zal zijn en gelukkig en vrolijk… Het is altijd met ups en downs. En de zuster die ik daarstraks aanhaalde, zegt ook: “Blij zijn, is een keuze die je maakt. Voor gelukkig zijn, kies je heel bewust. Je moet zeggen: “Vanaf nu ben ik blij! En je zal blij zijn.”
Dit was de eerste lezing. Ik heb het graag nog heel even over het evangelie, dat wel in dezelfde lijn ligt.
Hier voor het altaar ziet u het symbool van deze week namelijk een krant. Onze dagelijkse realiteit en de dagelijkse realiteit van anderen.
In het evangelie heeft Jezus het over een aantal gebeurtenissen, rampen, uit zijn tijd. Hij heeft het over vermoorde Galileeërs en over de toren van Siloam die instortte en 18 slachtoffers maakte.
In onze krant staan dingen van dezelfde orde: Haïti, Spanje, Bolivië en nog veel meer, allemaal slachtoffers.
Jezus wil ons tot solidariteit oproepen. Vooral vroeger heerste nog de opvatting dat zulke rampen een straf waren van God. Jezus haalt dit onderuit en maakt duidelijk dat het er niets mee te maken heeft. Wij zijn niet meer of niet minder dan de slachtoffers. God ziet het lijden van de mens, is aanwezig in het lijden van de mens, maar lokt het niet uit of is niet bezig met straffen.
Wat Jezus wel doet, is ons oproepen om ons te bekeren. Om ons om te keren. Om onze ogen te openen voor tekenen van God, voor brandende braamstruiken!
De gelijkenis van de vijgenboom leert ons dat God ons roept om vruchten te dragen, om goede dingen voort te brengen, om iets te betekenen voor onze samenleving, om niet onverschillig te zijn voor wat in onze krant staat. Hij roept ons op, dringend, maar geduldig. De vijgenboom droeg sinds 3 jaar al geen vruchten. Maar de wijngaardenier geeft hem nog een jaar tijd, geeft hem mest, spit hem om, laat hem niet in de steek. Maar daarna moet hij vrucht dragen!!
Ik wens jullie, in jullie dagelijkse realiteit, open ogen om de brandende braamstruiken te zien en de moed om je te bekeren, om in te gaan op zijn roepingen van elke dag!!

Dorien Vanbel

1ste ZONDAG IN DE VEERTIGDAGENTIJD

De eerste lezing was een fragment uit Deuteronomium – het schetst een zeer mooi beeld – Mozes staat op de berg omringd door zijn volk dat hij 40 jaar geleid heeft door de woestijn; aan hun voeten zien ze het beloofde land liggen.
Dan zegt hij: “Mensen vergeet niet vanwaar je komt als je een nieuw eigen land gevonden hebt. Het gevaar schuilt hierin dat je daar uw verleden vergeet en meent dat alles vanzelfsprekend is.” Woorden meer dan 2000 jaar geleden gesproken, maar nog altijd even actueel.
Want hoe zit het met ons?
Is de situatie waarin wij leven ook voor ons vanzelfsprekend? Denken we even terug aan het drama in Luik, – deze week de treinramp in Halle – doden bij een lawine in Oostenrijk – de aardbeving in Haïti – de economische crisis. Onze situatie is niet altijd zo vanzelfsprekend. Doch wat heeft dit nu met de vasten te maken?
Onder vasten wordt het vrijwillig afzien van voedsel verstaan. Dat kan op veel manieren. Zo kan men in de vastenperiode het snoepen, de dessertjes, de alcohol beperken of afschaffen. Ook overbodige maaltijden en tussendoortjes kunnen verminderd worden. Gedeeltelijk vasten is een beetje eten, niet tot men verzadigd is.
Maar waarom doen we dat?
De vasten kan een periode worden om onszelf te bevragen. Een jaarlijkse kans om wat orde op zaken te stellen en niet alles als vanzelfsprekend aanvaarden om de sleur van onze dagelijkse bekommernissen te doorbreken. Daardoor worden we vrije mensen, los van ieder dwangmatig idee ons opgelegd door onze levenssituatie. Vrije mensen die graag op weg gaan naar Pasen en er iets voor over hebben.
De vasten is de ideale tijd om te doen wat Jezus ons vroeg: aalmoezen geven, bidden, vasten en vergeven : dan zal je hemelse Vader jullie ook vergeven.
Als mens hebben we nood aan iets tastbaars, een aanknopingspunt. Dat wordt in de komende weken voor ons de WIPALA-vlag. Het woord Wipala wil zeggen: in de lucht wapperen.
Nog voor Columbus in Amerika arriveerde hadden de inheemse volkeren van het Andesgebergte deze vlag. Het is hun levensvisie in een krachtig beeld weergeven. De witte kleur is het symbool van de oneindigheid en de kleuren boven en onder geven de harmonie en het evenwicht weer tussen tegengestelde elementen.
Vanuit deze kijk op harmonie organiseert men wederkerigheid in de relatie tussen mensen, (tussen man en vrouw) maar ook gelijkheid in de gemeenschap. Op dezelfde wijze zorgt men ook voor het evenwicht met moeder aarde. De Pachamama.
Is deze vlag dan niet het symbool dat ook ons kan helpen om een wegwijzer te zijn in deze vastenperiode?
Maar dan moeten we wel concrete stappen ondernemen Benedictus de grondlegger van het monastieke leven gaf een zeer goede raad. Hij zei: “Doe iets” met de nadruk op “iets”. laat ons in deze dagen iets toevoegen, niet veel dus, iets kleins wat niet opvalt iets is maar een beetje meer dan niets.
Tijdens de vastenperiode zullen er bij de vlag symbolen gezet worden: een kruik water – brood en wijn – een agenda.

  • Brood en wijn: de offergaven die we in de eucharistie aanbieden aan God om te worden tot lichaam en bloed van zijn Zoon.
  • Kruik met water: de Israëlieten kwamen in de woestijn terecht na de doortocht door het water van de Schelfzee daarna doolden ze 40 jaar voor zij het beloofde land konden binnentrekken. De doop van Jezus is ook een doortocht door het water van de Jordaan, daarna verbleef Hij 40 dagen in de woestijn om te vasten en te bidden. Het water vraagt ons ook om haar met respect te behandelen. Mensen hebben recht op levend water, de aarde kan niet leven zonder !

    zo schreef iemand:
    “Breng ons bij de plek van de eerste ontroering,
    het oudste wonder:
    Uw Geest over de wateren,
    de oerzee waarom alle leven is geboren,
    vruchtwater van de schepping
    waarin Gij de aarde, onze moeder
    en ons allen hebt verwekt.”

    • Agenda: verwijst naar de tijd die ons is gegeven, maar ook naar de taken die we binnen die tijd volbrengen. Als je thuiskomt neem dan uw agenda ter hand en plan hoe je deze veertigdagentijd van inkeer en verzoening, versobering en solidariteit concreet wilt invullen en vorm geven.

    Willen we dan samen op weg gaan naar Pasen met in ons hart de goede wil om deze vastenperiode als gelukkige en vrije mensen te beleven.
    Amen

    Paula Van den Eynde

    6de ZONDAG DOOR HET JAAR

    Een mooi uitgegroeide, levenskrachtige boom in je tuin, die met zijn wortels diep in de aarde wroet op zoek naar water en voeding, en die in het najaar blozende appeltjes of sappige peren oplevert; of het kan er ook een zijn die zijn bladeren wat slapjes laat neerhangen en die jaar na jaar niets oplevert: die twee wegen krijgen we vandaag uitgetekend, en ja, nu staan we voor de keuze.
    Het is die wegsplitsing die Jeremia aan zijn volk voorlegt. En hij verduidelijkt nog: “Vertrouw op de Heer, en je zult je veilig voelen bij Hem, zoals de frisse, jonge boom zul je openbloeien.” Je kunt nu ofwel alle heil verwachten van de mensen, van wat tastbaar en vatbaar is, of je kunt je toevertrouwen aan God.
    Aan dat mooie vooruitzicht voegt Paulus nog een element, een, dimensie toe: “Wie op God vertrouwt, zal zelfs in uiterste omstandigheden niet beschaamd worden, want Gods zekerheid reikt over de grenzen van het leven heen.” Aan Gods bescherming zit dus nog een meerwaarde vast.
    Jeremia hield het bij het beeld van de twee bomen, maar in het evangelie vult Jezus dat nog concreter in en confronteert Hij ons met twee levenswijzen.
    In de zaligsprekingen neemt Jezus het op voor al wie uitgeteld lijkt te zijn: gediscrimineerd, aan wie men voorbijloopt, wie in een uitzichtloze levensperiode terecht gekomen zijn, kortom: wie in het verdomhoekje zitten. Jezus beweert niet dat je dan in de ideale situatie zit, maar Hij zegt toe dat er eens een eind aan zal komen. De kern van zijn verkondiging spreekt over het aanbreken van het Rijk Gods, een werkelijkheid die al op aarde een aanvang neemt en aanwezig is maar die nog moet groeien, maar dat onderstelt een innerlijke bekering. Elk mensenleven moet uiteindelijk zijn vervulling vinden in Gods eigen leven. Jezus houdt een beeld voor van Gods wereld waarin geen plaats meer zal zijn voor onrecht en discriminatie. Een situatie zoals we die in laatste instantie alleen van God kunnen verwachten.
    Matteus somt acht zaligsprekingen op, bij Lucas vinden we er hier vier met daarbij nog vier wee-uitspraken, in de grond: aanklachten. Eigenlijk vinden we bij Lucas een stuk maatschappijvisie weer. Want hij legt zich niet neer bij de situaties die in de zaligsprekingen opgeroepen zijn: in de wee-uitspraken richt hij zich tot hen die zich niet scharen aan de zijde van de armen, want door niet in te grijpen, en alles op zijn beloop te laten, verergeren zij de toestand, en veroorzaken zij nog meer armoede. En zo komt die andere uitspraak van Jezus ons voor de geest, bedoeld voor wie welbemiddeld is: “Voor een kameel is het gemakkelijker door het oog van een naald te kruipen dan voor een rijke het rijk Gods binnen te gaan”.
    Jezus heeft ons een boodschap van verlossing gebracht, een dynamiek van aanpakken en erop inwerken. Wie dat niet doet, weigert eigenlijk de verlossing, weigert zelf medeverlosser te zijn voor anderen.
    Als Jezus ons een boodschap van verlossing bracht, dan roept Hij ons ook op om er naar te leven. Wij behoren als verlosten te leven, hoe kwetsbaar en getekend wij zelf misschien ook nog blijven, hoe onvolkomen onze nieuwe situatie ook nog is. Maar wij zijn geroepen om er nog verder in te groeien, zoals ook het mosterdzaadje dat doet.
    Daarbij is het geraden om erg omzichtig tewerk te gaan, want als kwetsbare mensen dragen wij altijd wel iets van de twee bomen van Jeremia in ons mee, zowel zalig als wee: diep in ons vechten immers de twee houdingen om de overhand. Soms zijn wij te vinden bij de groepen die zalig geprezen worden, en af en toe moeten wij durven erkennen dat wij ook wel eens enkele van die wee’s over ons heen kunnen krijgen.
    Mens-zijn houdt heel wat mooie ervaringen in, maar het is niet altijd gemakkelijk: kiezen vraagt een eerlijke instelling en een consequent volhouden. Maar daarin is Jezus ons voorgegaan. In het beginnende christendom sprak men wel eens ver de mensen van de weg: zij hadden immers de weg gekozen die Jezus had voorgeleefd. Met Paulus kunnen wij ons zwak voelen en zeggen: “Als ik zwak ben, dan ben ik sterk, want kracht wordt juist in zwakheid volkomen. Door de genade van God ben ik wat ik ben.”

    Bert Taeymans

    PATROONSFEEST: Paulus een geval apart

    Vandaag vermeldt de kalender het feest van Paulus’bekering. Maar wie is Paulus? Hoe ziet zijn CV eruit? En ja, kennen wij hem daar echt mee zoals hij was?
    Geboren uit Joodse ouders in Tarsus in Cilicië, het huidige Turkije, wordt hij op zijn 15de naar Jeruzalem gezonden om bij de gerespecteerde Gamaliël een opleiding tot schriftgeleerde te volgen.
    Hij maakte 4 grote verkondigingsreizen door de Grieks-Romeinse wereld, overleefde driemaal een schipbreuk, en stichtte op verschillende plaatsen christelijke gemeenten. Later hield hij er contact mee door 14 bewaarde brieven. Eindigde ten slotte als martelaar: in Rome werd hij onthoofd rond het jaar 67 onder keizer Nero.
    Een gevuld leven zo blijkt. Een soort wonderboy bij wie alles lukte wat hij aanpakte? En hoe is hij een volgeling van Jezus geworden? Was hij een van de 12 apostelen? Nee. Zat hij dan misschien tussen die ruimere groep van 72 waar het evangelie vandaag over sprak? Helemaal niet. Was hij erbij op Goede Vrijdag of met Pasen, of op Pinksterdag? Evenmin. Of heeft hij misschien de plaats van Judas ingenomen na de tragische afloop? Nee, daarvoor koos men een zekere Mathias. Maar misschien heeft hij Jezus dan toch bij leven ontmoet? Ook dat niet! Echt een geval apart dus.
    Pas bij de marteldood van Stefanus komt hij een eerste keer in beeld i.v.m. de christenen. In de Handelingen kun je lezen: “De jonge Saulus keek toe en keurde het goed”. Geef toe, niet zo’n beste start om een goede beurt te maken bij de jonge christengemeenten. En wanneer christenen uit vrees voor vervolging gaan uitwijken naar Damascus trekt hij met een aanbevelingsbrief van de hogepriester daar naartoe om ze te gaan oppakken en naar Jeruzalem te brengen.
    Maar dan gebeurt het onvoorziene: onderweg overviel hem een licht uit de hemel. Hij viel op de grond en hoort een stem: “Saul, waarom vervolg je mij?” En op zijn vraag met wie hij te doen heeft verneemt hij: “Ik ben Jezus die jij vervolgt”.
    Voor de neergevallen Paulus is heel zijn hele wereld ingestort, tot diep in zijn ziel is hij geraakt! Want hij was een vurige jood van de strenge traditie, en was ervan overtuigd op de goede weg te zitten, iemand die recht op zijn doel afging. Nu ligt hij daar neer en is verblind, moet hij zich door zijn gezellen laten leiden en hij die zijn leven altijd zelf bepaald had, weet nu niet wat te beginnen. Zoiets had hij nog nooit meegemaakt!
    In Damascus wordt hij opgevangen door de gemeente, maar velen zijn argwanend: “Is dat niet de man die de volgelingen van Jezus naar het leven stond?” Er zal nogal wat tijd over gaan voor hij aanvaard wordt, want ook Petrus staat niet te springen om hem binnen te halen. Hij wordt wel eens bedreigd en moet op de vlucht gaan: in Damascus moet hij in een mand neergelaten worden en ontvluchten, en in Efese moet hij in het stadion op de loop voor aan de woedende souvernirverkopers van Artemistempeltjes, hij is immers een stielbederver! Sommigen noemen hem een 2derangsapostel, en als de tegenkantingen binnen de Joodse kringen blijven leven, trekt hij zijn conclusies: dan maar weg uit die Joodse wereld, op naar de Grieks-Romeinse wereld van die dagen. En hij begint aan zijn grote reizen.
    Maar hoe ziet Paulus zichzelf dan wel? Hoe zet hij op zijn eigen geestelijke identiteitskaart? Hoe legitimeert hij zich?
    Was hij welsprekend? Misschien een succespredikant die massa’s in vervoering bracht zoals de Amerikaanse TV-predikanten? Nee, Appolos, een andere zendeling, was gekend als een beter redenaar. Had hij een boodschap die goed in de markt lag, die goed verkocht? Nee, hij heeft het over een gekruisigde! Hij weet perfect dat hij niet zoals de apostelen door Jezus is geroepen tijdens diens aardse verblijf, maar fier noemt hij zich: apostel en dienaar van Jezus Christus, geroepen en uitverkoren om aan alle volkeren het evangelie te brengen. Maar hij werkt niet in eigen naam, vindt zichzelf helemaal niet belangrijk: alles gebeurt in nederige afhankelijkheid van Jezus die hem gezonden heeft, hij is een instrument in zijn handen. Want in zijn ogen heeft Jezus bezit van hem genomen, hijzelf kan enkel steunen op het naakte woord van Jezus op de weg naar Damascus, en verder geen visioen, alleen dat sterke licht. Een gebeurtenis die hem toen geheel ontredderd heeft. Maar daar ligt dan ook de bron van zijn zending.
    Hij boogt dan ook niet op zijn eigen prestaties: alles wat hem overkomen is noemt hij het werk van Gods genade. Hij noemt zich de allerlaatste van de apostelen, een misbaksel, een dwaas omwille van Christus. Paulus zelf is niet belangrijk, alleen Jezus, om Hem gaat het. Het is er Paulus alleen om te doen te verkondigen en helemaal één te worden met Christus.
    Hoe kunnen wij vandaag inspiratie vinden bij hem, hij is toch ‘onze’ Paulus?
    Wij leren hem kennen als een opbouwer van nieuwe christengemeenten, met zijn brieven maakte hij ook werk van de nazorg. Hij moedigt aan, wijst op hun tekorten, en wil dat het hun goed gaat.
    In zijn manier van aanpakken kunnen wij sterkmakers vinden als wij onze parochie verder willen laten groeien tot een echte gemeenschap. Want ook bij ons wisselen de meevallers af met ontgoochelingen en loopt niet alles altijd even vlot. Maar er is gelukkig heel wat vrijwillige inzet, ieder volgens zijn eigen kunnen. Bij Paulus heet dat: “Paulus heeft geplant, Appolos heeft begoten en God zorgt voor de groeikracht”. Zo kunnen wij de nodige kracht putten in de wetenschap dat het niet ons eigen werk is, maar Gods werk waaraan wij mogen meewerken. En als wij mensen samenbrengen om mekaar te vinden en in ons vieren samen Gods aanwezigheid te ervaren, laten wij dan open staan om in verwondering en dankbaarheid Gods hand te leren herkennen in de dingen die ons leven uitmaken, want God werkt wel eens daar waar wij het niet vermoeden. Met Paulus moeten leren om in nederigheid maar ook met hoop en vertrouwen verder te werken.

    Bert Taeymans

    2de ZONDAG DOOR HET JAAR

    Goeiemorgen lieve mensen,
    Vandaag lezen we over het allereerste wonder dat Jezus doet in Zijn tijd. Het lijkt iets banaals, iets helemaal niet zo bijzonder: Hij verandert water in wijn. ’t Lijkt wel een tovertrucje.
    Laten we eerst es nadenken over dat feest. Een bruiloft waar wordt gelachen, gedanst, gedronken… En dan… is de wijn op! Alleen nog plat water. Geen frisdrank, alcohol. Nee, alleen plat water.
    De mensen stoppen met lachen en dansen, het water smaakt maar flets, de vreugde verdwijnt.
    Wijn in dit verhaal is de vreugde, de blijheid. De reden om te lachen, te zingen, te dansen!
    Dus: in Kana raakte de wijn op. De mensen waren niet meer blij, zongen en dansten niet meer.
    Maar iemand –we weten niet wie- had Jezus uitgenodigd! Jezus en zijn moeder Maria waren er ook! En ’t is Maria die zegt aan de mensen van het feest: “Doe maar wat Jezus zegt! Doe maar wat Hij zegt en het komt goed. Als je doet wat Hij zegt, zal er gelachen, gedanst en gefeest worden!
    Wat wil Jezus ons met dit verhaal vandaag zeggen?
    Denk es even na: Is er een plek in je leven waar alles naar water smaakt? Waar je niet blij bent? Waar er niet gefeest kan worden? Misschien is het moeilijk thuis? Of op het werk? Of met je vrienden?
    Wel, Jezus zegt vandaag: “Als je mij uitnodigt, daar waar het moeilijk is, dan kom ik daar vreugde en blijheid brengen!” We moeten Hem alleen uitnodigen, ons openstellen! Alleen maar zeggen: “Jezus, kom, U bent welkom!” En dan zullen wonderen gebeuren!Hoe Hij komt, weten we niet. ’t Kan zijn in de vorm van een Woord, van een vriend of gewoon de Heilige Geest die waait…Maar ik ben zeker dat, als Hij welkom is, dat Hij dan komt!
    En Jezus, God, Maria, de Kerk, is er om Vreugde en Blijheid te brengen! Het lijkt soms allemaal zo serieus. Maar eigenlijk worden we uitgenodigd om met Hem te feesten, te lachen, te dansen, blij te zijn!
    Hier in de kerk, op straat, op het werk, thuis…
    Jezus wil dat ons leven een feest is, niet alleen met het levensnoodzakelijke water, maar met overvloedig veel vreugdewijn!
    Dan wil ik het nog even hebben over 2 dingen, namelijk: Het was de beste wijn en hij bewaarde hem tot laatst.
    De beste wijn, lieve mensen!
    Jezus geeft ons niet eender welke vreugdewijn. Nee, Hij geeft ons een vreugde die veel verder reikt dan louter plezier. Het is een diepe vreugde!
    Misschien bent u zelf een wijnkenner. Als een wijnkenner z’n wijn proeft, doet hij dat met uitermate veel delicatesse. Hij draait eens met het glas, ruikt aan de wijn, kijkt ernaar en proeft dan heel aandachtig. Hij drinkt niet het hele glas zomaar leeg. Nee, hij proeft en geniet ervan met al z’n zintuigen!
    ’t Is hetzelfde met Jezus’wijn, met de vreugde die Hij ons wil geven. Als wij er oog en aandacht voor hebben, kunnen we ervan genieten met al onze zintuigen, met ons hele zijn, van binnenuit!
    Dan: hij bewaarde de beste wijn tot laatst.
    Wanneer niemand nog goede wijn verwachtte, kwam hij!
    Dus zelfs als je denkt dat Jezus niet meer zal komen, dat er geen vreugde meer zal zijn, als ’t niet meer ziet zitten en alles loslaat, dan komt Jezus! Als je ’t niet meer verwacht, staat Hij er! Op Zijn manier. Hij zorgt voor een nieuwe start!
    Hij wil alleen ons geluk, onze diepe vreugde! Hij maakt, als wij dat willen, van ons leven een waarlijk feest!
    Laten we Hem uitnodigen om ook ons water in wijn te veranderen, daar waar het nodig is!
    Laten we ons openstellen voor Hem en durven wijnproever zijn.
    Zodat we met ons hele zijn kunnen genieten en proeven van die diepe vreugde, die Hij ons geeft!

    Dorien Vanbel

    EVALUEREN WAT WAS EN VOORUITZIEN

    Even evalueren wat was, vooruitzien naar wat 2010 kan worden
    Naar jaarlijkse gewoonte wil ik vandaag kort een overzicht geven van onze parochiale activiteiten in 2009 en de accenten die we graag in 2010 willen plaatsen.
    Eerst en vooral enkele cijfers: in 2009 werden er 32 kinderen in onze kerk gedoopt, er waren 27 vormelingen, 8 huwelijken werden ingezegend- waarvan 2 van onze PT leden, er waren echter ook 21 begrafenissen – waarbij ook 2 koorleden.

    • Qua activiteiten: hier vermeld ik graag enkele activiteiten die er op een of andere manier uit sprongen: Zo was er de Sinterklaasactie van Splash – waar samen met een financiële inbreng van de VZW en een deel van de inkomsten uit de Splashspaghetti maaltijd- speelgoed gekocht werd om een aantal minderbedeelde kinderen toch een onvergetelijk moment te bezorgen; diverse acties werden georganiseerd om het initiatief van Bert in het verre Spitak te ondersteunen; in het jaar van Damiaan was er tevens de gesmaakte voordracht van Tine Ruysschaert : mijn zoon, Damiaan; daarnaast was er met Kerstmis het optreden van ons koor in de Antwerpse gevangenis. Al deze initiatieven tonen hoe onze parochie oog heeft voor noden van welke aard ook, zelfs buiten de parochiegrenzen.Deze solidariteit inspireert en geeft de nodige energie om op deze weg verder te gaan. .
    • Daarnaast zijn er natuurlijk de speciale erediensten – die steeds kunnen rekenen naast mooie inhoudelijke teksten op een aangepaste muzikale omkadering en verzorgde bloemenkeuze.
    • Vandaag wil ik graag, in naam van het parochieteam, de vele –zo’n 200 tal- parochiale vrijwilligers van de divere werkgroepen die de werking van de parochie mogelijk maken, uitdrukkelijk bedanken. Zowel zij die op de achtergrond werken – als zij die meer op de voorgrond treden, zowel zij die zich rechtstreeks inzetten voor de eredienst en sacamentrele activiteiten, als zij die zorgen dat we een financiële gezonde parochie zijn en blijven (zaaltje, sint paulusfeesten). want zoals in de tweede lezing van vandaag gezegd wordt: we zijn één team en vullen mekaar aan elk met onze eigen gave en talent.

    Wat 2010 wordt, wil ik graag een overzicht geven in verkorte vorm weliswaar van onze geactualiseerde beleidsnota die het resultaat is van onze retraitedag die we in oktober laatstleden hebben gehouden. In het jaar waar pater Damiaan heilig werd verklaard, hebben we zijn boodschap wees een werker van het geloof als kompas gebruikt om ons actie- programma te actualiseren. De integrale tekst van deze beleidsnota, die iets te lang was voor deze homilie zullen we op het internet plaatsen, voor hen die geen internet hebben kunnen de tekst aanvragen zodat we een copij kunnen bezorgen. We hebben 5 peilers gedefinieerd.

    • De wekelijkse eucharistie : centrale peiler voor onze geloofsgemeenschap. In zijn levenswerk riep Damiaan op tot durf om nieuwe wegen te gaan
    • Voor 2010 – gaan de zaterdagvieringen meer aangepast worden aan de doelgroep, behouden we een aantal themavieringen, en zullen enkele gebedsdiensten in overleg met Bert ingepland worden.
    • Groeien in geloof. We dienen blijvend te investeren in de geestelijke component van ons geloof, of zoals de H.Damiaan het verwoordt, verzorg je inspiratiebron.

    Wat betekent dit in 2010? Allereerst breng ik hier het Net for God initiatief even onder de aandacht. Net for God wil voornamelijk de zoekende gelovige een voedingsplaats bieden en beschouwt de wereld als ons dorp. De formule op zichzelf is eenvoudig en toch steeds voor elke deelnemer een openbaring. Op basis van een video wordt een breder geloofsthema besproken. Deze bijeenkomsten bieden de kans om via gebed- zang –discussie ons geloof op een actuele manier te bekijken en gedachten te delen. De eerste sessie gaat door op27 januari, mensen die geïnformeerd willen blijven over dit initiatief worden gevraagd hun naam opgeven.

    • · Met zijn allen gemeenschap – ook hier kan Damiaan ons inspireren – door bruggen te bouwen realiseer je meer als groep. Deze hechte gemeenschap willen we in dit jaar op twee manieren verder versterken. Allereerst willen we met enkele mensen onze communicatieaanpak versterken; dit betekent onze website professionaliseren, het verder gebruik van de diverse communicatiekanalen zowel voor aankondiging als voor feedback van parochiale initiatieven verbeteren. Daarnaast willen we ook onze groep van wijkverantwoordelijken – dynamiseren, zij vormen het ideale eerste contactpunt met de parochie. Hiervoor zullen Henk en Wilfried van het parochieteam een actieplan uitstippelen.
    • · Kerk bij ons. Voor Damiaan telde iedereen, en zei hij ja op de vragen die hij niet verwachtte. Zoals vermeld in het jaaroverzicht 2009, willen we ook in 2010 verder gaan op de ingeslagen weg –met name solidariteit in de praktijk omzetten en dit met steun van de VZW en via diverse kleinschalige initiatieven.
    • · Ieder jaar zijn uitdaging. Dit is een nieuwe krachtlijn die we jaarlijks willen invullen in functie van de op dat moment geldende realiteit. Laat iedere hindernis een nieuwe springplank zijn, zou de H.Damiaan ons toefluisteren.

    Als specifiek actieprogramma 2010 wil ik de oprichting van een “rouwbegeleidingswerkgroep” aankondigen, waarbij de hoofdopdracht is, het begeleiden van de nabestaanden –indien zij dit wensen- in hun rouwproces, samen met het inhoudelijk bijdragen aan de rouw-eredienst. Op dit punt staan we momenteel nog niet zo ver als omliggende parochies, maar leggen we de lat direct hoger. We denken dat deze nieuw op te richten groep liefst minimaal een zestal leden zou tellen, momenteel hebben we reeds enkele mensen bereid gevonden hierbij actief te participeren, maar we zoeken toch nog enkele vrijwilligers, en ik doe hierbij een warme oproep naar geïnteresseerden – refererend naar de tweede lezing van vandaag, wees niet bang om je talenten voor dit nieuw parochiaal project in te zetten.
    Tevens betekent 2010 een wissel van de wacht wat de parochiaal contactpersoon betreft. We danken Mil die zich meerdere jaren voor meer dan 100% en met zijn gekende stempel in deze rol heeft ingeleefd. Onder impuls van Jules en de financiële ondersteuning van de VZW heeft Mil het pastorietje tot zijn project gemaakt en blijft dit een dankbaar aandenken. We zijn blij dat Guido deze taak op zich wil nemen en zullen hem als parochie en met het volledige PT steunen in deze opdracht. Zelf blijft Mil nog in enkele specifieke werkgroepen meewerkend lid, maar heeft hij tevens aanvaard om als parochiale ombudsman een luisterend oor te hebben binnen de parochie.Bedankt Mil, we komen hier binnenkort uitgebreider op terug.
    Vele aanliggende parochies benijden onze actieve Sint Paulus gemeenschap, en dit geeft ons een warm gevoel. Tevens moeten we ons realiseren dat dit enkel kan door een actieve inzet van velen, van eenieder. Het is onze opdracht om steeds voor voldoende instroom te blijven zorgen zodat voor eenieder de opdracht haalbaar en combineerbaar te houden. We zoeken dus nog steeds naar nieuwe enthousiastelingen op diverse fronten- voor en achter de schermen, zowel handen als geest…ik zou zeggen aarzel niet langer, voel je je aangesproken -meldt u – we rekenen op je!

    Rik Wyffels

    HERDERLIJKE BRIEF OM VOOR HET WEEKEINDE VAN 2-3 JANUARI 2010

    Broeders en zusters,
    Vandaag vieren we het feest van de Openbaring van de Heer. Drie wijzen uit het oosten kwamen bij het pasgeboren kind in de kribbe. Zij begroetten in Jezus het licht van de wereld. De drie wijzen waren op zoek, zoals wij, naar waarheid en goedheid. Ze schrokken niet terug voor een verre en lange tocht. Ze stapten zelfs tijdens de nacht en lieten zich leiden door een ster. Tot ze aankwamen waar ze het niet verwacht hadden. Ze kwamen bij een pasgeboren kind, bij twee eenvoudige ouders, in een schamele stal. Hun verwondering was groot. Kan een klein kind het licht van de wereld zijn? Kan God zo dichtbij komen? Laat God zich vinden onder eenvoudige mensen? Het verhaal zegt niet dat de drie wijzen het begrepen, wel dat ze knielden en het kind hun geschenken aanboden: goud, wierook en mirre. Na de wijzen uit het kerstverhaal is het onze beurt. Ook wij begroeten in Jezus het licht van de wereld, het licht op onze levensweg. Jezus blijft welkom onder ons, bij ons thuis en in onze gemeenschap. Rond hem vormen wij één grote familie. Heer Jezus, laat uw licht stralen over onze aarde, overal waar mensen op zoek zijn naar vrede en geborgenheid.
    Op 1 januari hebben we het nieuwe jaar feestelijk ingezet. We hebben elkaar een gelukkig 2010 toegewenst, voorspoed en gezondheid. Graag wil ik mij bij deze nieuwjaarswensen aansluiten. Toch zouden onze wensen niet volledig zijn, zonder aandacht voor wie het komende jaar somber tegemoet zien, om welke reden dan ook. Met onze wensen nemen we ook onze zorgen mee in het nieuwe jaar, om er samen het beste van te maken.
    Vandaag, zondag van de Openbaring van de Heer, is het één jaar dat ik tot nieuwe bisschop van Antwerpen werd gewijd. Met dankbaarheid denk ik terug aan de mooie liturgische viering in de kathedraal, aan de deelname van veel gelovigen uit alle hoeken van ons bisdom, aan de vele blijken van sympathie die ik mocht ontvangen. Als bisschop begin je niet zonder aarzeling en vragen. Hoe zal het eerste contact verlopen? Wat wordt mijn belangrijkste taak? Het is voor mij een intens en boeiend eerste jaar geworden. Ik heb veel pastores en medewerkers ontmoet, een aantal parochies en gemeenschappen bezocht, diverse diensten en bewegingen leren kennen. Al deze ontmoetingen verliepen in een sfeer van hartelijkheid en vertrouwen. Het is een boeiend bisdom dat ik leer kennen. Daarvoor ben ik oprecht dankbaar. Vooral dank ik u voor uw gebed voor ons bisdom en voor de bisschop. Alleen met Gods zegen kunnen we onze zending als christelijke gemeenschap aanhouden.
    In zijn homilie tijdens de bisschopswijding zegde de kardinaal: “Herders zijn de behoeders van de hoop, de bewaarders van het vertrouwen in de gemeenschappen. Hun hoop berust niet enkel op menselijke gronden zoals een zonnig karakter of een onverwoestbaar goed humeur. De hoop van de herders steunt op God en zijn beloften. En God is trouw. Hij is de ankerplaats in tijden van stormweer en het stuurvaste roer bij hoge zee”. Die woorden zijn in mij blijven naklinken. De bisschop is een behoeder van hoop, een bewaarder van vertrouwen. Als we kijken naar onszelf, gaan we twijfelen. Waar gaat onze kerkgemeenschap heen? Hoe kunnen we het Evangelie beleven en doorgeven? Dat zijn vandaag geen gemakkelijke vragen. Toch is er hoop, zolang we maar naar Jezus blijven kijken. Zijn woord daagt ons uit en het sterkt ons. Zijn omgang met zieken en zwakken is voor ons een voorbeeld. Zijn lijden en sterven geeft kracht, wanneer ook wij ons kruis moeten dragen. Zijn nabijheid schept verbondenheid en solidariteit, vooral in het vieren van de eucharistie. Ja, er is er hoop voor onze kerkgemeenschap, zolang we uitzien naar Jezus en rond Hem blijven samenkomen. Daar wil ik als bisschop toe bijdragen: dat onze kerkgemeenschap in Jezus haar Heer en Vriend mag blijven ontmoeten.
    Broeders en zusters, in 2009 herdachten we 450 jaar stichting van het bisdom Antwerpen. Binnen twee jaar, in 2012, zullen we 50 jaar herstichting van het bisdom Antwerpen vieren. Deze twee jubilea hebben we samengebracht in een driejarig project, onder het motto: “Kerk onder stroom. 4(50) jaar bisdom Antwerpen”. Het is een uitnodiging aan groepen en bewegingen, parochies en federaties, jongeren en ouderen om samen van wal te steken en het schip van de kerk in de vaart te houden. Als bisdom willen we blijven varen op een onderstroom van geloof, hoop en liefde. Ik dank allen die aan dit project hun medewerking willen verlenen.
    Broeders en zusters, ik bid dat Gods zegen u mag begeleiden elke dag van het nieuwe jaar. Verbonden in de Heer Jezus

    Johan Bonny
    Bisschop van Antwerpen

    HEILIGE FAMILIE

    In het tijdschrift met homiletische suggesties las ik het volgende opver de heilige familie waarvan wij u het feest vieren.
    Het gezin van Jozef en Maria: een “heilige” familie?
    Klinkt het bijvoeglijk naamwoord ‘heilig’ hier niet wat vreemd? Als je Lucas’ bericht onbevangen leest kun je er niet omheen: bepaald heilig ging het er niet aan toe op die bedevaart naar Jeruzalem. Van een twaalf­jarige jongen verwacht je niet dat hij zonder zijn ouders te verwittigen drie dagen blijft hangen in Jeruzalem. En je verwacht ook niet dat hij een bijna gevoelloos antwoord geeft aan zijn radeloze ouders wanneer hij teruggevonden wordt: “Wilt je dan niet dat ik in het huis van de Vader moest zijn?” Maria en Jozef zullen dolgelukkig geweest zijn dat ze hun Jezus teruggevonden hadden, maar tegelijkertijd zullen ze hem ook een pak slaag willen geven hebben. Heeft het overigens ook niet al te lang geduurd vooraleer Jozef en Maria met een zoekactie startten: twee a drie dagen! Zeker niet het verhaal van een “heilige” familie!
    Als ik dat las dacht ik onwillekeurig terug aan de ontroerende monoloog van Tine Ruysschaert over Cato de moeder van “onze Jef” de heilige Damiaan.
    wat mij zeer trof was het beeld dat zij schetste van de familie De Veuster. Geen heilige familie – een doodgewoon hard werkend gezin – waarvan de moeder reeds 2 kinderen had voor het huwelijk. De zoon die daarin opgroeide was koppig, ongehoorzaam en moeilijk te temmen.
    Zoals de familie uit Nazareth – zoals de familie de Veuster zo zijn er veel families die we allemaal kennen. Allesbehalve volmaakt, allesbehalve heilig. Het feest dat we vandaag vieren is niet de ophemeling van het ideale gezinnetje; waar het al eens waait en waar veel gebeurt dat vragen oproept en zorgen baart.
    In feite is dat een grote geruststelling. Geen vader of moeder die moet optornen tegen eigenzinnige pubers zal zich door het feest van vandaag bedreigd voelen; maar eerder gerust gesteld. Ook Jezus was blijkbaar geen gemakkelijk manneke. Misschien voelen ook de alleenstaande vaders of moeders zich hierdoor aangesproken. Iedereen die niet in een normale gezinssituatie leeft. Weduwen, mensen die door hun partner verlaten werden, ongewild kinderloze mensen, of mensen die niet de juiste levenspartner gevonden hebben. Als het gezin waaruit Jezus kwam al niet volmaakt was, dan kan er hoop zijn dat het eigen gehavend gezin er ook bij hoort.
    Maar waarom noemen we dan de familie van Nazareth de Heilige Familie?
    Met deze vraag komen we bij de kern van het feest. Kijk eens naar Jozef: die heeft moeten aanvaarden dat zijn verloofde in verwachting was voor zij samen woonden, terwijl hij die zwangerschap niet had verwacht!
    Moet je daarvoor al niet een beetje heilig zijn!
    Kijk ook eens naar Maria: haar onvoorwaardelijk ja-woord – het volgen van haar ongewone zoon – die haar dikwijls in een moeilijk parket bracht – tot en met zijn schandelijke dood!
    Mag zo iemand niet heilig genoemd worden.
    En dan Jezus zelf: hoe Hij van kleins-af verlangde te doen wat de Vader van Hem verwachtte. De wil van de Vader heeft Jezus trouw tot op het kruis volbracht.
    Het was een weg die gegaan werd door een doodgewone jongen, in een onooglijk vergeten nest in Palestina. Maar een levensweg die er in bestond hardnekkig te willen doen wat de Vader Hem had opgedragen.
    De kern van het verhaal is dus: “Niet mijn wil, maar Uw wil geschiede, Vader”.
    Elk volgens hun eigen roeping hebben Jozef, Maria en Jezus dat nagestreefd. Ze hebben de pijn en de vernederingen die er bij hoorden moedig gedragen. Ze hebben niet geklaagd; maar het als een normale situatie aangezien en deze zo geheiligd.
    Is ons eigen gezin dan toch ook een beetje “heilig”? Ik durf ja te zeggen indien ieder van ons; of we nu in een normale of gehavende gezinssituatie leven; toch innerlijk de blik richting hemel aanhouden. En in stilte en misschien met een bang en een klein hartje toch durven bidden: “Vader, niet mijn wil, maar Uw wil geschiede.
    Amen.

    Paula Van den Eynde

    3de ZONDAG VAN DE ADVENT

    Beste mensen, misschien herinneren sommigen onder ons zich nog de tijd van de donderpreken in de kerken, waarbij de priester van boven op zijn kansel vurige boodschappen over zijn schapen liet neerkomen. Deze tijd is al een hele poos voorbij. Toch worden we heden ten dage weer meer en meer overdonderd door voorspellers en zogenaamde helderzienden, die een hele hoop miserie en onheil over de mensheid zien neerkomen. En inderdaad leven we in een periode van politieke problemen, milieu, economische problemen en moreel verval, waarbij sommigen zich afvragen of het ergste nog moet komen. Er is veel onzekerheid, mensen zitten met hopen vragen, we weten niet wat er morgen of ons zal afkomen.
    Eigenlijk was dit ook zo in de tijd van Johannes de doper.
    En om een beter zicht te krijgen op het evangelie is het misschien interessant om eerst eens dieper in te gaan op die figuur van Johannes de doper. Hij is iemand die we allemaal wel kennen, ook dit evangelie is bij ons heel bekend. Maar je moet weten dat die Johannes niet echt een zacht gekookt eitje was. Hij stond bekend als zo’n donderprofeet, iemand die totaal geen blad voor de mond neemt. En men had niet alleen ontzag voor hem, maar vooral angst. Want als mensen naar hem toekwamen om zich te laten dopen, begon hij meestal met hen compleet de huid vol te schelden. “Denk maar niet dat jullie door het doopsel alleen zullen gered worden ! Adderengebroed zijn jullie ! Boosaardige mensen die door nijd en laster het geluk van anderen vergiftigen. Vreselijke rampen zullen over jullie neerkomen !” Enfin, je begrijpt, je zou voor minder bang worden.
    En toch, toch trekt Johannes de doper enorm veel mensen aan. En niet alleen gewone mensen. Ook de tollenaars en de Romeinse soldaten komen naar hem toe, mensen die in die tijd echt gehaat werden door de bevolking. De tollenaars stonden bekend als afpersers omdat ze de belastingen inden voor de Romeinse bezetter. En die soldaten maakten zich schuldig aan plunderingen en chantage, dit blijkbaar met de goedkeuring van hun leider Herodes.
    Maar al die mensen komen naar Johannes de doper en stellen hem dezelfde vraag: “Wat moeten wij doen ?”
    Je zou dan verwachten dat Johannes de doper, met zijn reputatie, keihard naar hen zou uithalen. Maar merkwaardig genoeg doet hij dit niet. Johannes veegt hen de mantel niet uit. Hij vraagt niet aan die doorwinterde woekeraars om hun smerig beroep op te geven. Hij vraagt ook niet aan de soldaten om een andere job te gaan zoeken. Hij vraagt ook niet aan ons dat we uitzonderlijke heldendaden zouden verrichten. Iedereen mag blijven doen wat hij doet.
    Maar, wat wordt er dan wel van ons verwacht? Aan de tollenaars vraagt Johannes dat ze niet méér belastingen zouden innen dan nodig. Aan de soldaten vraagt hij om niet meer te plunderen en tevreden te zijn met hun soldij. En aan ons …
    Aan ons wordt gevraagd dat wij, iedereen in zijn eigen directe omgeving, gewoon proberen goed te doen voor elkaar. Dit moeten geen spectaculaire gebeurtenissen zijn. We moeten ons hiervoor niet anders gaan kleden, er zijn geen uiterlijke verschillen met anderen. We moeten hiervoor ook niet in de pers of op TV verschijnen. Gewoon goed zijn voor en solidair met elkaar. Of zoals Johannes de doper zegt: “Wie dubbele kleding heeft, laat hij delen met wie niets heeft, en wie voedsel heeft, laat hij hetzelfde doen.” Beste mensen, als wij ons zo opstellen voor elkaar, mogen wij echt wel in blijde verwachting zijn van hij die doopt, niet met het water van de Jordaan, maar wel met de heilige geest.
    Amen.

    Henk Corluy.

    Scroll naar boven